Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBAMS:2021:6711 
 
Datum uitspraak:29-10-2021
Datum gepubliceerd:07-12-2021
Instantie:Rechtbank Amsterdam
Zaaknummers: C/13/709022 / JE RK 21-8 C/13/709022 / JE RK 21-8
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Jeugd; Verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling toegewezen. Verzoek uithuisplaatsing aangehouden voor een week. Kinderrechter wil minderjarige spreken en ouders nog laatste kans geven mee te werken.
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
 
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht

Zaaknummer: C/13/709022 / JE RK 21-879
Datum uitspraak: 29 oktober 2021


Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing


in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING AMSTERDAM,
wonende te Amsterdam, hierna te noemen: de Raad,

betreffende


[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:


[geboorteplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,


[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .



Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van
27 oktober 2021.

Op 27 oktober 2021 heeft de kinderrechter besloten dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 800 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering waarbij de behandeling van het verzoek niet zou kunnen worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.

Op 29 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.

Verschenen zijn:- de moeder;
- de vader;- mevrouw [naam 1] , namens de Raad;- mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] , namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS).



De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.


[minderjarige] woont bij haar ouders.




Het verzoek

De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van drie maanden.

Tevens wordt de uithuisplaatsing van [minderjarige] verzocht voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg.

De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.




De standpunten

De Raad heeft gepersisteerd bij het verzoek en dit mondeling toegelicht. Er zijn veel structurele zorgen over de opvoedsituatie van [minderjarige] , waarbij ook de basisbehoeften zoals voldoende eten, verzorging en hygiëne, een veilige woonomgeving en haar schoolgang niet zijn gewaarborgd. De WSS heeft de ouders al meerdere kansen gegeven om verbetering te laten zien, maar zij werken onvoldoende mee. De intentie van de ouders is goed, maar het lukt hen niet de situatie te veranderen.

De WSS heeft naar voren gebracht dat er voorafgaand aan het verzoek nog intensieve spoedhulp van Families First is ingezet. Zij hebben de hulp stop gezet omdat zij nauwelijks toegang tot het gezin krijgen. Daarnaast speelt nog de angst dat [minderjarige] naar Polen wordt gestuurd.

De moeder heeft aangegeven dat zij geen zorgen heeft over [minderjarige] . Haar dochter is wel geregeld ziek, waardoor zij niet naar school kan. Families First is niet opzettelijk buiten de deur gehouden, maar de moeder heeft hen niet gehoord aan de deur. De inwonende vriendin heeft het huis verlaten. De moeder erkent dat zij overbelast is en zij accepteert hulp. Er zijn geen plannen om [minderjarige] mee naar Polen te nemen.

De vader heeft gezegd dat hij alles over heeft voor [minderjarige] . Hij verblijft nu nog in de revalidatiekliniek, maar zal volgende week weer thuis zijn. Dan kan hij moeder weer ondersteunen bij de opvoeding en verzorging van [minderjarige] . De hulpverlening is welkom in hun woning.




De beoordeling

Op grond van de informatie, zoals weergegeven in het verzoek, komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] weg te nemen. [minderjarige] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1:257 BW).


[minderjarige] is een kwetsbaar elfjarig meisje dat in een zeer zorgelijke opvoedsituatie verkeert. Haar basale zorg is niet op orde. Zij woont in een vervuild en verwaarloosd huis waar niet altijd voldoende voedsel aanwezig is. Haar persoonlijke verzorging en hygiëne krijgen niet genoeg aandacht. Daarnaast is er sprake van fors schoolverzuim. De moeder is overbelast en is op dit moment de enige beschikbare ouder voor [minderjarige] nadat haar vader vanwege een TIA eind september 2021 in een revalidatiekliniek verblijft. Er is in het vrijwillige kader hulp ingezet, maar dat heeft geen verbetering gebracht. [minderjarige] heeft zelf ook gezegd dat zij zich onveilig voelt. Er zouden problemen zijn met een inwonende vrouw die ruzie maakt met de bovenbuurvrouw. Families First is op 18 oktober jl. ingezet, maar die hebben nauwelijks toegang gekregen tot de woning en daardoor onvoldoende zicht op de situatie. De kinderrechter acht het van belang dat de WSS de komende periode toezicht houdt en dat de Raad verder onderzoek doet naar een ondertoezichtstelling.

De kinderrechter zal het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing voor zeer korte duur aanhouden. Dat een dergelijk verzoek door de Raad is ingediend acht zij zeer begrijpelijk gelet op de zorgelijke thuissituatie. Een uithuisplaatsing zal voor [minderjarige] echter ook een grote impact hebben. De kinderrechter heeft twee liefhebbende ouders gezien, die helaas onmachtig blijken om op dit moment de opvoedsituatie van [minderjarige] te verbeteren. De kinderrechter hoopt dat de ouders doordrongen zijn van het belang van het toelaten van en meewerken met de hulpverlening. [minderjarige] dient naar school te gaan, voldoende eten te krijgen en haar persoonlijke verzorging en de hygiëne in huis moeten op orde zijn. De kinderrechter acht het van belang dat de ouders daarbij worden geholpen. Op deze manier kan een eventuele uithuisplaatsing wellicht nog worden afgewend.

Voorts vindt de kinderrechter het belangrijk om ook met [minderjarige] zelf over het verzoek tot uithuisplaatsing te spreken. De kinderrechter nodigt [minderjarige] uit om voorafgaand aan de zitting met haar in gesprek te gaan. Mocht dit te belastend zijn dan is het ook mogelijk om met de kinderrechter te videobellen. De WSS dient dit uiterlijk een dag van te voren aan te geven.

Op de zitting van 4 november a.s. zal de verdere beoordeling van het verzoek plaatsvinden.



De beslissing

De kinderrechter:

- stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 29 oktober 2021 tot 1 maart 2022;

- houdt de beslissing ten aanzien van het verzoek tot verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing aan tot de zitting van 4 november 2021 te 11:00 uur;

- zal op 4 november 2021 om 10:30 uur met [minderjarige] spreken in de aparte ‘kindgesprek-ruimte’ of desgewenst via videobellen.










Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021 door mr. E.M. Devis, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, als griffier.














































Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 1 november 2021.
































Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.
Link naar deze uitspraak