Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:GHARL:2019:10562 
 
Datum uitspraak:10-12-2019
Datum gepubliceerd:13-12-2019
Instantie:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Zaaknummers:200.232.043
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Tekortkoming in de nakoming
Trefwoorden:meststoffen
wettelijke rente
 
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN


locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.232.043/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 4801273 \ CV EXPL 16-2119)


arrest van 10 december 2019


in de zaak van


Groendak B.V.,
gevestigd te Scherpenzeel ,
appellante in het principaal hoger beroep, geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Groendak ,
advocaat: thans mr. R.G.F. Lammers, kantoorhoudend te Oss, voorheen mr. B.W.P.M. van Orsouw, kantoorhoudend te Oss,

tegen




1 [geïntimeerde 1] ,
2. [geïntimeerde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep, appellanten in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk aan te duiden als: [geïntimeerden],
advocaat: thans mr. M.B. Bollen, kantoorhoudend te Almelo, voorheen mr. L. Bezoen, kantoorhoudend te Enschede, daarvoor mr. M.B. Bollen, kantoorhoudend te Enschede.





1Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Ter uitvoering van het tussenarrest van 6 maart 2018 heeft op 3 april 2018 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt, dat tot de processtukken behoort. De ter gelegenheid van deze comparitie door Groendak (bij brief van 14 maart 2018) in het geding gebrachte producties behoren eveneens tot de processtukken.


1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- de memorie van grieven, met productie;
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.



1.3.
Vervolgens heeft Groendak de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.






2De vaststaande feiten


2.1.
Groendak heeft op basis van haar offerte/opdrachtbevestiging van 26 september
2012 in opdracht en voor rekening van [geïntimeerden] een sedumdak aangebracht op de woning van [geïntimeerden] te [woonplaats] (hierna: de woning).
Groendak heeft voor haar werkzaamheden een bedrag groot € 5.893,91 inclusief btw aan [geïntimeerden] gefactureerd. Dit bedrag is door [geïntimeerden] aan Groendak betaald.



2.2.
Eveneens in opdracht en voor rekening van [geïntimeerden] heeft de aannemer van [geïntimeerden] door een dakdekker werkzaamheden aan de dakconstructie van de woning, bestaande uit het aanbrengen van afschuifprofielen, laten uitvoeren voor een bedrag van
€ 3.839,33 inclusief btw.



2.3.
De woning met sedumdak is aan [geïntimeerden] opgeleverd op 22 maart 2013.



2.4.
Bij e-mailbericht van 1 juli 2013 hebben [geïntimeerden] aan Groendak hun tevredenheid over het sedumdak uitgesproken. In deze e-mail hebben [geïntimeerden] onder meer te kennen gegeven: “(…) Misschien wel leuk om een paar foto’s van ons sedumdak te krijgen. Het groeit en bloeit geweldig. (…)”.



2.5.
Op 18 oktober 2013 is door Groendak onderhoud aan het sedumdak van [geïntimeerden] uitgevoerd. Groendak heeft [geïntimeerden] daarvoor een bedrag groot € 171,49 inclusief btw gefactureerd. Dit bedrag is door [geïntimeerden] aan Groendak betaald.



2.6.
Bij e-mailbericht van 8 juli 2014 heeft Groendak aan [geïntimeerden] , voor zover relevant, medegedeeld: “Zoals gisteren telefonisch besproken ben ik bij u langs geweest. (…)

Een positief aspect is dat er redelijk wat bloei in het dak is. Een duidelijk verschil is wel te zien tussen de noord kant en de zuidkant. De kale plekken in de zuidkant kan ik niet helemaal verklaren. De beplanting lijkt een tekort aan voeding óf water te hebben. (…)


Om de kale plekken op te vullen is de beste optie sedum scheuten te strooien in combinatie met extra substraat. Daarnaast kan het hele dak wel wat groendakvoer gebruiken en water. (…) U gaf aan dat u watergeeft, wellicht is dit makkelijker als u een sproeislang op het dak kunt aansluiten, dan krijgt het hele dak gelijkmatig water. (…)


Zou u me kunnen laten weten wat u van deze adviezen vind en welke maatregelen u zou willen treffen. (…)”.




2.7.
Op 24 juli 2014 is door Groendak onderhoud aan het sedumdak uitgevoerd. Daarbij is een nevelslang op het dak gemonteerd. Ook is er een net geplaatst om vogels te weerhouden van het kaalplukken van het dak. Groendak heeft [geïntimeerden] daarvoor een bedrag groot € 193,62 inclusief btw gefactureerd. Dit bedrag is door [geïntimeerden] aan Groendak betaald.



2.8.
Bij e-mailbericht van 10 oktober 2014 heeft Groendak aan [geïntimeerden] , voor zover relevant, laten weten: “(…) Aankomende periode is een geschikt moment voor onderhoud, om u tegemoet te komen willen we graag dit najaar nog een werkbezoek brengen aan uw groendak .

We kunnen dan extra beplanting aanbrengen over het gehele dak verspreid, ook zullen we dan sedumscheuten strooien en de watergeefslang met de gaatjes naar beneden leggen. (…)


Deze extra beurt in oktober valt wel nog onze service omdat we graag zien dat u tevreden bent de beplanting.


U bent geduldig met beplanting, helaas groeit sedum niet snel en op uw dak overleeft hij wel, er ontstaat ook een minimale vorm van bloei wat tekenen zijn dat de beplanting zich wel hersteld. Dit herstel duurt echter langzamer als verwacht (…). De stijgende lijn is voorzichtig ingezet en met toevoeging van jonge beplanting en meststoffen geven we het dak de optimale mogelijkheden om dat herstel verder door te zetten.


We hopen dat u zich kan vinden in ons voorstel en we aankomende oktober een onderhoudsbeurt mogen uitvoeren. (…)”.




2.9.
Bij e-mailbericht van 20 oktober 2014 hebben [geïntimeerden] aan Groendak onder meer medegedeeld: “(…) Als ik het nu goed begrijp dan is het voorstel om extra beplanting aan te brengen en vaker onderhoud te doen. Ik denk dat extra beplanting aanbrengen op zich goed is maar het moet wel goed vast gezet worden en ik denk dat het dak wel 100% dichtgezet moet worden. Ik zie in het voorstel niet veel verschil met regulier onderhoud en dat helpt onvoldoende want dat laat ik al de hele tijd doen (plantjes, extra voeding e.d.). Er worden nu weer planten uitgetrokken en er blijven gaten zitten tussen de beplanting (…). Zoals ik ook al eerder heb aangegeven helpt het strooien van scheuten niet voldoende; die liggen allemaal weer in de goot of op de straat (of worden door de vogels meegenomen) (…). (…) Ik wil ook graag weten wat er gedaan wordt met het gaas want dat is nu deels aan het ingroeien en eerlijk gezegd vind ik het er niet uit zien (…).

De waterslang vind ik niet zoveel bijdragen en, zoals ook eerder gezegd, wil ik dergelijke dingen niet op het dak hebben, maar als jij denkt dat het helpt dan wil ik dat er wel oplaten; en dan inderdaad omgedraaid; ook daarbij mijn vraag hoe we dit er weer af gaan krijgen.


(…) ik wil een tegenvoorstel doen want ik vind wel dat er, los van jullie aandacht en service, een dak is geleverd wat niet aan de verwachtingen heeft voldaan (dak is nog niet dicht geweest na aanleg van bijna 2 jaar geleden, soorten verdwijnen snel, geen bloei in het dak behalve 1e jaar een beetje, vogels halen de planten eruit, voeding en onderhoud leidt niet tot stabiele voortgang) waarbij ik ook weer wil opmerken dat we destijds zijn voorgelicht door Groendak en we juist voor jullie hebben gekozen vanwege een aantal zaken die nu de knelpunten blijken te zijn. De knelpunten die ik noem zijn toen ook uitgebreid besproken en zijn allemaal weerlegd; de praktijk is nu anders, en niet een klein beetje. Zoals je weet ben ik me zeer bewust dat we een levend product hebben wat een niet te voorspellen variatie kan vertonen, maar hier zitten we nog ver van wat we mochten verwachten af.


Ik wil graag het volgende tegenvoorstel doen:


- sedumplantjes worden op het dak vastgezet c.q. matten opnieuw gelegd, (…) waarbij het dak 100% beplant wordt: het moet nu echt dicht in het voorjaar, anders blijven we in deze cirkel zitten. (…)


- de beplanting gaat voldoen aan de 9 soorten, zoals bij de start/aanleg van het dak is besteld.


- het gaas wordt van het dak gehaald en netter/beter gepositioneerd (…)


- de waterslang eraf of omgedraaid


- normaal onderhoud plegen: voeding en onkruid verwijderen (zoals in de normale onderhoudsbeurt).


Graag verneem ik deze week van je (…).”




2.10.
Ondanks verdere (e-mail)correspondentie tussen (de toenmalige gemachtigden van) partijen en ingebrekestelling en sommatie zijdens [geïntimeerden] zijn partijen niet tot een oplossing gekomen. Bij brief van 24 april 2015 heeft de toenmalige gemachtigde van [geïntimeerden] aan Groendak te kennen gegeven de overeenkomst te ontbinden. Bij diezelfde brief heeft de toenmalige gemachtigde van [geïntimeerden] jegens Groendak bovendien aanspraak gemaakt op “ongedaan making van de reeds ontvangen prestaties en tevens op de schade als gevolg van de ontbinding.”



2.11.
In opdracht van [geïntimeerden] heeft Bureau Groenadvies (hierna: BGA) te Amersfoort op 13 juli 2015 het sedumdak onderzocht. BGA heeft haar bevindingen vastgelegd in een rapport van 22 juli 2015. In het rapport staat onder meer vermeld:

“(…) 8
Samenvattende conclusi
e


Er zijn diverse kanttekeningen geplaatst op het de techniek van het toegepaste dakbegroeiingssysteem. Door een aantal karakteristieke eigenschappen van het systeem, zoals een beschermdoek met weinig waterbuffering, een te geringe substraatlaag, minder geschikte vegetatiemat en de eigenschappen van de rasterplaat, is de waterhuishouding van het dakbegroeiingssysteem niet in orde. Water wordt slecht opgenomen door het systeem, het kan zich moeilijk spreiden door het systeem, blijft vooral aan de oppervlakte van het systeem. De totale waterbergingscapaciteit en daarmee de beschikbaarheid van water voor de beplanting is te gering. Door de kokosinlage in de vegetatiemat blijft de beplanting oppervlakkig wortelen, dit vergroot de kwetsbaarheid van de beplanting voor uitdroging. Er is geen sprake van duurzame groei. Uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden hebben niet tot een beter resultaat geleid. Er is een opmerking geplaatst over de mate van nazorg en onderhoud, BGA meent dat de frequentie hoger had gemoeten. De bij onderhoud toegediende vloeibare bemestingsvorm is niet geschikt voor de wijze waarop het is toegepast, meststoffen worden slechts beperkt opgenomen door beplanting en de rest spoelt uit het systeem. Door Ondernemer is geprobeerd een irrigatiesysteem aan te brengen, dit is mislukt. Opdrachtgever heeft gedurende de eerste 2 groeiseizoenen zelf bijna dagelijks handmatig watergegeven. Desondanks is het resultaat niet verbeterd.


Op basis van waarnemingen op het dak en naslagwerk in richtlijnen en productomschrijvingen constateren wij het volgende:


Zowel technische opbouw van het systeem als het beeld van de dakbegroeiing voldoen niet aan de gestelde eisen in de SBR Dakbegroeiingsrichtlijn 2006. De oorzaken hiervan in acht nemend moeten er rigoureuze en ingrijpende maatregelen genomen worden om de situatie te verbeteren. Wij achten het niet reëel te verwachten dat deze situatie met reguliere/aanvullende onderhoudswerkzaamheden op te lossen is, er moeten structurele verbeteringen gedaan worden in de opbouw van het systeem. Diverse uitvoeringsdetails kunnen potentieel schade aan gebouw(delen) opleveren, met name waterschade. Een zorgwekkend probleem is het grind in de dakgoot; door het potentiële gevaar op persoonlijk letsel (vallende grinddelen) moet dit per direct aangepast worden.


9
Technisch advies oplossinge
n


Voor een gegarandeerd en technisch optimaal eindresultaat is het aan te raden om het volledige


groendaksysteem opnieuw aan te brengen met diverse verbeteringen. Om kosten te besparen kan hergebruik van sommige reeds aanwezige materialen een optie zijn, mits aantoonbaar gemaakt wordt dat nodige aanpassingen gedaan worden ter verbetering van het systeem. (…)”.






3Het geschil en de beslissing in eerste aanleg


3.1.

[geïntimeerden] hebben in eerste aanleg, samengevat, gevorderd primair te verklaren voor recht dat bij brief van 24 april 2015 de overeenkomst tussen partijen op die datum is ontbonden en subsidiair de overeenkomst te ontbinden met ingang van de datum van het te wijzen vonnis. Voorts hebben zij zowel primair als subsidiair gevorderd om Groendak te veroordelen tot betaling van € 19.817,16 aan herstelkosten, € 242,00 aan herberekening constructiekosten, € 725,00 aan expertisekosten, € 365,11 aan onderhoudskosten en € 634,74 aan buitengerechtelijke kosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente. Een en ander zowel primair als subsidiair met veroordeling van Groendak in de proceskosten met btw.



3.2.
Groendak heeft verweer gevoerd.



3.3.
Bij bestreden tussenvonnis van 6 april 2016 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen bepaald.



3.4.
Bij bestreden tussenvonnis van 31 augustus 2016 heeft de kantonrechter, voor zover thans relevant, overwogen dat uit het over en weer gestelde valt af te leiden dat partijen het erover eens zijn dat het sedumdak gebreken vertoont, maar dat zij van mening verschillen over de ernst daarvan. De kantonrechter heeft voorts overwogen behoefte te hebben aan een deskundigenbericht en heeft, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de te benoemen deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen.



3.5.
Bij bestreden tussenvonnis van 1 februari 2017 heeft de kantonrechter een deskundigenonderzoek door de heer ir. Brummel, verbonden aan Bouwcentrum Advies te Rotterdam, gelast, onder bepaling dat [geïntimeerden] het voorschot op de kosten van de deskundige dienen te betalen. De deskundige heeft vervolgens op 7 juni 2017 zijn rapport uitgebracht.



3.6.
Bij bestreden beschikking van 7 juni 2017 heeft de kantonrechter de kosten van de
deskundige begroot.



3.7.
Bij bestreden eindvonnis van 1 november 2017 heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat bij brief van 24 april 2015 de overeenkomst tussen partijen op die datum is ontbonden. Verder heeft de kantonrechter Groendak veroordeeld om aan [geïntimeerden] te betalen € 9.662,00 voor herstelkosten, € 725,00 voor expertisekosten en € 634,74 voor buitengerechtelijke kosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2016 tot de dag van voldoening. Een en ander met veroordeling van Groendak in de proceskosten, voor zover van toepassing inclusief btw.





4De motivering van de beslissing in hoger beroep


In principaal en in incidenteel hoger beroep



4.1.
Groendak heeft in principaal hoger beroep, onder aanvoering van vier grieven, gevorderd de bestreden vonnissen en de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw recht doende, de vorderingen van [geïntimeerden] alsnog af te wijzen en aan hen te ontzeggen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedures in beide instanties.



4.2.

[geïntimeerden] hebben de grieven bestreden en incidenteel hoger beroep ingesteld. Zij hebben, onder aanvoering van één grief, gevorderd het bestreden eindvonnis van 1 november 2017 te vernietigen voor zover Groendak daarbij is veroordeeld tot betaling van € 9.662,00 voor herstelkosten en Groendak te veroordelen om aan schade aan [geïntimeerden] te voldoen een bedrag groot € 17.014,21, met veroordeling van Groendak in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente.



4.3.
Groendak heeft de grief in het incidenteel hoger beroep bestreden.


In principaal hoger beroep




4.4.
Het hof stelt allereerst vast dat tegen het tussenvonnis van 6 april 2016, waarbij uitsluitend een comparitie werd gelast, geen hogere voorziening openstaat (artikel 131 Rv) en dat Groendak tegen de tussenvonnissen van 31 augustus 2016 en 1 februari 2017 alsook tegen de beschikking van 7 juni 2017 geen grieven heeft gericht. Groendak zal in haar hoger beroep tegen die vonnissen en die beschikking daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.



4.5.
Met grief I beroept Groendak zich op de klachtplicht als bedoeld in artikel 6:89 BW. In grief II klaagt Groendak , kort gezegd, dat de kantonrechter de conclusie dat sprake is van gebreken aan het sedumdak en de argumentatie daarvoor uit het rapport van de door de kantonrechter benoemde deskundige heeft overgenomen, zonder er acht op te slaan dat deze deskundige niet is ingegaan op diverse weerleggingen van de zijde van Groendak .



4.6.
Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.



4.7.
Groendak stelt dat het sedumdak op 22 maart 2013 is opgeleverd, dat [geïntimeerden] pas bij e-mail van 20 oktober 2014 hebben geklaagd en dat de toenmalige gemachtigde van [geïntimeerden] eerst per brief van 5 januari 2015 Groendak in gebreke heeft gesteld. Volgens Groendak hebben [geïntimeerden] te laat geklaagd en zijn hiermee de belangen van Groendak geschaad, omdat eventuele schade anders eerder vastgesteld had kunnen worden en door Groendak beperkt of voorkomen had kunnen worden.



4.8.
Artikel 6:89 BW strekt ertoe de schuldenaar die een prestatie heeft verricht te beschermen tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten. Het antwoord op de vraag of de schuldeiser heeft voldaan aan het in dit wetsartikel neergelegde voorschrift dat hij binnen bekwame tijd nadat hij het gestelde gebrek heeft ontdekt of na een redelijkerwijs van hem te verwachten onderzoek redelijkerwijze had kunnen ontdekken, heeft geklaagd over dat gebrek is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij is ook van belang of de schuldenaar nadeel lijdt door het (late) tijdstip waarop de schuldeiser heeft geklaagd. In aanmerking dient daarbij te worden genomen enerzijds het ingrijpende rechtsgevolg aan de zijde van de schuldeiser indien hij niet tijdig heeft geprotesteerd - verval van al zijn rechtsvorderingen en verweren die zijn gegrond op het gebrek - en anderzijds de concrete belangen waarin de schuldenaar is geschaad door het late tijdstip waarop dat protest is gedaan, zoals benadeling in zijn bewijspositie of een aantasting van zijn mogelijkheden de schade te beperken. De tijd die is verstreken tussen het tijdstip dat bekendheid met het gestelde gebrek bestaat of redelijkerwijs diende te bestaan, en dat van het protest, vormt in die beoordeling weliswaar een belangrijke factor, maar is niet doorslaggevend (Hoge Raad, 8 februari 2013, ECLI: NL: HR: 2013: BY4600). Een vaste termijn waarbinnen moet worden geprotesteerd kan hierbij niet worden gehanteerd, ook niet als uitgangspunt.



4.9.
Tegen deze achtergrond geldt het volgende. Uit de e-mail van Groendak aan [geïntimeerden] van 8 juli 2014 blijkt dat Groendak op verzoek van [geïntimeerden] op die dag het sedumdak heeft bekeken en advies heeft gegeven om maatregelen te nemen in verband met kale plekken in de begroeiing. Hieruit blijkt dat [geïntimeerden] in elk geval reeds vóór 8 juli 2014 hebben geklaagd over (de begroeiing van) het sedumdak in de zin van artikel 6:89 BW. Ook Groendak had dit als zodanig dienen te begrijpen.



4.10.
Daargelaten het exacte tijdstip waarop door [geïntimeerden] is geklaagd, heeft verder te gelden dat Groendak niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd dat zij door het tijdsverloop tussen de tijd dat [geïntimeerden] de gestelde gebreken hebben ontdekt of redelijkerwijze hadden kunnen ontdekken en het tijdstip van klagen, zodanig is geschaad in haar belangen dat het verval van de rechten van [geïntimeerden] gerechtvaardigd is. Groendak stelt dat zij door het tijdsverloop is benadeeld omdat zij niet eerder heeft kunnen optreden om zo de schade te beperken, maar zij licht niet toe waarin dat optreden dan zou hebben bestaan. Deze toelichting had voor de hand gelegen omdat uit de onder de feiten weergegeven correspondentie blijkt dat al vanaf juli 2014 tussen partijen is overlegd hoe het probleem van de kale plekken in de begroeiing zou kunnen worden opgelost en vaststaat dat er ook maatregelen zijn genomen.


4.11.
Groendak voert aan dat er geen opleveringskeuring heeft plaatsgevonden, waardoor zij ervan uit mocht gaan dat het sedumdak was geaccepteerd, met, zo begrijpt het hof, décharge van Groendak ten gevolg.



4.12.
Het hof verwerpt deze stelling. Zo er al sprake is geweest van een oplevering met een stilzwijgende aanvaarding als bedoeld in artikel 7:758 lid 1 BW, heeft te gelden dat de décharge bedoeld in artikel 7:758 lid 3 BW slechts geldt voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van de oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken en niet voor gebreken die deze eerst na de oplevering ontdekt heeft of redelijkerwijze had moeten ontdekken. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerden] de gestelde gebreken aan (de begroeiing van) het sedumdak reeds op het tijdstip van de oplevering hadden moeten constateren.


4.13.
Betreffende de bezwaren van Groendak tegen het rapport van de deskundige overweegt het hof als volgt.



4.14.
De deskundige heeft in zijn rapport, in antwoord op vragen van de kantonrechter, onder meer het volgende te kennen gegeven. “De sedumbeplanting (…) bevindt zich in slechte staat. Er zijn grote kale plekken aanwezig in de beplantingslaag”, met name op het zuidelijk georiënteerde dakvlak, en er “is mosgroei zichtbaar”, met name op het noordelijk georiënteerde dakvlak. Verder is het “gaas (stabilisatie van de matten)” op “veel plaatsen zichtbaar” en is ook het “raster en de vulling daarvan” op “verschillende plekken zichtbaar”. Het “substraat erodeert uit het raster”. Bovendien is in de goot grind aanwezig en liggen plantenresten op het bestraatte gedeelte van het zuidelijk dakvlak. Ter onderbouwing van de staat van het dak zijn foto’s (van de inspectie van het sedumdak door de deskundige op 24 maart 2017) bijgevoegd. De gebrekkige groei van de beplanting op het dak is “een combinatie van factoren en door Groendak gemaakte keuzes:

1. Steile dakhelling


2. Keuze voor een éénlaags systeem als opbouw in plaats van een meerlaags systeem.


3. De keuze voor sedummatten type T op een basisinlage van kokosvezels


4. De oriëntatie van de dakvlakken en daardoor extreme klimaatomstandigheden op het dak.


5. Het ontbreken van irrigatie.”

De door Groendak geplaatste constructie/opbouw “(substraatlaag, vegetatiemat, beschermdoek, kunststof buizen, ankers en bevestigingen enz.)” van het dak voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen van goed en deugdelijk werk. Het geplaatste systeem voldoet niet aan de SBR dakbegroeiingsrichtlijn van 2006. De problemen kunnen niet worden opgelost door gedeeltelijke vervanging van de constructie en/of de beplanting. Gedeeltelijke vervanging van het systeem is niet mogelijk, omdat het systeem volledig fout is opgebouwd. Met name de dunne substraatlaag veroorzaakt de problemen met het bufferen van voldoende water.



4.15.
Het hof is van oordeel dat de deskundige met bovenstaande bevindingen, conclusies en antwoorden de vragen van de kantonrechter duidelijk, inzichtelijk en consistent gemotiveerd heeft beantwoord. Het hof acht het uitgebreid gemotiveerde deskundigenbericht concludent en overtuigend. Naar het oordeel van het hof zijn in het deskundigenbericht de opmerkingen en bezwaren van partijen voldoende besproken en daar waar nodig weerlegd. Wat Groendak daar thans nog tegen inbrengt, houdt naar het oordeel van het hof niet een voldoende gemotiveerde betwisting in van de juistheid van de zienswijze van de deskundige (Hoge Raad, 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1468) en geeft het hof geen aanleiding nader in te gaan op de bezwaren van Groendak tegen het rapport. De bezwaren van Groendak komen er in essentie op neer dat enkel het niet voldoende bevochtigen van het sedumdak (door [geïntimeerden] ) ten grondslag ligt aan de slechte staat van het sedumdak, maar houden geen voldoende gemotiveerde en overtuigende ontkrachting van de conclusies en antwoorden van de deskundige in.



4.16.
De kantonrechter heeft de in het deskundigenbericht vermelde conclusies en antwoorden van de deskundige overgenomen. Het hof kan zich hierin vinden en maakt het oordeel van de kantonrechter op dit punt tot het zijne.



4.17.
Voor zover Groendak betoogt dat de kantonrechter uitgaat van een onjuiste lezing van het deskundigenbericht en hieraan onjuiste consequenties verbindt, verwerpt het hof dit betoog. De kantonrechter is naar het oordeel van het hof uitgegaan van een juiste lezing van het deskundigenbericht heeft hieruit de juiste gevolgtrekkingen gedaan.



4.18.
Evenals de kantonrechter komt het hof tot het oordeel dat het deskundigenrapport geen ruimte laat voor een ontkennend antwoord op de vraag of het sedumdak zodanige gebreken vertoont dat aan de zijde van Groendak sprake is van een tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst met [geïntimeerden] die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.


4.19.
Groendak stelt zich op het standpunt dat het probleem waarover wordt geklaagd een gevolg is van het feit dat het sedumdak na oplevering onvoldoende door [geïntimeerden] is bevochtigd, waardoor het dak meer en meer is uitgedroogd en de begroeiing zich niet goed heeft ontwikkeld, althans hersteld. Groendak stelt dat zij [geïntimeerden] heeft gewezen op het belang van bevochtiging van het sedumdak en dat zij een bevochtigingssysteem heeft geadviseerd. Groendak wijst in dat kader op de offerte/opdrachtbevestiging van 26 september 2012, waarin wordt verwezen naar haar website, waar het belang van bevochtiging wordt onderstreept. Daarnaast werd volgens Groendak het belang van bevochtiging ook aangehaald tijdens de adviesgesprekken voorafgaande aan het uitbrengen van de offerte. Ook wijst Groendak op haar brief van 29 juni 2012 aan het (beoogd) bouwbedrijf van [geïntimeerden] en haar brief van 10 juli 2012 aan de architect van [geïntimeerden] , waarin een (dringende) aanbeveling voor een bevochtigingssysteem is opgenomen voor “een goede groei van het verticale sedum”. Ondanks al deze adviezen is pas op 24 juli 2014 een bevochtigingssysteem aangebracht op het sedumdak. [geïntimeerden] hebben dit systeem eind september 2014 weer laten verwijderen. Volgens Groendak is het dan ook de schuld van [geïntimeerden] dat het sedumdak uiteindelijk is uitgedroogd.



4.20.
Het hof verwerpt dit betoog. In de eerste plaats blijkt uit het rapport van de deskundige dat het probleem niet aan, althans in oorsprong niet aan onvoldoende bevochtiging (door [geïntimeerden] ) is te wijten. In de tweede plaats is niet komen vast te staan dat Groendak aan [geïntimeerden] heeft geadviseerd een bevochtigingssysteem op het sedumdak aan te brengen.

[geïntimeerden] weerspreken dat tijdens het/de gesprek(ken) tussen partijen voorafgaand aan het uitbrengen van de offerte door Groendak een dergelijk advies is gegeven. Zij wijzen erop dat uit de offerte/opdrachtbevestiging niet blijkt dat Groendak heeft geadviseerd een bevochtigingssysteem aan te brengen en dat uit de website van Groendak juist valt op te maken dat een sedumdak slechts beperkt onderhoud nodig heeft. Naar het oordeel van het hof had het op de weg van Groendak gelegen om, indien zij inderdaad van mening was dat een bevochtigingssysteem aan te bevelen of zelfs noodzakelijk was, in de offerte/opdrachtbevestiging uitdrukkelijk op de risico’s van het niet aanbrengen van een dergelijk systeem te wijzen. Dat Groendak dit heeft nagelaten, dient voor haar rekening en risico te komen. De inhoud van de website van Groendak kan daaraan niet afdoen, nu deze niet uitdrukkelijk op het sedumdak van [geïntimeerden] betrekking heeft, maar slechts ziet op sedumdaken in het algemeen. Ook uit de brieven van 29 juni 2012 en 10 juli 2012 blijkt niet van een advies als door Groendak gesteld. In deze brieven is sprake van “het leveren en aanbrengen van ± 70 m² sedum op het dak en aansluitende 19 m² verticale gevel”. Nu de in deze brieven opgenomen bevochtigingsaanbeveling betrekking heeft op het “verticale sedum”, is niet komen vast te staan dat deze aanbeveling ziet op het sedumdak in kwestie.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet komen vast te staan dat het probleem niet enkel het gevolg was van een tekortschieten van Groendak , maar ook van factoren die voor risico van [geïntimeerden] komen.


4.21.
Daarbij komt dat uit de e-mail van [geïntimeerden] van 20 oktober 2014 blijkt dat het op 24 juli 2014 aangebrachte bevochtigingssysteem op 20 oktober 2014 nog steeds op het sedumdak aanwezig was. Het bevochtigingssysteem is dus in elk geval gedurende vier maanden op het dak aanwezig geweest. Desondanks heeft de begroeiing van het dak zich niet goed ontwikkeld althans hersteld. Zoals hiervoor uiteengezet, is naar het oordeel van het hof voldoende aangetoond dat de oorzaak van de schade slechts door grondige aanpak van (de constructie van) het sedumdak (en dus niet door het eenvoudigweg meer bevochtigen van het dak) hersteld kan worden.



4.22.
Voorts voert Groendak aan dat krachtens haar op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijnde algemene voorwaarden slechts gedurende zes maanden na aflevering recht op garantie bestaat, zodat [geïntimeerden] geen aanspraak meer kunnen maken op garantie.



4.23.

[geïntimeerden] betwisten de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Groendak op de overeenkomst. Zij voeren bovendien aan dat deze algemene voorwaarden niet voorafgaand of uiterlijk bij het sluiten van de overeenkomst aan hen ter hand zijn gesteld en zij roepen de vernietigbaarheid daarvan in.
Het hof overweegt als volgt. Indien zou moeten worden aangenomen dat de algemene voorwaarden van Groendak van toepassing zijn, heeft het beding waar Groendak zich op beroept in redelijkheid niet de betekenis die Groendak daaraan geeft, te weten dat [geïntimeerden] na verloop van zes maanden na aflevering van het sedumdak de rechten verliezen die een schuldeiser bij non-conformiteit toekomen. Onder omstandigheden is een andersluidend oordeel denkbaar, maar die omstandigheden zijn door Groendak niet gesteld en die omstandigheden die deze betekenis in deze zaak zouden rechtvaardigen zijn het hof ook niet gebleken. Het hof neemt hierbij mede in aanmerking dat het eerst na enige, mede door de seizoensinvloeden te bepalen tijd duidelijk is of het geleverde sedumdak overeenstemt met het dak dat door [geïntimeerden] was gekocht en dat, zoals hiervoor overwogen, [geïntimeerden] tijdig hebben geklaagd.



4.24.
Niet in geschil is dat Groendak bij brief van 5 januari 2015 door de toenmalige gemachtigde van [geïntimeerden] in gebreke is gesteld op de voet van de artikelen 6:81 en 82 lid 1 BW en dat Groendak niet op die brief heeft gereageerd, zodat zij in verzuim is komen te verkeren. Niet in geschil is voorts dat de toenmalige gemachtigde van [geïntimeerden] bij brief van 24 april 2015 aan Groendak te kennen heeft gegeven de overeenkomst te ontbinden. De kantonrechter heeft, op de voet van de artikelen 6:265 en 267 lid 2 BW, dan ook terecht voor recht verklaard dat de overeenkomst tussen partijen bij brief van 24 april 2015 op die datum is ontbonden.



4.25.
De slotsom is dat de principale grieven I en II falen.


In principaal en in incidenteel hoger beroep




4.26.
Daarmee komt het hof toe aan de schadevergoeding als door de kantonrechter op vordering van [geïntimeerden] krachtens het bepaalde in artikel 6:277 lid 1 BW ten laste van Groendak toegekend aan [geïntimeerden] ten bedrage van € 9.662,00.



4.27.
Met grief III in principaal hoger beroep klaagt Groendak over de hoogte van de door de kantonrechter aan [geïntimeerden] toegewezen schadevergoeding. Zij voert in dat verband aan dat de kantonrechter niet zonder meer de kostenbegroting van de deskundige had moeten overnemen en dat de kostenbegroting van Groendak ten onrechte gepasseerd is. De kantonrechter heeft ten onrechte geen rekening gehouden met eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerden] Ook is Groendak niet aansprakelijk voor kosten verband houdend met de dakconstructie, zodat in elk geval de door de deskundige opgevoerde kostenposten “constructieve berekening” groot € 650,00 en “randafwerking” groot € 1.100,00 dienen te vervallen. Bovendien is de aansprakelijkheid van Groendak op grond van haar algemene voorwaarden beperkt.



4.28.
Met hun grief in incidenteel hoger beroep klagen ook [geïntimeerden] over de aan hen toegewezen schadevergoeding. [geïntimeerden] begroten hun werkelijke schade, aan de hand van een offerte van [bedrijf] B.V. ad € 19.817,16 voor het verwijderen van het huidige sedumdak en het plaatsen van een geheel nieuw sedumdak, op € 17.014,21.



4.29.
Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen.



4.30.
De kantonrechter heeft de schade van [geïntimeerden] begroot op het bedrag dat de
deskundige heeft berekend voor de kosten van volledige vervanging van de constructie en de beplanting inclusief de kosten van onderhoud in het eerste jaar. In het bestreden eindvonnis staat, voor zover van belang, vermeld: “(…) Die kosten waren blijkens het rapport aanvankelijk begroot op € 14.700,- inclusief BTW. De deskundige heeft daarbij aangetekend dat hij geen voorstander is van het aanbrengen van een sedumdak op een dak met een helling van 43 graden, zoals hier het geval is. Groendak zegt dat gedeeltelijke vervanging/vernieuwing van het sedumdak kan worden uitgevoerd voor € 2.660,-. In dat totaalbedrag zijn echter geen bedragen opgenomen voor: de constructieve berekening van de belasting op de dakconstructie en de afschuifkrachten van het systeem, het aanbrengen van een bescherm- en drainagelaag en een voorziening tegen afschuiven, een druppelbevloeiing met kraancomputer, kraankosten, kosten van onderhoud in het eerste jaar en onvoorziene kosten. In het licht van het deskundigenrapport kan het voorstel van Groendak tot gedeeltelijke vervanging van het sedumdak dan ook niet als afdoende worden aangemerkt. De kantonrechter zal uitgaan van de begroting van de deskundige. Deze heeft naar aanleiding van opmerkingen van Groendak zijn begroting gewijzigd; deze eindigt nu met een totaal van € 9.662,- inclusief BTW. De kosten van constructieherberekening zijn daarin begrepen. Dit bedrag zal Groendak (…) moeten vergoeden. (…) De kosten van onderhoud in 2013 en 2014 komen echter niet in aanmerking voor vergoeding; onderhoudskosten zou [geïntimeerde 2] ook hebben gemaakt als geen sprake was geweest van de tekortkoming van Groendak . (…)”.



4.31.
Het hof kan zich vinden in het oordeel van de kantonrechter op dit punt. Ook het hof acht de begroting van de schade door de deskundige overtuigend. En ook het hof sluit wat de hoogte van de schade betreft aan bij de bevindingen van de deskundige.



4.32.
Het hof ziet in hetgeen Groendak heeft aangevoerd geen aanleiding om uit te gaan van lagere schadebedragen dan door de deskundige begroot. De door Groendak voorgestane begroting is immers gebaseerd op gedeeltelijke vervanging van het sedumdak, terwijl gedeeltelijke vervanging in het licht van het deskundigenbericht niet als afdoende kan worden beschouwd.
Betreffende de kosten verband houdend met de dakconstructie overweegt het hof als volgt.
In de offerte/opdrachtbevestiging is opgenomen dat “De dakconstructie (…) geschikt” dient “te zijn voor toepassing van een groendak ”, dat “Aluminium hoekprofielen (…) door de dakdekker van de aannemer Lamersbouw” worden “voorzien en waterdicht ingeplakt” en dat “Niet opgenomen zijn: (…) constructieberekeningen; bouwfysische berekeningen (…)”. Dit wijst erop dat de werkzaamheden en kosten verband houdend met de dakconstructie niet behoren tot de werkzaamheden en kosten die Groendak zou verrichten respectievelijk bij [geïntimeerden] in rekening zou brengen. [geïntimeerden] hebben echter reeds in eerste aanleg bij akte van 6 juli 2017 erop gewezen dat de voor het aanleggen van het sedumdak noodzakelijke werkzaamheden verband houdend met de dakconstructie conform opgaaf van Groendak zijn uitgevoerd. Ter onderbouwing daarvan hebben [geïntimeerden] de offerte van 9 januari 2013 van de dakdekker die deze werkzaamheden heeft uitgevoerd in het geding gebracht. Daarin wordt melding gemaakt van “Het leveren van rvs. afschuifprofielen conform opgave Groendak ”. Groendak heeft dit niet althans onvoldoende weersproken. Dat leidt het hof tot het oordeel, dat hoewel de werkzaamheden verband houdend met de dakconstructie niet tot de opdracht van Groendak behoorden, de kosten daarvan als door de deskundige meegenomen in diens begroting, hebben te gelden als gevolgschade en voor rekening van Groendak dienen te komen. Waar Groendak nog betoogt dat de deskundige niet heeft vastgesteld dat de afschuifprofielen onvoldoende sterk zijn en Groendak daaruit afleidt dat deze niet vervangen hoeven te worden, kan hem dit niet baten. In het uiteindelijk door de deskundige begrote schadebedrag is slechts een bedrag van € 1.252,00 voor het aanbrengen van hogere rasters op de bestaande afschuifconstructie opgenomen, vermeerderd met een bedrag groot € 1.200,00 voor berekening daarvan op afschuifkrachten. In het totaal begrote bedrag ad € 2.452,00 is, zo concludeert het hof, géén rekening gehouden met een nieuwe anti-afschuifconstructie. Waar Groendak nog tegenwerpt dat de werkelijk door [geïntimeerden] geleden schade niet kan worden vastgesteld op de kosten verbonden aan het verwijderen van het huidige sedumdak en het plaatsen van een geheel nieuw sedumdak met extra voorzieningen, zoals een beregeningsinstallatie, volgt het hof haar hierin niet. Juist is weliswaar dat het aanbrengen van een druppelbevloeiing met kraancomputer als door de deskundige begroot niet behoorde tot de opdracht van Groendak , maar uit de eigen stellingen van Groendak volgt dat bevloeiing noodzakelijk was. De deskundige heeft de kosten hiervan aan ieder van partijen voor de helft toegerekend, hetgeen het hof billijk voorkomt.
Het hof verwerpt het beroep van Groendak op verrekening van voordeel op de voet van artikel 6:100 BW (nieuw-voor-oud). Gelet op de ondeugdelijkheid van de door Groendak aangebrachte constructie, kan er immers niet worden gezegd dat de ‘gebeurtenis’ waarvoor Groendak aansprakelijk is, [geïntimeerden] tevens voordeel heeft opgeleverd in de zin van artikel 6:100 BW.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, vloeit voort dat de schade niet ook kan worden toegerekend aan [geïntimeerden] zodat van een vermindering van de verplichting tot schadevergoeding geen sprake kan zijn.
Groendak heeft tot slot gesteld dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat in artikel 9.1 daarvan een schadebeperkingsbeding staat waar de kantonrechter geen rekening mee heeft gehouden. Ook het hof zal hier geen rekening mee houden omdat het hof, evenals [geïntimeerden] deze grief niet verder begrijpt dan het standpunt dat algemene voorwaarden van toepassing zijn. Een grief dient tenminste zo te zijn toegelicht dat [geïntimeerden] weten waartegen zij zich hebben te verweren en het hof weet waarover het heeft te oordelen. Daar ontbreekt het op dit punt aan. Groendak maakt niet duidelijk wat haar beroep op artikel 9.1 betekent voor de beoordeling in deze zaak, waarom dat artikellid voor het hier besproken geval van toepassing is en hoe dit artikellid zich verhoudt tot de eveneens in haar algemene voorwaarden te lezen algemene aansprakelijkheidsbeperking dat niet meer wordt betaald dan de verzekeraar van Groendak uitkeert, zodat, ook indien het verweer van [geïntimeerden] dat de algemene voorwaarden niet van toepassing respectievelijk vernietigd zijn, moet worden verworpen, dit Groendak niet baat.



4.33.
Het hof ziet in hetgeen [geïntimeerden] hebben aangevoerd ook geen aanleiding om uit te gaan van hogere schadebedragen dan door de deskundige begroot.

[geïntimeerden] baseren de voorgestane hogere schadebedragen op de door hen in het geding gebrachte offerte. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, is deze enkele offerte afkomstig van een door [geïntimeerden] daartoe ingeschakeld bedrijf, onvoldoende om tot aanpassing van de schadebedragen als door de deskundige begroot te komen.
Daarbij komt dat anders dan [geïntimeerden] stellen de begroting van de deskundige niet slechts het verwijderen van grind omvat, maar het “verwijderen oude sedum dak incl. grind”. Verder komen [geïntimeerden] op tegen de aanpassing van de begroting voor een “bescherm en drainagelaag” naar nihil. Zij voeren in dat verband aan dat de deskundige zelf aangeeft dat “Deze laag (…) schade” oploopt “door het verwijderen”, zodat de aanpassing van de begroting naar nihil volgens [geïntimeerden] op een misverstand berust. Wat hier ook van zij, het had op de weg van [geïntimeerden] gelegen om, toen zij daartoe door de deskundige in de gelegenheid werden gesteld, te reageren op diens aanpassing van de begroting voor een “bescherm en drainagelaag” naar nihil. Dat zij dat destijds niet gedaan hebben, dient voor hun risico te komen. De enkele veronderstelling van [geïntimeerden] dat deze aanpassing van de begroting op een misverstand berust, is onvoldoende om de begroting aan te passen. Ook stellen [geïntimeerden] zich op het standpunt dat het onderhoud door Groendak in 2013 en 2014 een schadepost betreft, die voor rekening van Groendak dient te komen. Reeds in eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat de kosten van onderhoud niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat [geïntimeerden] deze kosten ook gemaakt zouden hebben als geen sprake was geweest van een tekortkoming van Groendak . In hoger beroep voeren [geïntimeerden] in dat kader nog aan dat zij het onderhoud juist hebben laten uitvoeren omdat het sedumdak niet ging groeien en zij hoopten dat het dak door het onderhoud alsnog zou gaan bloeien. Niet valt echter uit te sluiten dat [geïntimeerden] ook onderhoud zouden hebben laten uitvoeren door Groendak in het geval van een tekortkoming van Groendak geen sprake was geweest. Hetgeen [geïntimeerden] in hoger beroep op dit punt hebben aangevoerd, leidt het hof dan ook niet tot een ander oordeel dan het oordeel van de kantonrechter.


In principaal hoger beroep




4.34.
Met grief IV komt Groendak op tegen de veroordeling in de proceskosten, expertisekosten, buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.



4.35.
Deze grief heeft naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis en behoeft, gelet op het voorgaande, geen afzonderlijke bespreking.





5De slotsom


5.1.
Het bewijsaanbod van Groendak en het bewijsaanbod van [geïntimeerden] worden als niet ter zake dienend afgewezen, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld door partijen die niet vaststaan en die, indien zij na bewijslevering wel zouden komen vast te staan, tot andere beslissingen zouden kunnen leiden.



5.2.
Slotsom is dat zowel de grieven in principaal hoger beroep als de grieven in incidenteel hoger beroep falen. Dit betekent dat het bestreden eindvonnis van 1 november 2017 dient te worden bekrachtigd.
Als de in het principaal hoger beroep in het ongelijk te stellen partij, zal het hof Groendak in de kosten van het principaal hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in het principaal hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerden] zullen worden vastgesteld op € 726,00 aan griffierecht en op € 2.148,00 voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief (2 punten, tarief II in hoger beroep à € 1.074,00 per punt).
Als niet weersproken, zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen. Dit met dien verstande dat met het oog op de redelijke termijn voor nakoming als bedoeld in artikel 6:82 lid 1 BW, het hof de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten eerst zal toewijzen op een termijn als hierna in het dictum bepaald.
Als de in het incidenteel hoger beroep in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerden] in de kosten van het incidenteel hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in het incidenteel hoger beroep aan de zijde van Groendak zullen worden vastgesteld op € 537,00 voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief (1/2 x 1 punt, tarief II in hoger beroep à € 1.074,00 per punt).





6De beslissing

Het hof, recht doende in principaal en incidenteel hoger beroep:

verklaart Groendak niet-ontvankelijk in haar hoger beroep voor zover dit is gericht tegen
de tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 6 april 2016, 31 augustus 2016 en 1 februari 2017 alsook tegen de tussen partijen gewezen beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 juni 2017;

bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 1 november 2017;

veroordeelt Groendak in de kosten van het principaal hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] vastgesteld op € 726,00 aan griffierecht en op
€ 2.148,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;

veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Groendak vastgesteld op € 537,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;

verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het (in hoger beroep) meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, O.G.H. Milar en R.F. Groos en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 december 2019.
Link naar deze uitspraak