Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:OGEAA:2019:477 
 
Datum uitspraak:18-06-2019
Datum gepubliceerd:15-08-2019
Instantie:Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummers:AUA201801897
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:EJ. Arbeidscontractant.
Trefwoorden:arbeidsovereenkomst
burgerlijk wetboek
 
Uitspraak
Beschikking van 18 juni 2019
E.J. no. AUA201801897.


GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA


BESCHIKKING
in de zaak van:



[Verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster, hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,

tegen:

de publiekrechtelijke rechtspersoon

HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
verweerster, hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: de advocaat mr. M.P. Jansen (DWJZ).





1DE PROCEDURE


1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 28 juni 2018;
- de faxbrief met producties van [verzoekster], ingediend op 22 maart 2019;
- de pleitaantekeningen van partijen;
- de behandeling ter zitting van 26 maart 2019, waarbij zijn verschenen [verzoekster] in persoon bijgestaan door haar gemachtigde en het Land bij haar gemachtigde voornoemd.



1.2
Vervolgens is de datum voor de beschikking nader bepaald op heden.





2DE VASTSTAANDE FEITEN


2.1 [
verzoekster] was op basis van een ongedateerde privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst (hierna: de arbeidsovereenkomst) met ingang van 15 april 2013 bij het Land in dienst getreden in de functie van manager Multifunctionele Accommodatie San Nicolas. In de arbeidsovereenkomst staat opgenomen dat op grond van artikel 1613y lid 2 BW de bepalingen van de vijfde afdeling van de Zevende titel A van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn, tenzij deze bepalingen uitdrukkelijk in de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn verklaard.



2.2 [
verzoekster] was op basis van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst (hierna: de arbeidsovereenkomst) van 19 maart 2014 met ingang van 1 november 2013 bij het Land in dienst getreden in de functie van manager Multifunctionele Accommodatie San Nicolas voor de duur van de regeerperiode van het Kabinet Mike Eman II. In de arbeidsovereenkomst staat opgenomen dat op grond van artikel 1613y lid 2 BW de bepalingen van de vijfde afdeling van de Zevende titel A van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn, tenzij deze bepalingen uitdrukkelijk in de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn verklaard.



2.3
Bij brief van 2 september 2015 heeft de Minister van Algemene Zaken, Wetenschap, Innovatie en Duurzame Ontwikkeling aan [verzoekster] bericht dat zij, tot uiterlijk zes maanden voorafgaand aan de vermoedelijke opleverdatum van MFA San Nicolas, gedetacheerd wordt naar het bureau Traimerdia.



2.4
In een e-mailbericht 15 september 2017 van de heer John Wever, personeelsfunctionaris van de Directie Recurso Humano (hierna: DRH), aan [verzoekster] staat, voor zover van belang:
“Door middel van het telefonisch gesprek dia 14 september 2017 mi kier a leg vast cu mi a informa senjora cu bij benoeming in vaste dienst lo schaal senjora [verzoekster] in Conform BRA (Bezoldigingsregeling Aruba 1986).”



2.5
Op 22 september 2017 hebben de algemene verkiezingen plaatsgevonden in Aruba. De regeringspartij heeft daarbij haar absolute meerderheid in de Staten kwijtgeraakt.



2.6
Bij brief van 19 oktober 2017 heeft mw. Miranda Bareño, de coördinator van het Bureau Traimerdia, verklaard dat [verzoekster] van 10 augustus 2015 tot en met 16 juli 2017 als leidinggevende bij Nos Atardi op de locatie EPB San Nicolas werkzaam is geweest bij Bureau Traimerdia.



2.7
Op 17 november 2017 is het kabinet Eman II afgetreden en is het kabinet Wever-Croes I aangetreden. [verzoekster] heeft na de aftreding nog enige tijd gewerkt.



2.8
Bij brief van 27 december 2017 heeft het Land aan [verzoekster] bericht, voor zover hier van belang:
“Onderwerp: opzegging dienstverband

U had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met het Land. Deze is aangegaan voor de duur van de regeerperiode van het Kabinet Eman II en verliep van rechtswege op 31 oktober 2017.


In de vergadering van de ministerraad 22 augustus 2017 is besloten om u een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden of om u in tijdelijke dienst te benoemen. Deze beslissing is genomen tijdens de periode van het afscheidsbeleid, dan wel de demissionaire periode van het Kabinet Eman II. Een dergelijk besluit is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, daar het afgetreden kabinet het nieuwe kabinet niet voor een voldongen feit mag plaatsen.


Om een transparante transitieperiode te waarborgen zijn de rechtspositionele beslissingen die genomen zijn tijdens de periode van afscheidsbeleid en de demissionaire periode van het Kabinet Eman II aan het Kabinet Wever-Croes voorgelegd. In afwachting van een beslissing van het Kabinet Wever-Croes bent u na 31 oktober 2017 opnieuw op de payroll opgevoerd.


In de vergadering van de ministerraad van 6 december 2017 is besloten tot intrekking van de beslissing van de ministerraad van 22 augustus 2017. Op grond van het bovenstaande wordt u bericht dat de beslissing van de ministerraad van 22 augustus 2017 ingetrokken is waardoor deze niet uitgevoerd wordt.


Uw dienstverband wordt, met inachtneming van één maand opzegtermijn, ingaande 31 december 2017 opgezegd en derhalve definitief eindigend op 31 januari 2018”.





3HET VERZOEK EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN


3.1 [
verzoekster] verzoekt het gerecht – uitvoerbaar bij voorraad – voor recht te verklaren dat het door het Land gegeven ontslag kennelijk onredelijk is, alsmede het Land te veroordelen tot wedertewerkstelling en het loon vanaf februari 2018 te betalen zolang het dienstverband rechtsgeldig bestaat, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van het Land in de proceskosten.



3.2 [
verzoekster] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Volgens [verzoekster] is zij in vaste dienst van het Land hangende haar benoeming tot ambtenaar. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [verzoekster] naar het e-mailbericht van 15 september 2017 van DRH. Zoals gebruikelijk neemt het enige tijd voordat het aanstellingstraject is afgerond en dat de functie is geformaliseerd. Om deze redenen had het Land de dienstbetrekking met [verzoekster] niet mogen opzeggen en is de opzegging kennelijk onredelijk geschiedt.



3.3
Het Land voert verweer en brengt het volgende naar voren. Het Land betwist dat [verzoekster] in vaste dienst van het Land was hangende haar benoeming tot ambtenaar. Volgens het Land was [verzoekster] op basis van een arbeidsovereenkomst gedurende de regeerperiode van het Kabinet Eman II laatstelijk bij haar in dienst en is de arbeidsovereenkomst niet door middel van een opzegging, maar door verloop van tijd van rechtswege op 17 november 2017 tot een einde gekomen. Alleen uit coulance is het salaris van [verzoekster] doorbetaald tot 31 januari 2018. Voorts stelt het Land dat de beslissing van de ministerraad van 22 augustus 2017 om [verzoekster] te benoemen als ambtenaar, vlak voor de verkiezingen is genomen. Volgens haar had een besluit van de nieuwe regering afgewacht moeten worden.





4DE BEOORDELING


4.1
Voorop staat dat partijen gedurende het Kabinet Mike Eman II een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht zijn aangegaan en dat de bepalingen van de vijfde afdeling van de Zevende titel A van het Burgerlijk Wetboek op grond van artikel 1613y lid 2 BW in beginsel niet van toepassing zijn.



4.2
Verder staat vast dat [verzoekster] niet benoemd is als ambtenaar, nu het vereiste ondertekende Landsbesluit daartoe ontbreekt. In de onderhavige procedure kan niet worden vastgesteld of onder bijzondere omstandigheden een aanstellingsbesluit van [verzoekster] als ambtenaar tot stand is gekomen. De civiele rechter is immers niet bevoegd een oordeel te geven over de ambtelijke status van [verzoekster].



4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtswege eindigde op 17 november 2017. Onbetwist staat echter vast dat [verzoekster] haar werkzaamheden na 17 november 2017 enige tijd heeft voortgezet voor het Land. Niet gebleken is dat zij dat tegen de instructies van haar leidinggevende heeft gedaan. Nu gelet op het voorgaande niet valt in te zien op welke rechtsgrond [verzoekster] haar werkzaamheden anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst heeft verricht, moet er, anders dan het Land stelt, van worden uitgegaan dat [verzoekster] de werkzaamheden na 17 november 2018 heeft verricht op grond van een (al dan niet stilzwijgend) verlengde arbeidsovereenkomst.



4.4
Het verweer van het Land dat deze arbeidsovereenkomst nietig is, wordt verworpen. Gesteld noch gebleken is op grond waarvan de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] in strijd zou zijn met de openbare orde of dat het Land [verzoekster] snel aan een baan wilde helpen voor de regeringswisseling. De ministerraadbeslissing van 22 augustus 2017 was nog van voor de verkiezingen op 22 september 2017.



4.5
Getoetst moet dus worden of de opzegging van 27 december 2017 de rechterlijke toets kan doorstaan.



4.6
De voorwaarden om een duurovereenkomst op te zeggen, worden bepaald door de inhoud daarvan en door de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Indien wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Op grond van art. 6:248 lid 1 BW kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Die eisen kunnen voorts in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. Ook als de wet of een duurovereenkomst wel voorziet in een regeling van de opzegging, kunnen, indien de wet en hetgeen tussen partijen is overeengekomen daarvoor ruimte laten, de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval op grond van art. 6:248 lid 1 BW meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen gesteld worden. Een beroep op een uit de wet of een overeenkomst voortvloeiende bevoegdheid om de overeenkomst op te zeggen kan ten slotte op grond van art. 6:248 lid 2 BW onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.



4.7
Het Land is bij haar (rechts)handelen gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ook als op de arbeidsovereenkomst, zoals in dit geval, ingevolge artikel 7A:1613y BW de zevende titel A van boek 7A toepassing mist, komt bij de invulling van dat waartoe het Land op grond van de redelijkheid en billijkheid in het licht van de opzegging gehouden is, betekenis toe aan de omstandigheid dat het Land zich ook op grond van de algemene norm als goed werkgever heeft te gedragen en in dat verband komt aan de vijfde afdeling van de zevende titel A van boek 7A wel enige reflexwerking toe.



4.8
De onderhavige zaak kenmerkt zich hierdoor dat tussen [verzoekster] en het Land sinds 15 april 2013 sprake is van een arbeidsrelatie. [verzoekster] is inmiddels 57 jaar. Omtrent de kansen van [verzoekster] op de arbeidsmarkt heeft het Land zich niet uitgelaten. Met die omstandigheid heeft zij dus bij de belangenafweging die van haar als goed werkgever en als overheid mag worden verlangd niet kenbaar rekening gehouden. De stelling van het Land dat [verzoekster] wordt ontslagen omdat zij haar arbeidsovereenkomst aan afscheidsbeleid te danken heeft en daarmee aan handelen in strijd met de openbare orde, is bovendien diffamerend. Het heeft er dan ook de schijn van dat [verzoekster] alleen is ontslagen omdat zij ooit door het kabinet Eman II in dienst is genomen. De opzegging gaat bovendien niet gepaard met een aanbod tot (schade)vergoeding. Daardoor voldoet de opzegging niet aan de maatstaven van redelijkheid en billijkheid; zij is onaanvaardbaar.



4.9
Dat laat onverlet dat het van algemene bekendheid is dat het Land moet bezuinigen waarbij door derden, zoals bijvoorbeeld het Caft, met name en herhaaldelijk aandacht is gevraagd voor de loonkosten waarmee het Land zich geconfronteerd ziet. Bovendien moet ermee rekening gehouden worden dat het Land haar eigen personeelsbeleid moet kunnen voeren en de rechter dat slechts terughoudend moet toetsen. Er is dan ook geen sprake van een nietig ontslag zoals bij opzegging van arbeidsovereenkomsten zonder toestemming van de Directeur Arbeid en Onderzoek in de private sector, nu de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten niet van toepassing is op de onderhavige arbeidsverhouding. Het gerecht ziet daarom aanleiding om aan te sluiten bij het (op zichzelf niet toepasselijke) bepaalde in de artikelen 7A:1615s en 1615t BW omtrent het kennelijk onredelijk ontslag.



4.10
Rekening houdend met de omstandigheid dat het voor [verzoekster] evident was dat haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was – de einddatum stond namelijk op haar salarisstrook – en gezien haar leeftijd, zal het gerecht het Land gelasten de dienstbetrekking te herstellen met bepaling dat de verplichting tot herstel vervalt als een vergoeding van een bedrag gelijk aan circa 2 maanden loon wordt betaald. Het gerecht zal de vergoeding vaststellen op Afl. 11.500,- (bruto).



4.11
Het Land zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten gevallen aan de zijde van [verzoekster].


5.
DE BESLISSING


Het gerecht:

- beveelt het Land de dienstbetrekking met [verzoekster] te herstellen met ingang van 1 februari 2018;


VERDER, VOOR ZOVER HET LAND DE DIENSTBETREKKING MET [VERZOEKSTER] NIET HERSTELT:


- kent aan [verzoekster] een vergoeding toe ten laste van het Land van Afl. 11.500,- (bruto);

- veroordeelt het Land in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,- aan griffierechten en Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris (2 punten van het liquidatietarief 5);

- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst het meer of anders gevorderde af.

Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 juni 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.
Link naar deze uitspraak