Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBZWB:2022:2804 
 
Datum uitspraak:24-05-2022
Datum gepubliceerd:27-05-2022
Instantie:Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Zaaknummers:BRE - 21 _ 447
Rechtsgebied:Belastingrecht
Indicatie:Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Trefwoorden:aangifte inkomstenbelasting
belastingrecht
echtscheiding
inkomstenbelasting
 
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 21/447
uitspraak van 24 mei 2022


Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen




[belanghebbende]
, wonende in Duitsland,
belanghebbende,

en


de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.



De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 21 december 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde verzuimboete van € 369 (hierna: de verzuimboete) bij de aanslag inkomstenbelasting (IB) 2017.


Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 16 maart 2022 op het adres [adres] , Bondsrepubliek Duistland, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 18 maart 2022 op genoemd adres is afgeleverd, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.





1Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.





2Gronden


2.1.
In de Basisregistratie Personen (BRP) is opgenomen dat het woonadres in de periode van [periode 2016 - 2019] van belanghebbende was gelegen aan de [woonadres] . Daarnaast is opgenomen dat vanaf [periode 2018] , [correspondentieadres ] als correspondentieadres had te gelden en vanaf [datum] 2018, [postbusadres] .



2.2.
Belanghebbende is per brief uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de aangifte) voor het jaar 2017. Volgens de aanmaningsbrief van 5 juli 2018 moest de aangifte uiterlijk op 19 juli 2018 door de Belastingdienst zijn ontvangen.



2.3.
De Belastingdienst heeft na afloop van de laatste termijn, de aanmaningstermijn, de aangifte van belanghebbende ontvangen.



2.4.
De inspecteur heeft met dagtekening 15 september 2020 de aanslag IB 2017 opgelegd. De verschuldigde IB bedraagt nihil. Gelijktijdig is de verzuimboete opgelegd.



2.5.
In geschil is of de verzuimboete terecht aan belanghebbende is opgelegd.



2.6.
Belanghebbende heeft ten aanzien van de verzuimboete het volgende aangevoerd. Vanwege zijn scheidingsprocedure heeft hij de aanmaningsbrief niet ontvangen. De rechtbank begrijpt het standpunt van belanghebbende zo dat de ex-echtgenote van belanghebbende de post niet aan belanghebbende verstrekte. Daarnaast was één stuk verstuurd naar de postbus die hij gebruikt, maar daarvan was belanghebbende de sleutel kwijt. De aangifte is voorts slechts één dag te laat gedaan en dat maakt de verzuimboete disproportioneel.



2.7.
Volgens de inspecteur is de verzuimboete opgelegd wegens het niet tijdig doen van de aangifte. De omstandigheid dat belanghebbende geen toegang heeft gehad tot de post in verband met zijn echtscheiding en omdat hij zijn sleutel van de postbus kwijt was, zijn omstandigheden die voor rekening en risico van belanghebbende komen.



2.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de uitnodiging, herinnering en de aanmaning tot het doen van aangifte, naar toentertijd het juiste adres zijn gezonden en aldaar zijn ontvangen.


2.8.1.
De stelling van belanghebbende dat hij vanwege zijn echtscheidingsprocedure de post niet heeft gekregen van zijn ex-partner, kan hem niet baten. Dergelijke omstandigheden komen voor zijn rekening en risico. Dat geldt ook voor het gestelde verlies van de sleutel van de postbus.




2.9.
Aan de belastingplichtige, die is uitgenodigd tot het doen van aangifte en die de aangifte niet, dan wel niet binnen de in de aanmaning tot het doen van aangifte gestelde termijn heeft gedaan, kan een verzuimboete worden opgelegd. De inspecteur heeft een verzuimboete opgelegd van 7 percent van het wettelijk maximum van € 5.278, ofwel € 369.



2.10.
Vast staat dat belanghebbende niet tijdig de aangifte heeft gedaan. De verzuimboete is in beginsel dan ook terecht aan belanghebbende opgelegd. Opzet of schuld is niet vereist voor het opleggen van een verzuimboete. Wel moet een boete achterwege blijven bij afwezigheid van alle schuld. Belanghebbende heeft geen omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan kan worden geoordeeld dat hij alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig zou worden ingediend. De rechtbank acht de boete van € 369 hier passend en geboden.



2.11.
De omstandigheid dat belanghebbende de aangifte kort na het verstrijken van de laatst gestelde termijn heeft gedaan, is geen grond om de boete te vernietigen dan wel te verlagen. De verzuimboete heeft immers tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen, zodat belastingplichtigen hun wettelijke verplichtingen nakomen en dat het enkele niet voldoen aan de fiscale verplichting een verzuimboete rechtvaardigt.



2.12.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.



2.13.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.


Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier, op 24 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.


De griffier, De rechter,







Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:




Rechtsmiddel


Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.



Artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).


Paragraaf 21, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.


Vergelijk Hoge Raad 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184.
Link naar deze uitspraak