Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0529-462222
ECLI:NL:RBROT:2024:3297 
 
Datum uitspraak:10-04-2024
Datum gepubliceerd:19-04-2024
Instantie:Rechtbank Rotterdam
Zaaknummers:C/10/664560 / HA ZA 23-75 C/10/664560 / HA ZA 23-75
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Eindvonnis na onttrekking advocaat aan de zijde van eisers. Afwijzing. Gelet op de gemotiveerde en met stukken onderbouwde betwisting van gedaagden hebben eisers niet voldaan aan hun stelplicht.
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
wettelijke rente
 
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven


zaaknummer / rolnummer: C/10/664560 / HA ZA 23-751


Vonnis van 10 april 2024


in de zaak van




1. [eiser 1] ,

2. [eiser 2],
woonplaats: [woonplaats] ,
eisers,
die aanvankelijk werden bijgestaan door advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge,

tegen




1. [gedaagde 1] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,

2. [gedaagde 2],
praktijk houdende: [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. A. Mulder te Utrecht.


De partijen worden hierna afzonderlijk ‘ [eiser 1] ’, ‘ [eiser 2] ’, ‘de Stichting’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd. Eisers worden hierna samen in mannelijk enkelvoud ‘ [eiser 1] c.s.’ genoemd. Gedaagden worden hierna samen in vrouwelijk enkelvoud ‘de Stichting c.s.’ genoemd.





1De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:


de dagvaarding van 20 juli 2023, met bijlagen 1 tot en met 5;


de conclusie van antwoord, met bijlagen 1 tot en met 16;


de brieven van de rechtbank aan partijen van 1 november 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 27 februari 2024;


het B-formulier van 8 februari 2024, waarmee de toenmalig advocaat van [eiser 1] c.s. zich heeft onttrokken.





1.2.
Op grond van artikel 6.2 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken (‘het Landelijk procesreglement’) is de zaak naar de rol van 28 februari 2024 verwezen voor het stellen van een nieuwe advocaat aan de kant van [eiser 1] c.s.



1.3.
Op de rol van 28 februari 2024 heeft zich geen nieuwe advocaat aan de kant van [eiser 1] c.s. gesteld. Daarom is de zaak vervolgens op grond van artikel 6.4 van het Landelijk procesreglement verwezen naar de rol van 13 maart 2024 voor partijberaad.



1.4.
De Stichting c.s. heeft de rechtbank in een e-mail van 5 maart 2024 gevraagd om vonnis te wijzen. [eiser 1] c.s. heeft niet gereageerd.



1.5.
De rechtbank heeft vervolgens besloten dat vonnis wordt gewezen.






2De beoordeling
Waar gaat de zaak over?


2.1.

[eiser 2] heeft in de periode van augustus 2017 tot en met juli 2019 vijf miskramen gehad. [eiser 2] was toen onder behandeling bij de afdeling gynaecologie van de Stichting, meer in het bijzonder bij gynaecoloog [gedaagde 2] .



2.2.
Volgens [eiser 1] c.s. heeft de Stichting c.s., en in het bijzonder [gedaagde 2] , medisch verwijtbaar gehandeld, omdat [gedaagde 2] niet geacteerd heeft op schildklierproblematiek van [eiser 2] , niet geacteerd heeft op het voorkomen van meerdere miskramen en ook niet na iedere miskraam een nader onderzoek heeft laten uitvoeren met de vraag wat de oorzaak van de miskraam was, om daar vervolgens in een volgende zwangerschap op te kunnen acteren. [eiser 1] c.s. vordert daarom in deze zaak – kort gezegd – primair (1) een verklaring voor recht dat de Stichting c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor het tekortschieten van de medische zorg aan [eiser 1] c.s., (2) een verklaring voor recht dat de Stichting c.s. hoofdelijk gehouden is om de schade die het gevolg is van het tekortschieten van de medische zorg aan [eiser 1] c.s. te vergoeden, (3) hoofdelijke veroordeling van de Stichting c.s. tot betaling aan [eiser 1] c.s. van € 5.000,00 als voorschot op de schade en (4) verwijzing naar de schadestaatprocedure. Subsidiair vordert [eiser 1] c.s. om de Stichting c.s. te veroordelen om over te gaan tot het verrichten van aanvullend onderzoek in de vorm van een second opinion.



2.3.
De Stichting c.s. is het niet eens met de vordering van [eiser 1] c.s. In de eerste plaats is de Stichting c.s. van mening dat aan [eiser 1] geen vorderingsrecht toekomt en dat [eiser 1] daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Verder is de Stichting c.s. – zeer kort gezegd – van mening dat [gedaagde 2] [eiser 2] volgens de (destijds) geldende richtlijnen heeft behandeld en onderzocht en dat [eiser 1] c.s. te weinig heeft gesteld om te kunnen concluderen dat sprake is van een medische beroepsfout. Verder betwist de Stichting c.s. dat [gedaagde 2] geen onderzoek heeft gedaan naar de schildklierfunctie van [eiser 2] en dat (extra) schildkliermedicatie nodig was. Volgens de Stichting c.s. moet dit ertoe leiden dat de vorderingen van [eiser 2] tegenover de Stichting c.s. moeten worden afgewezen.



2.4.
De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser 1] c.s. af. Dit wordt hierna uitgelegd.






[eiser 1] is ontvankelijk




2.5.

[eiser 1] is ontvankelijk in zijn vordering tegenover de Stichting c.s. De Stichting c.s. stelt weliswaar dat [eiser 1] geen vorderingsrecht tegenover haar heeft, maar dat leidt – als de rechtbank de Stichting c.s. daarin zou volgen – tot afwijzing van de vordering van [eiser 1] tegenover de Stichting c.s. In dat geval wordt de vordering van [eiser 1] namelijk op inhoudelijke gronden afgewezen. Van niet-ontvankelijkheid is alleen sprake als niet aan de formele vereisten voor het instellen van een vordering is voldaan, zoals het tijdig betalen van het griffierecht of het tijdig in verzet komen tegen een verstekvonnis. De Stichting c.s. heeft niet gesteld dat [eiser 1] niet aan één of meerdere formele eisen voor het instellen van zijn vordering heeft voldaan.


De vorderingen van [eiser 1] c.s. worden afgewezen




2.6.
De Stichting c.s. heeft gemotiveerd en met stukken onderbouwd betwist dat zij, en in het bijzonder [gedaagde 2] , medisch verwijtbaar heeft gehandeld tegenover [eiser 1] c.s. De Stichting c.s. heeft – onder verwijzing naar het medisch dossier en de Richtlijn Herhaalde Miskraam (versie 2.0) – uiteengezet dat en waarom [gedaagde 2] [eiser 2] volgens de (destijds) geldende richtlijnen heeft behandeld en onderzocht, en dat [gedaagde 2] daarnaast zelfs nog extra onderzoek heeft verricht. De Stichting c.s. heeft in het bijzonder uiteengezet dat [gedaagde 2] de schildklierfunctie van [eiser 2] wel degelijk heeft laten testen en dat [gedaagde 2] op basis van de lab uitslagen heeft geconcludeerd (en ook heeft kunnen concluderen) dat het niet logisch was om op dat moment de schildkliermedicatie van [eiser 2] al te verhogen. [eiser 1] c.s. heeft dit allemaal niet weersproken en daarom moet wat de Stichting c.s. heeft aangevoerd in deze zaak als vaststaand worden aangenomen. Door zijn stellingen niet gemotiveerd te handhaven na de gemotiveerde betwisting door de Stichting c.s. voldoet [eiser 1] c.s. niet aan zijn stelplicht voor wat betreft zijn hiervoor in overweging 2.2. genoemde stellingen en daarom worden de primaire vorderingen van [eiser 1] c.s. afgewezen.



2.7.
De subsidiaire vordering van [eiser 1] c.s. wordt ook afgewezen. Die vordering tot het verrichten van een aanvullend onderzoek in de vorm van een second opinion heeft [eiser 1] c.s. namelijk ingesteld op basis van dezelfde feiten en stellingen als de primaire vorderingen, maar dan voor het geval dat nog niet geconcludeerd kan worden dat de Stichting c.s. volledig aansprakelijk is tegenover [eiser 1] c.s. (zie randnummer 18 van de dagvaarding). Omdat de primaire vorderingen – gelet op het gemotiveerde en met stukken onderbouwde verweer van de Stichting c.s. – al stranden op de stelplicht van [eiser 1] c.s., deelt de subsidiaire vordering hetzelfde lot.



[eiser 1] c.s. moet de proceskosten van de Stichting c.s. betalen




2.8.

[eiser 1] c.s. krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Stichting c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat € 521,00 (1 punt × tarief I)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.536,00



2.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

Uitvoerbaarheid bij voorraad




2.10.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.






3De beslissing
De rechtbank:


3.1.
wijst de vorderingen af;



3.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten van € 3.536,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser 1] c.s. niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser 1] c.s. € 92,00 extra betalen voor de kosten van betekening;



3.3.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;



3.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;



3.5.
wijst al het andere af.


Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.
3349 / 1582
Link naar deze uitspraak