Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBGEL:2024:7454 
 
Datum uitspraak:30-10-2024
Datum gepubliceerd:01-11-2024
Instantie:Rechtbank Gelderland
Zaaknummers:24/6635 en 24/6638
Rechtsgebied:Bestuursprocesrecht
Indicatie:Projectplan. Eisers in verzuim. Geen verschoonbare termijnoverschrijding. Rechtsmiddelenclausule. Artikel 6:11 Awb.
Trefwoorden:varkens
waterschap
 
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 24/6638 en 24/6635


uitspraak van de voorzieningenrechter van



op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen




[eiseres] ,


[eiser] , uit [plaats] , eisers
(gemachtigde: [naam gemachtigde] en mr. dr. D.J.B. Bosscher),

en


het college van dijkgraaf en heemraden van het Waterschap Rijn en IJssel, het college
(gemachtigde: mr. E.P. Euverman en mr. M.M.M. Kapteins).




Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eisers met betrekking tot het door het college vastgestelde Projectplan Waterwet ‘Klimaatrobuuste inrichting Hagenbeek’ (projectplan). Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eisers daartegen.


1.1.
Bij besluit van 19 maart 2024 heeft het college het projectplan vastgesteld.



1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 september 2024 op zitting behandeld gelijktijdig met het beroep in de zaak: 24/2743. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigden van eisers en de gemachtigden van het college.















Achtergrond

2. Het college heeft met het besluit van 12 maart 2024 een projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet vastgesteld voor het project “Klimaatrobuuste inrichting Hagenbeek” en besloten het project uit te voeren in overeenstemming met dit plan. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om hangende het beroep een voorlopige voorziening te treffen.

3. Het projectplan voorziet in de realisering van een hydrologisch maatregelenpakket dat gericht is op het verbeteren van de natuurkwaliteit en klimaatrobuustheid van het natuurgebied ‘Hagenbeek’. Het project omvat een beschrijving van het betrokken werk, de wijze waarop het werk wordt uitgevoerd alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk.

4. Eisers wonen in de directe omgeving van het plangebied, namelijk op het adres [locatie] in [plaats] . Eisers hebben op 18 september 2024 beroep ingesteld tegen het projectplan en daarbij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.



Beoordeling door de rechtbank

5. De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot de conclusie dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk is, omdat zij buiten de beroepstermijn beroep hebben ingesteld tegen het projectplan. Daarom gaat de voorzieningenrechter niet in op de beroepsgronden die zich richten op de inhoud van het projectplan.


5.1.
Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.


Zijn eisers in verzuim?

6. De termijn voor het instellen van beroep tegen het projectplan is op 20 maart 2024 aangevangen en op 1 mei 2024 geëindigd. Niet in geschil is dat eisers het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn en daarmee te laat hebben ingediend. Ter beoordeling ligt voor of de voorzieningenrechter van niet-ontvankelijkheidverklaring van het beroep moet afzien omdat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eisers in verzuim zijn geweest.



6.1.
Eisers voeren aan dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding omdat het college een fout heeft gemaakt en daarom het beroep van eisers alsnog ontvankelijk is. De rechtsmiddelenclausule bij het projectplan is namelijk in strijd met de werkelijkheid omdat hierin staat vermeld dat in beginsel alleen belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend beroep kunnen instellen tegen het projectplan. In verband met deze foutieve rechtsmiddelenclausule waren eisers in de veronderstelling dat zij geen beroep meer konden instellen tegen het projectplan. Toen eisers vervolgens op 18 september 2024 in contact traden met hun gemachtigde, vernamen zij dat de rechtsmiddelenclausule in strijd is met de werkelijkheid. Vervolgens hebben zij direct aan hun gemachtigde opgedragen om alsnog beroep in te stellen tegen het projectplan.



6.2.
Artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt: ‘Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkheidverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.´

Op 30 januari 2024 heeft de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) vier uitspraken gedaan over de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding. Hierin heeft het college onder meer het volgende overwogen:

‘2.3 De - enige - vraag die door het bestuursorgaan en door de bestuursrechter in geval van een termijnoverschrijding moet worden beantwoord, is of “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest”. In dat verband zijn twee aspecten van belang. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of het niet tijdig indienen van het bezwaar- of beroepschrift aan de indiener kan worden toegerekend. Voor het oordeel dat de termijnoverschrijding niet aan de indiener kan worden toegerekend, kan grond bestaan als deze het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, als deze is veroorzaakt door het handelen of nalaten van het bestuursorgaan en mogelijk ook wegens andere redenen. Als de termijnoverschrijding aan de indiener kan worden toegerekend, dan is deze niet verschoonbaar. Kan de termijnoverschrijding niet aan de indiener worden toegerekend, dan moet worden beoordeeld of het bezwaar- of beroepschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.


(…)


om, binnen het bestaande wettelijke kader, aan bestuursorganen en bestuursrechters zoveel mogelijk ruimte te bieden om maatwerk te leveren. (…)


Verder moet de bestuursrechter, gelet op de uitspraken van het CBb, ook de navolgende aspecten betrekken, te weten de toegang tot de rechter, de rechtszekerheid, voorspelbaarheid en rechtsgelijkheid. Als sprake is van een geringe verwijtbaarheid bij de indiener, dan is vervolgens de partijenconstellatie van belang. Bij een besluit waarbij de rechtszekerheid van actuele of potentiële derden met een tegengesteld belang in het geding is, zal er doorgaans minder ruimte zijn om verschoonbaarheid aan te nemen.



6.3.
In het projectplan is de volgende rechtsmiddelenclausule opgenomen:
‘Beroep

Tegen dit projectplan kan gedurende zes weken na de datum van deze publicatie beroep worden ingesteld bij:


Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem


Afdeling bestuursrecht


Postbus 9030


6800 EM Arnhem



Het instellen van beroep bij de rechtbank tegen het definitief vastgestelde projectplan Waterwet is in beginsel alleen mogelijk voor belanghebbenden die in de ontwerpfase een zienswijze hebben ingediend. Het behandelen van het beroep brengt kosten met zich mee (griffierecht). Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste bevatten: naam en adres, datum, een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht en de gronden van het beroep.


(…)´




6.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in haar uitspraak van 14 april 2021 heeft overwogen dat aan belanghebbenden in omgevingsrechtelijke zaken niet langer artikel 6:13 van de Awb mag worden tegengeworpen. Dit bekent dat belanghebbenden die geen zienswijzen tegen het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht toch beroep in kunnen stellen. Onder omgevingsrechtelijke zaken vallen ook, zoals in dit geval, de zaken over besluiten op grond van de Waterwet.



6.5.
Eisers hebben weliswaar aangegeven dat zij gelet op de rechtsmiddelenclausule in de veronderstelling waren dat zij geen beroep konden instellen tegen het projectplan, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat eisers wel in verzuim zijn en daarom geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hiertoe acht de voorzieningenrechter het volgende van belang. In de rechtsmiddelenclausule van het projectplan is niet expliciet opgenomen dat belanghebbenden ook zonder het indienen van zienswijzen tegen het ontwerpprojectplan, beroep konden instellen bij de rechtbank. Daarentegen is in de rechtsmiddelenclausule wel de term ‘in beginsel’ opgenomen, waarmee de mogelijkheid tot het indienen van beroep niet is uitgesloten en het op de weg van eisers had gelegen om, toen zij op de hoogte raakten van het besluit, zouden informeren bij het college of beroep tegen het projectplan voor hen openstond dan wel dat zij rechtsbijstand zouden zoeken. Eisers hebben echter tot ongeveer vijf maanden na de publicatie van het projectplan geen actie ondernomen tegen het projectplan, terwijl zij, zoals zij op zitting hebben meegedeeld, wel al die tijd bekend waren met het projectplan en zij, eerst nadat de conceptvaststellingsovereenkomst hen was toegezonden, actief bijstand zijn gaan zoeken bij een rechtsbijstandverlener. Verder neemt de voorzieningenrechter ook in acht dat eisers naast de enkele stelling dat de rechtsmiddelenclausule niet in overeenstemming is met de werkelijkheid, geen andere argumenten naar voren hebben gebracht waarom niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim zijn geweest.




Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, is er ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en dit verzoek zal dan worden afgewezen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.





Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.




Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op













griffier


voorzieningenrechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.



Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.


Dit is volgens eisers niet in overeenstemming met het arrest van het Hof van Justitie van 14 januari 2021 (Varkens in Nood) en de daarop volgende uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 april 2021.


Dit zijn de uitspraken: ECLI:NL:CBB:2024:31, ECLI:NL:CBB:2024:32, ECLI:NL:CBB:2024:33 en ECLI:NL:CBB:2024:34.


Uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, r.o. 3.3.


Uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786.


Uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, r.o. 4.9.
Link naar deze uitspraak