Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met Oudshoorn & Schoe
0348-418816
ECLI:NL:RBDHA:2018:8748 
 
Datum uitspraak:29-06-2018
Datum gepubliceerd:19-07-2018
Instantie:Rechtbank Den Haag
Zaaknummers:c09551284
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Jeugdrecht - beëindiging gezag van de moeder over de minderjarige. OTS voor de duur van 1 jaar en MUHP voor de duur van 3 maanden, zodat kan worden toegewerkt naar plaatsing van de minderjarige bij de vader.
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
 
Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz

Zaaksgegevens: C/09/551284 / FA RK 18-2618 en C/09/555532 / JE RK 18-1309
Datum uitspraak: 29 juni 2018

Beschikking van de meervoudige kamer


Beëindiging gezag




Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing


in de zaak naar aanleiding van de op 9 april 2018 en 26 juni 2018 ingekomen verzoekschriften van:


de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden (hierna te noemen: de Raad),

betreffende:



[minderjarige] geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige]

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:


[de man] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.E.P. Somers te Rotterdam,


[de vrouw 1]

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam,


[belanghebbende] ,
hierna te noemen: de grootmoeder (moederszijde), tevens pleegmoeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. R.A.F. Jansen te Rotterdam.



Het procesverloop
In de beschikking van het gerechtshof Den Haag d.d. 21 april 2017 is overwogen dat het van groot belang is dat er rust, stabiliteit en duidelijkheid komt in het leven van [minderjarige] , dat [minderjarige] goed op zijn plek lijkt bij de pleegmoeder om de verdere belangrijke stappen te zetten in zijn ontwikkeling en dat een verandering van woonomgeving mogelijk te belastend is voor [minderjarige]

In het licht van voornoemde beschikking heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking van 1 november 2017 de gecertificeerde instelling verboden om verder te werken aan een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader, is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 25 november 2017 tot 25 februari 2018, is voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de pleegmoeder en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden.

Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 19 februari 2018 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 25 februari 2018 tot 25 november 2018 en is voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de pleegmoeder.

Bij beschikking van het gerechtshof Den Haag d.d. 30 mei 2018 is de beschikking
d.d. 19 februari 2018 vernietigd en zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing opgeheven. Het gerechtshof heeft daarbij overwogen er van uit te gaan dat stapsgewijs zal worden toegewerkt naar een thuisplaatsing bij de vader.

Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 7 juni 2018 is de behandeling van het verzoek tot gezagsbeëindiging van de ouders en het ter zitting gedane mondelinge verzoek tot ondertoezichtstelling verwezen naar de meervoudige kamer en aangehouden tot de zitting van 29 juni 2018.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:


voornoemde beschikkingen;


de brief van 26 juni 2018 van de zijde van de Raad;


het faxbericht van 28 juni 2018 van de zijde van de vader.



Op 29 juni 2018 is de behandeling van de zaak ter zitting door de meervoudige kamer met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:


mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;


de heer [vertegenwoordiger van de GI] namens Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de gecertificeerde instelling);


de vader, bijgestaan door zijn advocaat;




de advocaat van de moeder, mr. R.W. de Gruijl;


de pleegmoeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.A.F. Jansen;


mevrouw [A] , pleegzorgbegeleider van Enver, als informant.



Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.



Verzoeken en verweer


I. Beëindiging gezag

De Raad heeft te kennen gegeven het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader in te trekken, nu de vader de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich zal nemen. De vader zal daarom het ouderlijk gezag over [minderjarige] behouden. De Raad heeft ter zitting opgemerkt dat zij daarom het verzoek tot benoeming van de gecertificeerde instelling als voogd ook niet handhaaft.

De Raad verzoekt thans het gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen. Blijkens de overgelegde stukken en de aanvulling daarop ter zitting, is de grond voor het verzoek van de Raad gelegen in het volgende. Al sinds de moeder in verwachting was van [minderjarige] , bestaan er ernstige zorgen over hetgeen zij [minderjarige] kan bieden. De moeder heeft een belast verleden met paniekaanvallen, psychosociale problemen en kenmerken van borderline. Bij [minderjarige] is sprake van ingewikkelde problematiek en hij heeft bovengemiddelde stabiliteit en continuïteit in zijn leven nodig. Hij heeft een opvoeder nodig die daaraan tegemoet kan komen. De moeder speelt op dit moment geen significante rol in het leven van [minderjarige] Er is al geruime tijd geen vast contact en de samenwerking met de hulpverlening verloopt moeizaam. De moeder heeft al gedurende lange tijd niet kunnen voorzien in de behoeften van [minderjarige] en het ligt niet in de verwachting dat zij dit in de toekomst wel zal kunnen. Daarbij zorgt de huidige situatie, waarin de moeder mede met het gezag is belast, voor moeilijkheden. Zo verschijnt zij niet op afspraken en wordt de inschrijving op school bemoeilijkt vanwege de vereiste handtekening van de moeder. De aanvaardbare termijn is verstreken.
Namens de moeder is verzocht het verzoek tot beëindiging van haar gezag af te wijzen, omdat de moeder het gezag wenst te behouden.
De vader heeft ingestemd met het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder over [minderjarige] , omdat dit in het belang is van [minderjarige] De besluitvorming kan bij eenhoofdig gezag van de vader sneller plaatsvinden en praktische zaken als inschrijving voor school kunnen door de vader geregeld worden.

Namens de pleegmoeder is ingestemd met het verzoek tot gezagsbeëindiging van de moeder.




II. Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin (bij de pleegmoeder) voor de periode van drie maanden. Blijkens de overgelegde stukken en de aanvulling daarop ter zitting, is de grond voor het verzoek van de Raad gelegen in het volgende. [minderjarige] is een kwetsbare jongen en bij hem is sprake van zeer ingewikkelde ontwikkelingsproblematiek en een ontwikkelingsachterstand. Hij is gevoelig voor zijn omgeving en snel prikkelbaar. Hij behoeft nog meer dan andere kinderen stabiliteit, continuïteit en voorspelbaarheid in zijn leven. Het gerechtshof heeft de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] opgeheven en bepaald dat [minderjarige] stapsgewijs moet worden teruggeplaatst bij de vader. Echter, zonder ondertoezichtstelling kan de gecertificeerde instelling deze terugplaatsing niet begeleiden. Het werken aan terugplaatsing van [minderjarige] in het vrijwillig kader is te kwetsbaar. De betrokkenheid van de gecertificeerde instelling is noodzakelijk om de belangen van [minderjarige] in deze complexe situatie voorop te stellen. De gecertificeerde instelling zal de ontwikkelingen volgen en zo nodig op adequate wijze handelen op eventuele problemen. Een machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk om de terugplaatsing van [minderjarige] bij de vader gefaseerd te laten verlopen en daarbij rekening te houden met de behoeftes en de zorgvraag van [minderjarige] Een machtiging voor de duur van drie maanden zou voldoende moeten zijn en komt ook tegemoet aan de wensen van de vader.

Namens de gecertificeerde instelling is ter zitting aangegeven dat de jeugdbeschermer die de terugplaatsing gaat begeleiden in samenspraak met de vader en de pleegmoeder een stappenplan zal opstellen. Hierbij zal het tempo van [minderjarige] bepalend zijn . De gecertificeerde instelling zou graag zien dat een machtiging tot uithuisplaatsing wordt afgegeven voor langere duur.

Namens de moeder is ingestemd met de verzoeken tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder vraagt zich wel af of een machtiging voor de duur van drie maanden voldoende is om de terugplaatsing zorgvuldig te laten verlopen.

Door en namens de vader is opgemerkt dat het van belang is dat de terugplaatsing van [minderjarige] goed verloopt. De vader vindt het belangrijk om daarbij ook rekening te houden met de gevoelens van de pleegmoeder. Het is wenselijk dat de gecertificeerde instelling hierbij betrokken is en dat naar de belangen van [minderjarige] wordt gekeken. Daarom verzet de vader zich niet tegen een ondertoezichtstelling voor de duur van ten hoogte zes maanden. De vader ziet geen noodzaak voor een machtiging tot uithuisplaatsing, zeker niet als het gezag van de moeder wordt beëindigd. De terugplaatsing kan in het vrijwillig kader worden gerealiseerd. Daarbij is namens de vader opgemerkt dat het gerechtshof heeft overwogen dat er geen gronden meer waren voor een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. [minderjarige] wordt niet zodanig ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd.
Momenteel wordt [minderjarige] ieder weekend door de vader opgehaald bij de pleegmoeder.

Door en namens de pleegmoeder is ingestemd met de verzoeken tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. De pleegmoeder maakt zich veel zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] Zij is bang dat de terugplaatsing niet succesvol zal verlopen voor [minderjarige] Het traject moet goed begeleid worden. Het is van belang dat de gecertificeerde instelling kan handelen als dat nodig en in het belang van [minderjarige] is. Na de zomervakantie gaat [minderjarige] weer naar school en de vraag is hoe dat ingericht moet worden. Op dit moment is niet duidelijk wanneer de terugplaatsing rond is.




Beoordeling

Verzoek I

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.

De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het gezag van de moeder aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de moeder geen significante rol speelt in het leven van [minderjarige] en de verwachting is dat zij die rol in de toekomst ook niet zal vervullen. Zij kan niet voorzien in de specifieke behoeftes van [minderjarige] Er is al geruime tijd geen sprake van vast contact tussen [minderjarige] en de moeder en de samenwerking tussen de moeder en de hulpverlening verloopt moeizaam. Hiermee is de in artikel 1:266, eerste lid, onder a BW genoemde aanvaardbare termijn verstreken.
De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.


Verzoek II

De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan uit het volgende. Er is sprake van een ontwikkelingsachterstand en [minderjarige] heeft veel behoefte aan stabiliteit, continuïteit en voorspelbaarheid. Hij woont al geruime tijd bij de pleegmoeder. Nu het gerechtshof heeft bepaald dat het perspectief van [minderjarige] bij de vader ligt, moet hij stapsgewijs worden teruggeplaatst bij de vader. De begeleiding van de gecertificeerde instelling is hierbij noodzakelijk, met name gelet op de specifieke behoeftes van [minderjarige] De gecertificeerde instelling kan ingrijpen in het traject als het belang van [minderjarige] dat vergt.
De rechtbank ziet – anders dan de vader – wel gronden voor toewijzing van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar. Het is van belang dat de ontwikkeling van [minderjarige] , gelet op de zorgen die bestaan, wordt gevolgd. De gecertificeerde instelling kan de vader bijstaan en hulpverlening inzetten indien dat nodig blijkt. Een toeziend oog is nodig, zeker nu [minderjarige] uit zijn vertrouwde omgeving wordt gehaald en de (opvoed)situatie voor hem aanzienlijk zal veranderen.

Voorts is de rechtbank van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Daarbij overweegt de rechtbank in eerste instantie dat [minderjarige] formeel nog bij de pleegmoeder woont en een dergelijke plaatsing – als sprake is van een ondertoezichtstelling – op grond van artikel 1:265a BW geformaliseerd dient te worden met een machtiging tot uithuisplaatsing. De gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing zijn naar het oordeel van de rechtbank verder gelegen in de omstandigheid dat terugplaatsing van [minderjarige] bij de vader goed begeleid moet worden. Het is van belang dat afspraken worden gemaakt met de pleegmoeder en de vader en dat praktische zaken met betrekking tot school worden geregeld voor [minderjarige] De rechtbank zal de machtiging tot uithuisplaatsing toewijzen voor de door de Raad verzochte duur van drie maanden.

Derhalve zal als volgt worden beslist.



Beslissing
De rechtbank:

beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder [de vrouw 2] geboren op [geboortedag 2] 1983 te [geboorteplaats 2] over de minderjarige:
- [minderjarige] geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats 1]
zodat het ouderlijk gezag voortaan alleen toekomt aan de vader;

gelast de griffier deze wijziging in de gezagssituatie aan te tekenen in het gezagsregister;

stelt [minderjarige] van 29 juni 2018 tot 29 juni 2019 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond;

en

machtigt Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin van 29 juni 2018 tot 29 september 2018;

verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.









Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.M. Engbers, J.M. Vink en A.E.J. Satink, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2018.


























Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.
Link naar deze uitspraak