Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:OGEAA:2021:414 
 
Datum uitspraak:04-08-2021
Datum gepubliceerd:16-09-2021
Instantie:Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummers:AUA202101927
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:K.G. Ontruiming.
Trefwoorden:hoogheemraadschap
koopovereenkomst
uitkering
 
Uitspraak
Vonnis in kort geding van 4 augustus 2021 (bij vervroeging)
Behorend bij KG nr. AUA202101927


GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA


VONNIS IN KORT GEDING

in de zaak van:



[eiser 1]
,


[eiser 2]
,

te Aruba,
eiseressen,
hierna afzonderlijk te noemen: [eiser 1] respectievelijk [eiser 2] en gezamenlijk te noemen: [eiseressen],
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,

tegen:


[gedaagde],
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez.




1DE PROCEDURE


1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de producties van [eiseressen], ingediend op 27 juli 2021;
- de producties van [gedaagde], ingediend op 28 juli 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 29 juli 2021, waarbij aanwezig waren partijen bijgestaan door hun gemachtigden;
- de brief d.d. 2 augustus 2021 van [eiseressen]



1.2
Vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.






2DE VASTSTAANDE FEITEN


2.1 [
gedaagde] is de zoon van [eiser 1].



2.2 [
eiser 1] was tot 12 mei 2021 eigenaresse van de woning [ardres] te Aruba (hierna: de woning). Bij notariële akte d.d. 12 mei 2021 is de woning op grond van een koopovereenkomst geleverd aan [eiser 2].



2.3
Onderdeel van de woning is een zelfstandig appartement. Dit appartement is de afgelopen jaren door [gedaagde] bewoond. [gedaagde] woont op dit moment nog steeds in de woning dan wel het appartement.






3DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN


3.1 [
eiseressen] vorderen na eiswijziging dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:


[gedaagde] veroordeelt om de woning en het appartement gelegen aan de [adres], in Aruba, binnen vijftien dagen na de door het gerecht te geven beslissing te ontruimen, met medeneming van alle zich daarin van harentwege bevindende personen en goederen;


[eiseressen] machtigt om, indien gedaagde met die ontruiming in gebreke blijft, deze zelf middels een deurwaarder te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm;


aan [gedaagde] een dwangsom op legt voor elke dag dat [gedaagde] na betekening van de door het gerecht uit te brengen vonnis weigert te voldoen aan de inhoud van het vonnis tot een maximumbedrag van Afl. 50.000;


[gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.





3.2 [
gedaagde] voert verweer. Het gerecht zal hierna, bij de beoordeling van de vordering, nader ingaan op de grondslagen van de vordering en het daartegen gevoerde verweer.






4DE BEOORDELING


4.1
De spoedeisendheid van de gevraagde voorziening volgt uit de aard van de vordering en is, mede gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, in voldoende mate komen vast te staan.



4.2
In dit kort geding dient beoordeeld te worden of de vorderingen van [eiseressen] een zodanige kans van slagen hebben in een eventuele bodemprocedure dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door hen gevorderde voorlopige voorziening bij voorraad gerechtvaardigd is.



4.3 [
gedaagde] voert als verweer dat hij uitsluitend het appartement bewoont en dat hij hiertoe ook gerechtigd is. Hij heeft in het verleden samen met zijn vader het appartement bij de woning gerealiseerd en door [eiser 1] en de vader is toen de toezegging gedaan dat hij in het appartement kon blijven wonen zolang hij dat wenste (pleitnota [gedaagde], 3). Van de zijde van [gedaagde] is, desgevraagd, nader toegelicht dat het de bedoeling was dat dit recht zou worden gevestigd als een absoluut recht in de vorm van een beperkt vruchtgebruik (zie ook pleitnota [gedaagde], 1). Hoewel dit recht nimmer formeel is gevestigd, heeft [gedaagde] het recht van vruchtgebruik door verjaring verkregen omdat hij sedert de toezegging (meer dan 20 jaar geleden) ononderbroken in het appartement heeft verbleven.



4.4
Het gerecht overweegt als volgt omtrent het verweer van [gedaagde] dat hij door verjaring een recht van vruchtgebruik c.q. recht van gebruik en bewoning (art. 3:226 BW) heeft verkregen.



4.5
Vruchtgebruik is een beperkt recht (artikel 3:8 BW) dat dient te worden gevestigd overeenkomstig de regels die voor de overdracht van het goed gelden (artikel 3:98 BW). In onderhavig geval brengen deze bepalingen mee dat het door [gedaagde] gestelde recht van gebruik en bewoning betreffende het appartement op grond van artikel 3:89 lid 1 BW moeten worden gevestigd door het opmaken van een notariële akte en inschrijving van die akte in de daartoe bestemde registers. Een dergelijke vestiging heeft niet plaatsgevonden.



4.6
Indien er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat aan [gedaagde] het door hem gestelde recht van gebruik en bewoning is toegezegd ([eiser 1] heeft dit betwist), dat hij het appartement na die toezegging in gebruik heeft genomen en dat dit gebruik als bezit kan worden aangemerkt (zie hierover HR 9 september 2011, ECLI:NL:2011:BQ5989; NJ 2012/312 met nt. Verstijlen, Muller qq / Hoogheemraadschap Schieland), dan geldt ten aanzien van het beroep op verjaring het volgende. Uitgangspunt in ons recht is dat bezit van een beperkt recht niet te goeder trouw is in de gevallen dat in het kader van de beoogde vestiging van dat beperkte recht geen inschrijving van een notariële akte heeft plaatsgevonden. Dat brengt mee dat voorshands moet worden aangenomen dat [gedaagde] niet door een verkrijgende verjaring op grond van artikel 3:99 lid 1 BW na een periode van 10 jaar rechthebbende van het recht van gebruik en bewoning is geworden. Wel kan hij als bezitter het recht van gebruik en bewoning hebben verkregen op grond van artikel 3:105 lid 1 BW, indien hij bezitter was op het moment dat de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit werd voltooid.




4.7
Volgens [eiseressen] doet dit laatste zich niet voor, omdat [gedaagde] in de afgelopen 20 jaren niet ononderbroken het appartement heeft bewoond, zodat de rechtsvordering tot beëindiging van het bezit niet is voltooid. Zij hebben daartoe verwezen naar het historisch overzicht van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (Censo) d.d. 7 juli 2021 (verzoekschrift, prod. 2), waaruit volgt dat [gedaagde] vanaf 1998 op verschillende adressen heeft gewoond. [eiseressen] hebben daaraan toegevoegd dat zij in april 2021 de woning hebben geïnspecteerd en dat deze toen geheel verlaten en ontruimd was en dat [gedaagde] daar dus ook op dat moment niet meer woonde.



4.8
In het overzicht van Censo wordt vermeld, zo overweegt het gerecht, dat [gedaagde] van 5 januari 1993 tot en met 12 januari 2005 in de Nederlandse Antillen heeft gewoond en dat hij van 12 januari 2005 tot en met 23 februari 2011 op het adres van de woning stond ingeschreven, van 23 februari 2005 tot en met 23 februari 2011 aan de [adres gedaagde] en vanaf 14 mei 2018 opnieuw op het adres van de woning. Daarmee is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] de laatste 20 jaren niet aaneengesloten in het appartement heeft gewoond en dat hij evenmin aansluitend bezitter was van het recht van gebruik en bewoning. Dat betekent dat ook de rechtsvordering tot beëindiging van het bezit niet is verjaard.



4.9
Dit oordeel impliceert dat de stelling van [gedaagde], inhoudende dat hij zich op 23 februari 2011 niet zelf heeft laten uitschrijven uit het adres [adres] en dat hij al die jaren in het appartement is blijven wonen, wordt gepasseerd. Ook al zou het mogelijk zijn geweest voor [eiser 1] om [gedaagde] zonder diens medewerking uit te schrijven - zoals door [gedaagde] is gesteld -, het was voor haar niet mogelijk om [gedaagde] vervolgens zonder diens medewerking in te schrijven op het adres [adres gedaagde], welke inschrijving wel heeft plaatsgevonden. Bovendien is de stelling van [gedaagde] op dit punt tegenstrijdig met het later ter zitting door hem ingenomen standpunt dat hij zich op 23 februari 2011 zelf op een ander adres had laten inschrijven in verband met de aanvraag van een uitkering. Vanwege de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen omtrent zijn woongeschiedenis, acht het gerecht de verklaring van [gedaagde] dat hij al die jaren in het appartement heeft gewoond, hoewel hij de laatste 20 jaren gedurende meerdere periodes daar niet tot stond ingeschreven, niet geloofwaardig.



4.10
Omdat de rechtsvordering tot beëindiging van het bezit niet is verjaard, is [gedaagde] niet op grond van artikel 3:105 lid 1 BW rechthebbende geworden ten aanzien van het recht van gebruik en bewoning. Nu [gedaagde] verder geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die meebrengen dat hij jegens [eiseressen] het recht heeft om de woning dan wel het appartement te blijven bewonen, zal de vordering tot ontruiming binnen 15 dagen na het wijzen van het vonnis worden toegewezen.



4.11
Uit het eerste lid van artikel 556 Rv volgt dat [eiseressen] de ontruiming niet zelf ter hand mogen nemen, en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. [eiseressen] hebben voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te kunnen inschakelen indien [gedaagde] niet vrijwillig tot nakoming daarvan overgaat. De deurwaarder behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien de deuren van het te ontruimen pand gesloten zijn of de opening daarvan geweigerd wordt. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de instrumenterende deurwaarder problemen, dan kan deze op de voet van (strekking en geest van) de Algemene Politieverordening - zonder dat daartoe rechterlijke machtiging nodig is - bijstand van de politie inroepen. In het licht van dit alles valt van de bodemrechter het oordeel te verwachten dat dit onderdeel van het door [eiseressen] verzochte moet worden afgewezen. Dat betekent dat dit onderdeel van de thans door [eiseressen] verzochte voorziening zal worden afgewezen. Omdat [eiser 1] e.a. met behulp van dit vonnis de ontruiming met inschakeling van de deurwaarder kan bewerkstelligen, zal het gerecht de gevorderde dwangsom afwijzen.



4.12
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal aan [gedaagde] toestemming worden verleend om kosteloos te procederen.



4.13 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht en Afl. 229,24 aan explootkosten en Afl. 1.500,00 aan salaris van de gemachtigde.






5DE UITSPRAAK

Het gerecht, recht doende in kort geding:


5.1
verleent [gedaagde] toestemming om kosteloos te procederen,



5.2
beveelt [gedaagde] om binnen vijftien dagen na betekening van dit vonnis de woning en het appartement aan de [adres] in San Nicolas te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste het eigendom van [eiseressen] niet zijn, en om de woning met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen aan [eiseressen];



5.3
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiseressen] worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, Afl. 229,24 aan explootkosten en Afl. 1.500,00 aan salaris van de gemachtigde;



5.4
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;



5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.


Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 augustus 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Link naar deze uitspraak