Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RVS:2016:3267 
 
Datum uitspraak:07-12-2016
Datum gepubliceerd:07-12-2016
Instantie:Raad van State
Zaaknummers:201602728/1/A3
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:Bij besluit van 21 april 2015 heeft het college niet voldaan aan een verzoek van [appellant] om hem betreffende gegevens in de Basisregistratie Personen (hierna: de brp) te wijzigen.
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
 
Uitspraak
201602728/1/A3.
Datum uitspraak: 7 december 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 maart 2016 in zaak nr. 15/6574 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp.

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2015 heeft het college niet voldaan aan een verzoek van [appellant] om hem betreffende gegevens in de Basisregistratie Personen (hierna: de brp) te wijzigen.

Bij besluit van 10 augustus 2015 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 8 maart 2016 heeft de rechtbank het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 november 2016, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door J.J. Groenewegen-Langelaar en N.W. van Dam-Schoonen, beiden werkzaam bij de gemeente Pijnacker-Nootdorp, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellant] is op 20 april 1965 te Belém (Brazilië) geboren. In 1966 hebben [persoon A]] en [persoon B] (hierna: adoptiefouders), toen wonend in Suriname, hem geadopteerd. Deze adoptie is in Brazilië bij notariële akte geschied. In 1969 hebben zijn adoptiefouders zich met [appellant], komend vanuit Suriname, in de gemeente Jutphaas gevestigd. Bij deze gemeente is hij toen geregistreerd door middel van het aanleggen van een niet-gewaarmerkte persoonskaart waarop zijn adoptiefouders als zijn ouders zijn vermeld. In 1970 zijn [appellant] en zijn adoptiefouders naar de gemeente Rijswijk verhuisd. In 1974 is bij deze gemeente de persoonskaart van [appellant] naar aanleiding van een overgelegde Braziliaanse geboorteakte gewaarmerkt en gewijzigd. De vermelding van zijn adoptiefouders als ouders is doorgehaald en vervangen door de vermelding van zijn biologische ouders. Voorts is op de persoonskaart vermeld dat zijn Braziliaanse adoptie naar Nederlands recht niet geldig is. Bij Koninklijk Besluit van 11 december 1987 heeft [appellant] het Nederlanderschap verkregen.

Op 11 februari 2015 heeft [appellant] het college verzocht om hem betreffende gegevens in de brp te wijzigen door zijn adoptiefouders weer als zijn ouders te vermelden. Bij het besluit van 21 april 2015 heeft het college niet aan dit verzoek voldaan. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de Braziliaanse adoptie van [appellant] in Nederland niet wordt erkend. Voor 1989 was interlandelijke adoptie niet wettelijk geregeld. Op het moment dat een in het buitenland geadopteerd kind naar Nederland of toenmalig Nederlands grondgebied Suriname kwam, moest op grond van Nederlands recht opnieuw een adoptieprocedure worden gevolgd. Een dergelijke procedure is voor zover bekend ten aanzien van [appellant] nooit gevolgd. Derhalve is de vermelding van de biologische ouders van [appellant] in de brp juist, aldus het college. Het college heeft dit besluit gehandhaafd bij het besluit van 10 augustus 2015 en de rechtbank heeft het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. [appellant] is het hiermee niet eens. Volgens hem moet de wijziging van zijn persoonskaart in 1974 worden teruggedraaid, omdat zijn adoptiefouders destijds niet over die wijziging zijn geïnformeerd en die wijziging juridisch zeer nadelig voor hem was.

2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de handhaving door het college van het besluit van 21 april 2015 heeft onderschreven. Hiertoe voert hij aan dat de rechtbank heeft miskend dat het onrechtvaardig is om zijn persoonskaart in 1974 te wijzigen zonder zijn adoptiefouders hierover te informeren en zonder hun toestemming te vragen, en vervolgens te weigeren deze wijziging ongedaan te maken. Doordat zijn adoptiefouders destijds niet over de wijziging zijn geïnformeerd, is hun de mogelijkheid ontnomen om in Nederland alsnog een adoptieprocedure te beginnen. Volgens hem wordt door de weigering de integriteit van zijn adoptiefouders in twijfel getrokken. Voorts had de rechtbank de in 1974 geldende Braziliaanse wetgeving bij haar oordeel moeten betrekken. De door de rechtbank gehanteerde Wet basisregistratie personen (hierna: de Wet brp) is immers van na 1974. Voorts voldeed zijn adoptie in 1966 aan alle destijds in het Nederlands recht daarvoor geldende vereisten. De rechtbank heeft ten onrechte gesuggereerd dat zijn adoptiefouders na 1981, door zijn bezit van een Braziliaans paspoort, hadden kunnen weten dat iets niet goed zat met de adoptie. Hij was toen al te oud voor adoptie. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte zijn beroep op het vertrouwensbeginsel verworpen. Het is immers duidelijk dat zijn adoptiefouders in 1974 niet over de wijziging zijn geïnformeerd, aldus [appellant].

2.1. Ingevolge artikel 2.8, eerste lid, van de Wet brp worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a en bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand in Nederland;

b. een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte, over het desbetreffende feit.

Ingevolge het tweede lid, worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke tenslotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

Ingevolge artikel 2.58, eerste lid, voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

2.2. Persoonsgegevens van ingezetenen van Nederland worden door gemeenten bijgehouden in de brp. Bij de uitoefening van hun taken gaan de overheidsinstanties en verscheidene andere organisaties uit van de in de brp geregistreerde persoonsgegevens. De in de brp vermelde gegevens moeten daarom zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en de gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2552), zal voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens, gelet op het systeem van de Wet brp, onomstotelijk moeten vaststaan dat deze gegevens onjuist zijn.

2.3. De rechtbank heeft terecht de handhaving door het college van het besluit van 21 april 2015 onderschreven. In 1974 zijn bij de gemeente Rijswijk op grond van een Braziliaanse geboorteakte en de ongeldigheid in Nederland van zijn Braziliaanse adoptie de biologische ouders van [appellant] als zijn ouders op zijn persoonskaart geregistreerd. Deze gegevens zijn uiteindelijk ook in de brp opgenomen. Het staat in het licht van de door het college gegeven toelichting op het in de periode van 1966 tot en met 1974 geldende Nederlandse recht niet onomstotelijk vast dat deze gegevens onjuist zijn. Het college heeft zich immers op het standpunt gesteld dat de waarmerking en wijziging van de persoonskaart in 1974 overeenkomstig de destijds geldende artikelen 28, tweede lid, en 29, derde lid, van het Besluit Bevolkingsboekhouding zijn geschied, welk standpunt door [appellant] niet is weersproken. Voorts heeft het college zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat voor 1989 een buitenlandse adoptie niet werd erkend en altijd ook een adoptieprocedure naar Nederlands recht moest worden gevolgd. Dit standpunt, dat wordt bevestigd door de door de rechtbank aangehaalde Memorie van Toelichting bij de Wet conflictenrecht adoptie (Kamerstukken II, 2001/02, 28 457, nr. 3, p. 3 en 4), heeft [appellant] evenmin weersproken. Niet in geschil is dat in Nederland geen adoptieprocedure is gevolgd. Dat zijn adoptiefouders deze procedure zouden hebben gevolgd indien de gemeente Rijswijk hen over de wijziging van de persoonskaart in 1974 had geïnformeerd, kan niet met zich brengen dat het college thans verplicht is zijn adoptiefouders in de brp te vermelden. Voor zover [appellant] betoogt dat zijn Braziliaanse adoptie op enig moment van rechtswege in de Nederlandse rechtsorde is erkend, kan hij hierin gelet op het voorgaande en bij gebreke van onderbouwing niet worden gevolgd. De rechtbank heeft voorts terecht zijn beroep op het vertrouwensbeginsel verworpen. Aan de enkele omstandigheid dat zijn adoptiefouders niet over de wijziging in 1974 zijn geïnformeerd, konden immers zij noch [appellant] de gerechtvaardigde verwachting ontlenen dat zijn persoonskaart, na de indiening van zijn Braziliaanse geboorteakte bij de gemeente Rijswijk, niet was gewijzigd.

Het betoog faalt.

3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

4. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.

w.g. Hoogvliet w.g. Hartsuiker
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2016

620.
Link naar deze uitspraak