Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:OGEAA:2020:340 
 
Datum uitspraak:15-09-2020
Datum gepubliceerd:18-09-2020
Instantie:Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummers:AUA202000513
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:EJ. Vervangende toestemming tot erkenning.
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
 
Uitspraak
Beschikking van 15 september 2020
behorend bij zaaknummer EJ. AUA202000513


GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA


BESCHIKKING

op het verzoek van


[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEK,
gemachtigde: de advocaat G.L. Griffith,

tegen


[verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEER, hierna te noemen: de moeder,
procederend in persoon.

Belanghebbenden:

[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
de minderjarige,





1DE PROCEDURE
De eerdere procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 23 juni 2020, hierna is de zaak naar de rol van vandaag verwezen voor uitspraak terzake het verzoek van de man om vervangende toestemming tot erkenning.




2DE BEOORDELING

2.1
Het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning is gebaseerd op artikel 1:204 lid 3 van het BW. Voor zover hier van belang, kan ingevolge deze bepaling de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien nog niet heeft bereikt, op verzoek van de man die het kind wil erkennen worden vervangen door de toestemming van dit gerecht, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden, en de man de verwekker is van het kind.



2.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de man de verwekker is van de minderjarige. Hiermee is naar het oordeel van het gerecht het verwekkerschap van de man afdoende vast komen te staan.



2.3
De moeder heeft ter zitting te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen de erkenning van de minderjarige door de man, mits de minderjarige haar geslachtsnaam behoudt. De man heeft hiertegen verweer gevoerd. De vader gaat hiermee niet akkoord en wenst dat de minderjarige na erkenning zijn geslachtsnaam zal krijgen.



2.4
Het gerecht zal gelet op het voorgaande, de man vervangende toestemming verlenen om de minderjarige te erkennen.



2.5
Tussen partijen is in geschil de vraag welke geslachtsnaam de minderjarige na erkenning door de man zal hebben. Het gerecht overweegt dat ingevolge artikel 1:5 Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) de geslachtsnaam van een kind die van zijn vader is, en anders die van de moeder. Conform het geldende (namen)recht krijgt de minderjarige bij de erkenning dus de geslachtsnaam van de vader.



2.6
Algemeen aanvaard is dat in het huidige Arubaanse namenrecht de moeder van een kind wordt achtergesteld bij de vader zonder dat daarvoor voldoende rechtvaardiging is. Deze ongelijke behandeling is in (elk geval) strijdig met artikel I.1 van de Staatsregeling van Aruba en artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.



2.7
De Arubaanse wetgever heeft dit rechtstekort onder ogen gezien. Bij Landsverordening van 23 september 2016 – tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek van Aruba in verband met een aantal onderwerpen die nog een regeling of aanpassing in het Burgerlijk Wetboek van Aruba behoeven (aanvulling Burgerlijk Wetboek van Aruba), AB 2016, no. 51 (hierna: Landsverordening aanvulling BW) – is bepaald dat art. 1:5 BW wordt vervangen door veertien nieuwe wetsartikelen (art. 1:5 tot en met art. 1:5m BW). Het nieuwe art. 1:5 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat de ouders bij de keuze van de geslachtsnaam van hun kind kunnen kiezen voor de geslachtsnaam van de vader dan wel voor die van de moeder. Het nieuwe art. 1:5b BWA bevat een regeling voor geschillen omtrent de naamskeuze. Het eerste lid van dit artikel luidt:

“Een geschil tussen de ouders of toekomstige ouders over de naamskeuze kan op verzoek van beiden of één van hen aan de rechter in eerste aanleg worden voorgelegd. Deze beproeft, alvorens te beslissen, een vergelijk tussen hen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.”

Het nieuwe art. 1:5g, eerste lid, BW, bepaalt:


“Indien een kind door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, behoudt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren naamskeuze te doen. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing bij erkenning van een ongeboren kind.”

De Landsverordening aanvulling BW is nog niet in werking getreden.



2.8
De Hoge Raad der Nederlanden (HR) heeft bij beschikking van 13 juli 2017, ECLI:NL:2017:2614 overwogen dat nu de Landsverordening aanvulling BW nog niet in werking is getreden en onbekend is op welke termijn dat het geval zal zijn, de rechter thans voor Aruba dient te bezien of in dit rechtstekort kan worden voorzien. De rechter kan door bij de keuze van de wetgever, zoals gemaakt bij de vaststelling van de Landsverordening aanvulling BW, aan te sluiten een oplossing bieden voor het rechtstekort van de geldende wetgever (rechtsoverweging 3.4.6 en 3.4.8).



2.9
Voor de in deze zaak aan de orde zijnde erkenning is van toepassing het bepaalde in artikel 1:5g, eerste lid, Landsverordening aanvulling BW waarin wordt bepaald dat een kind dat door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan de geslachtsnaam van de moeder behoudt, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren naamkeuze te doen.



2.10
Gelet op het voorgaande, en in aanmerking genomen dat de minderjarige bij de moeder woont en sinds zijn geboorte de geslachtsnaam van de moeder draagt, acht de rechter het in het belang van het kind dat hij de geslachtsnaam van de moeder behoudt. Het gerecht bepaalt derhalve dat ter gelegenheid van de erkenning van de minderjarige door de man artikel 1:5 lid 1 BW buiten toepassing blijft en dat het kind de geslachtsnaam van de moeder behoudt.


Omgang



2.11
Bij beschikking van dit gerecht van 23 juni 2020 is de zaak verwezen naar de rol van 27 oktober 2020 voor overlegging rapport zijdens Voogdijraad.



2.12
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.





5DE BESLISSING
Het gerecht:

verleent de man [verzoeker], bij gebreke van toestemming van de moeder, vervangende toestemming om de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Aruba, te erkennen, met dien verstande dat ter gelegenheid van de erkenning door de man artikel 1:5 lid 1 BW aldus buiten toepassing blijft en dat de minderjarige de geslachtnaam van de moeder [geslachtnaam verweerster] behoudt,

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,

houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht, ter zitting van 15 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Link naar deze uitspraak