Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBGEL:2017:6060 
 
Datum uitspraak:15-11-2017
Datum gepubliceerd:23-11-2017
Instantie:Rechtbank Gelderland
Zaaknummers:C/05/304133 HA ZA 16-307
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:De Gemeente heeft een aantal besluiten genomen, die zijn vernietigd door de bestuursrechter. Die besluiten moeten daarmee als onrechtmatig worden aangemerkt. De Gemeente heeft echter ook een aantal besluiten genomen, die niet zijn vernietigd en die als rechtmatig moeten worden aangemerkt. De betrokkenen vorderen schadevergoeding op te maken bij staat. Om tot een schadestaatprocedure te kunnen worden toegelaten, zullen zij aannemelijk moeten maken dat zij voor vergoeding in aanmerking komende schade hebben geleden. Dat moeten zij reeds in de voorafgaande aansprakelijkheidsprocedure doen. Onder meer moeten zij reageren op het beroep op verjaring van de Gemeente.
Trefwoorden:agrarisch
bedrijfswoning
bestemmingsplan
bouwvergunning
mestopslag
perceel
wettelijke rente
 
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/304133 / HA ZA 16-307


Vonnis van 15 november 2017


in de zaak van




1
[eisende partij],
wonende te [woonplaats], gemeente [woonplaats],
2. [eisende partij],
wonende te [woonplaats], gemeente [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. Ch. Samkalden te Amsterdam,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE OVERBETUWE,
zetelend te Elst, gemeente Overbetuwe,
gedaagde,
advocaat mr. B. Oudenaarden te Arnhem.


Partijen zullen hierna [eisende partij] c.s. en de Gemeente genoemd worden.




1De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:


het tussenvonnis van 5 oktober 2016


het proces-verbaal van comparitie van 22 december 2016 en de daarop volgende verwijzing naar de parkeerrol in verband met de opstart van een mediationtraject


het verzoek van de Gemeente van 26 september 2017 om terugplaatsing op de rol voor het wijzen van vonnis en het gelijktijdige verzoek van [eisende partij] c.s. om een conclusie van repliek te mogen nemen, welk laatste verzoek door de rolrechter is afgewezen.





1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.





2Het geschil en de beoordeling

2.1.

[eisende partij] c.s. vorderen een verklaring voor recht dat de Gemeente jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die zij als gevolg van deze onrechtmatige gedragingen hebben geleden en nog zullen lijden, waaronder begrepen de werkelijke proceskosten voor de huidige en de gevoerde procedures, welke schade nader is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding.



2.2.
De Gemeente bestrijdt de vorderingen.



2.3.
Beknopt samengevat gaat het om het volgende. [eisende partij] c.s. wonen sinds [jaar] aan de [straatnaam] te [woonplaats], gemeente [woonplaats], waar zij een agrarisch bedrijf voeren. Op het naastgelegen perceel aan de [straatnaam] was tot [jaar] eveneens een agrarisch bedrijf gevestigd. In dat jaar kocht de familie [X] een gedeelte van dat perceel en vroeg [X] een vergunning aan om de daar gelegen agrarische woning te verbouwen tot burgerwoning. Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente heeft [X] in 2002 die vergunning verleend, terwijl op dat perceel de bestemming ‘recreatieve doeleinden’ rustte. Dit heeft geleid tot een veelheid aan bestuursrechtelijke procedures op initiatief van enerzijds [eisende partij] c.s. en anderzijds [X].



2.4.
De bestuursrechter heeft in 2003 onherroepelijk vastgesteld dat de bouwvergunning in strijd kwam met het bestemmingsplan en de vergunning is vervolgens herroepen, maar daarna zijn nog vele uitspraken gevolgd omdat de Gemeente in de visie van [eisende partij] c.s. niet of niet voortvarend genoeg handhavend wilde optreden. Op dat punt zijn verschillende besluiten van de Gemeente door de bestuursrechter vernietigd, in het bijzonder de besluiten van 14 juni 2005, 13 juni 2006, 19 februari 2013 en 18 juni 2013, maar ook vele besluiten overeind gebleven, in het bijzonder de besluiten van 2 juli 2008, 7 oktober 2008, 9 december 2008, 21 januari 2009, 1 juni 2010, 21 december 2011 en 28 februari 2012. In de tussentijd werd ook het besluit van 21 april 2009 tot vaststelling van een bestemmingsplan, dat voorzag in het toekennen van een woonbestemming, door de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State vernietigd.
Uiteindelijk heeft [X] de woning in 2014 verlaten na een nader handhavingsbesluit van 10 september 2013, dat onherroepelijk werd bij een uitspraak van de Afdeling van 23 juli 2014. Het pand staat nu leeg.



2.5.
Anderzijds is er ook een probleem met de mestplaat van [eisende partij] c.s., waarvoor in 1987 vergunning werd verleend, maar die in 1988 in strijd met die vergunning werd uitgebreid. Die mestplaat is volgens [X] en de Gemeente te dicht bij het pand van [X] gesitueerd. [X] heeft de Gemeente verzocht om hiertegen handhavend op te treden en dit heeft de Gemeente gedaan bij besluit van 6 maart 2008 (welk besluit betrekking had op verschillende overtredingen en in beroep is geschorst door de Afdeling) en later bij handhavingsbesluiten van 23 april 2013 (gedeeltelijk herroepen) en 30 mei 2016.



2.6.
De Gemeente erkent dat met de vernietiging van een aantal van haar besluiten door de bestuursrechter de onrechtmatigheid daarvan in beginsel vast staat. In zoverre is de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar. Dit geldt echter alleen voor de vernietigde besluiten en niet voor de besluiten die overeind zijn gebleven en formele rechtskracht hebben gekregen. Die besluiten moeten in deze civiele procedure immers geacht worden rechtmatig te zijn. Het betreft in het bijzonder ook de in stand gebleven besluiten ten aanzien van de mestplaat van [eisende partij] c.s., die volgens de Gemeente ook al in de oude situatie, waarin het pand van [X] werd gebruikt als agrarische bedrijfswoning, te dichtbij lag. Mede hierom kan niet worden aangenomen dat sprake is, zoals [eisende partij] c.s. stellen, van een ‘voortdurende onrechtmatige daad’. Tevens faalt de stelling dat de Gemeente heeft gehandeld in strijd met artikel 8 EVRM en het Eerste Protocol. Het privé- en/of gezinsleven en het woonrecht van [eisende partij] c.s. zijn, anders dan het woonrecht van [X], nooit in geding geweest. Het ging wel mede om de bedrijfsexploitatie van [eisende partij] c.s., maar op dit punt was de Gemeente gerechtigd en zelfs verplicht om (op aandringen van [X]) handhavend op te treden in het algemeen belang en ter handhaving van de bestaande regelgeving.



2.7.
De gevorderde verklaring voor recht kan derhalve niet in brede zin worden toegewezen, maar zal moeten worden toegespitst op bepaalde, door [eisende partij] c.s. aan te wijzen, besluiten. Voorts zullen [eisende partij] c.s., om toegelaten te kunnen worden tot een schadestaatprocedure, tegenover het desbetreffende verweer van de Gemeente aannemelijk moeten maken dat en welke voor vergoeding in aanmerking komende schade zij ten gevolge van die besluiten hebben geleden en zullen lijden. Mede gelet op het feit dat er al zoveel gerechtelijke procedures tussen partijen zijn gevoerd, verlangt de rechtbank in het kader van artikel 612 Rv van [eisende partij] c.s. dat zij nu reeds in dit hoofdgeding nader onderbouwen en zoveel mogelijk concretiseren om welke schadecomponenten het gaat, aan welke besluiten die moeten worden toegeschreven en wat het oorzakelijk verband is. Daarbij dienen [eisende partij] c.s. ook nader in te gaan op het beroep van de Gemeente op de verjaring van artikel 3:310 BW. Verder zullen [eisende partij] c.s., voor zover zij het oog hebben op immateriële schade, nog moeten ingaan op de beperkingen van artikel 6:106 BW, waarop de Gemeente wijst. Dit geldt ook voor de beperkingen van de artikelen 237 t/m 239 Rv en 8:75 Awb ten aanzien van de proceskosten.



2.8.
Dit een en ander is op de comparitie onvoldoende aan bod gekomen, omdat toen langdurig en intensief is gesproken over een definitieve minnelijke regeling in lijn van een eerder voorstel van de Gemeente om geheel of gedeeltelijk op haar kosten een nieuwe veestal en mestopslag te realiseren. Dit heeft geleid tot een mediationtraject, dat helaas geen oplossing heeft gebracht. [eisende partij] c.s. hebben verzocht om een conclusie van repliek te mogen nemen om nader te reageren op de verweren van de Gemeente in haar conclusie van antwoord. Dit is door de rolrechter geweigerd, maar de rechtbank zal [eisende partij] c.s. nu alsnog de gelegenheid geven om een nadere conclusie te nemen, waarin zij op vorenstaande aandachtspunten kunnen ingaan. De Gemeente zal daarop mogen reageren bij een nadere antwoordconclusie.





3De beslissing
De rechtbank


3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 27 december 2017 voor het nemen van een nadere conclusie door [eisende partij] c.s. over hetgeen is vermeld onder 2.7. en 2.8, waarna de Gemeente op de rol van zes weken daarna een antwoordconclusie kan nemen,



3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2017.
Link naar deze uitspraak