Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBMNE:2019:3814 
 
Datum uitspraak:01-08-2019
Datum gepubliceerd:15-08-2019
Instantie:Rechtbank Midden-Nederland
Zaaknummers:UTR 19/2544 en UTR 19/257
Rechtsgebied:Omgevingsrecht
Indicatie:De bouw van zes mestsilo’s in het dorp Bant (gemeente Noordoostpolder) hoeft voorlopig niet gestopt te worden. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland vandaag besloten tijdens een voorlopige voorziening. Dat is een spoedprocedure in het bestuursrecht. Een bedrijf dat zich onder andere bezig houdt met het transport, opslaan en verwerken van meststoffen heeft van de gemeente Noordoostpolder een vergunning gekregen om zes mestsilo’s en een weegbrug voor vrachtwagens op een industrieterrein aan de rand van het dorp te bouwen. Omwonenden hebben bij de gemeente bezwaar gemaakt tegen deze vergunning. Zij willen dat zolang de bezwaarprocedure loopt er nog niet gebouwd wordt. Omwonenden van de toekomstige silo’s zijn bang voor stank- en geuroverlast en vrezen overlast van de 660 vrachtwagens die jaarlijks af- en aanrijden. Bij het verlenen van de vergunning heeft de gemeente gebruik gemaakt van een zogenoemde flitsvergunning. Daarbij krijgt een bedrijf dat de zaken op orde heeft snel een vergunning. Na het verlenen van de vergunning is het mestverwerkingsbedrijf direct begonnen met de bouw. De voorzieningenrechter wil niet op de stoel van de gemeentebestuur gaan zitten, de gemeente gaat immers over de bezwaarprocedure. In dit geval is er geen reden om de vergunning te schorsen, het belang van de vergunninghouder weegt in dit geval zwaarder dan het belang van de omwonenden. Bovendien zorgt de bouw niet voor onomkeerbare gevolgen. Mocht uiteindelijk blijken dat de vergunning toch niet voldoet aan de wet- en regelgeving dat moet het bedrijf de bouw terugdraaien. “Het is geen boom die gekapt wordt en nooit meer teruggeplaatst kan worden”, aldus de voorzieningenrechter tijdens de zitting. “Het bedrijf bouwt nu op eigen risico, met het mogelijke gevolg dat de werkzaamheden weer ongedaan gemaakt moeten worden.”
Trefwoorden:activiteitenbesluit
bestemmingsplan
meststoffen
omgevingsvergunning
perceel
 
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad

Bestuursrecht

zaaknummers: UTR 19/2544 en UTR 19/2573

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
1 augustus 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen


UTR 19/2544

1a. [verzoeker 1a] , te [woonplaats]
1b. [verzoeker 1b] , te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. H. Martens),


UTR 19/2573

2a. [verzoeker 2a.1] en [verzoeker 2a.2], te [woonplaats]
2b. [verzoeker 2b], te [woonplaats]
2c. [verzoeker 2c.1] en [verzoeker 2c.2], te [woonplaats]
2d. [verzoeker 2d.1] en [verzoeker 2d.2], te [woonplaats]
2e. [verzoeker 2e], te [woonplaats]
2f. [verzoeker 2f.1] en [verzoeker 2f.2], te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. R. Scholten),

hierna samen verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, verweerder
(gemachtigden: N.E.G.L. Christiaens, M. de Jong en K. de Jong).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij] B.V., vergunninghouder.




Procesverloop

Met het besluit van 18 juni 2019 (het besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 6 silo’s en een weegbrug aan [adres] in [woonplaats] (het perceel).

Verzoekers hebben tegen het besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2019. Verzoekers [verzoeker 2c.1] en [verzoeker 2f.1] zijn verschenen. Verzoekers hebben zich laten bijstaan en vertegenwoordigen door mr. R. Scholten, ook als waarnemer van mr. H. Martens. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar bestuurder [A] .

Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.




Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.




Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.

2. De spoedeisendheid van deze zaak ligt erin dat vergunninghouder met de bouw van de mestsilo’s is gestart. Verzoekers vrezen nadelige gevolgen van de volgens hen onrechtmatige besluitvorming.


3.1
Verzoekers hebben bij verweerder bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Het is aan verweerder om deze bezwaren te beoordelen en daarover een besluit te nemen. Verzoekers wonen allemaal in [woonplaats] . Verweerder moet beslissen over de belanghebbendheid van verzoekers in de bezwaarprocedure. Daarbij zijn de afstand tot het perceel en of verzoekers zicht hebben op het perceel van belang, omdat het hier gaat om de activiteit ‘bouwen’. Dit is nog de vraag, gelet op de bomen die tussen het perceel en verzoekers staan die dit zicht al dan niet belemmeren. Verzoekers betwisten vervolgens dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen de voorschriften van het bestemmingsplan past. Daarom moet verweerder bij de vraag of sprake is van belanghebbendheid ook betrekken of de potentiële ruimtelijke uitstraling van het bouwplan zodanig is dat verzoekers daardoor gevolgen van enige betekenis ondervinden. Daarbij zijn aspecten als de ligging van het perceel op een bedrijventerrein en de bestemming die het perceel op grond van het bestemmingsplan heeft van belang.



3.2
Ten aanzien van de inhoud van de bezwaren moet verweerder beoordelen of vergunninghouder wel of geen groothandel in meststoffen heeft. Dat is immers wat het bestemmingsplan toestaat. Daarbij is de vraag of het hier gaat om distributie van kunstmeststoffen voor het eigen bedrijf van vergunninghouder of om distributie aan haar afnemers. Het is van belang om mee te nemen wat het bewerken en mengen van de meststoffen precies inhoudt in relatie tot de melding die vergunninghouder op grond van het Activiteitenbesluit heeft gedaan. Daarvoor heeft verweerder wellicht informatie van vergunninghouder nodig om duidelijkheid te krijgen over de precieze bedrijfsactiviteiten op het perceel.



3.3
De voorzieningenrechter overweegt dat het in de eerste plaats aan verweerder is om op deze beide zaken in te gaan in de bezwaarprocedure. Het is de voorzieningenrechter niet op voorhand duidelijk dat verzoekers evident geen belanghebbenden zijn. Ook is het hem niet op voorhand duidelijk dat de vergunning evident onrechtmatig is verleend. De voorzieningenrechter blijft buiten deze discussie en gaat ten aanzien van deze punten niet op de stoel van verweerder zitten. Deze vragen zullen daarom in de bezwaarfase moeten worden beantwoord.



4.1
De voorzieningenrechter zal daarom zijn oordeel beperken tot het wegen van de belangen van partijen in deze spoedprocedure. Daarbij worden de belangen van verzoekers die pleiten vóór het schorsen van het bouwen van de zes silo’s afgewogen tegen de belangen van vergunninghouder om met de bouw van de silo’s door te kunnen gaan.



4.2
De voorzieningenrechter overweegt in dit kader dat hij moet kijken naar de eindsituatie als de silo’s zijn gebouwd. Het eventuele afbreken van de silo’s moet hij buiten beschouwing laten. Ook de situatie van de bouw van de silo’s telt niet mee. De voorzieningenrechter overweegt dat de eindsituatie niet onomkeerbaar is. De silo’s kunnen immers weer worden afgebroken. Op de zitting heeft vergunninghouder toegelicht wat zijn belang is. Zijn bedrijfsbelang is erin gelegen dat de bouw van de silo’s door moet gaan, zodat hij in het voorjaar van 2020 de hierin opgeslagen meststoffen aan zijn afnemers kan leveren. Vergunninghouder is zich ervan bewust dat het voor zijn eigen rekening en risico komt als hij de silo’s weer moet afbreken. Het belang van verzoekers is om niet tijdens de bezwaarprocedure tegen de silo’s aan te kijken en overlast te ervaren die het eventuele weer afbreken van de silo’s met zich meebrengt.



4.3
Alles afwegend weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het (bedrijfs) belang van vergunninghouder om door te kunnen gaan met de bouw van de silo’s op het perceel nu zwaarder dan de belangen van verzoekers om de bouw te schorsen.

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af. Dit betekent dat de bouw van de mestsilo’s door kan gaan tijdens de bezwaarprocedure. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.



Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Knoop, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
1 augustus 2019.





griffier voorzieningenrechter


Afschrift verzonden aan partijen op:





Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Link naar deze uitspraak