Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBGEL:2024:7559 
 
Datum uitspraak:28-10-2024
Datum gepubliceerd:01-11-2024
Instantie:Rechtbank Gelderland
Zaaknummers:AWB 24/2743
Rechtsgebied:Omgevingsrecht
Indicatie:Hydrologie. STAB. Deskundigen. Projectplan. Waterwet. Artikel 8 EVRM. Artikel 12, eerste lid, IVESCR.
Trefwoorden:landbouw
vaststellingsovereenkomst
waterschap
 
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/2743


uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen




[eiser 1] en [eiseres 1] ,[eiseres 2] ,[eiser 2] ,[eiser 3] en [eiseres 3] ,[eiseres 4] ,[eiser 4] ,[eiser 5] en [eiseres 5] ,[eiseres 6] ,


[eiser 6] ,


[eiser 7] ,



[eiser 8] en [eiseres 7] ,


[eiseres 8] , en


[eiser 9]
, allen uit [plaats] , eisers
(gemachtigden: [naam gemachtigde] en mr. dr. D.J.B. Bosscher),

en


het college van dijkgraaf en heemraden van het Waterschap Rijn en IJssel, het college
(gemachtigden: mr. E.P. Euverman en mr. M.M.M. Kapteins).



Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het Projectplan Waterwet ‘Klimaatrobuuste inrichting Hagenbeek’ dat het college op 12 maart 2024 heeft vastgesteld (het projectplan).


1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.



1.2.
Op 9 september 2024 heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (STAB) advies uitgebracht.



1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers [eiser 1] , [eiseres 1] , [eiser 3] , [eiser 2] , [eiser 5] , [eiser 8] bijgestaan door hun gemachtigden en deskundige drs. ing [deskundige A] . Namens het college zijn gemachtigden verschenen, bijgestaan door deskundigen ing. [deskundige B] en [deskundige C] , MSc. Namens de STAB zijn mr. ir. [persoon D] en drs. [persoon E] verschenen.




Achtergrond
2. Het college heeft met het besluit van 12 maart 2024 een projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet vastgesteld en besloten het project uit te voeren in overeenstemming met dit plan.


2.1.
Het projectplan voorziet in de realisering van een hydrologisch maatregelenpakket dat gericht is op het verbeteren van de natuurkwaliteit en klimaatrobuustheid van het natuurgebied ‘Hagenbeek’. Het project omvat een beschrijving van het betrokken werk, de wijze waarop het werk wordt uitgevoerd en ook een beschrijving van de te treffen voorzieningen gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. De uit te voeren watermaatregelen in het project zijn:
1. het hydrologisch herstel door het aanpassen van het ontwateringssysteem:


Verondiepen detailontwatering in en direct rondom het natuurgebied.


Peilopzet leggerwatergangen (Barchemse Veengoot, Afwatering langs Broekhuis en Afwatering van de Hardermaat).



2. Mitigerende maatregelen als gevolg van het hydrologisch herstel gericht op het voorkomen, beperken en compenseren van natschade (landbouwfuncties, bebouwing):


Het ophogen van diverse (gedeelten) van percelen waar natschade wordt berekend.


Nemen van diverse maatregelen aan bebouwing om schade te voorkomen. Dit zijn vooral bouwkundige maatregelen, maar ook maatregelen ter verbetering van de hemelwaterafvoer. Het college baseert het besluit op meerdere rapporten, waaronder het GGOR++, Haakse Beek – Veengoot, van 1 november 2013, het rapport Bodemchemisch onderzoek Hagenbeek 2022 van 16 februari 2023, het rapport Biogeochemisch onderzoek Hagenbeek uit 2019 en een memo van de werkgroep Inrichting Hagenbeek van 13 november 2023, getiteld: Effecten waterhuishouding inrichting Hagenbeek.





2.2.
Op 29 april 2024 hebben eisers beroep ingesteld tegen het projectplan en daarbij ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Eisers wonen in en rondom het plangebied en exploiteren daar (landbouw)ondernemingen. Zij vrezen kort gezegd dat het gebied in het geheel en hun percelen in het bijzonder door uitvoering van de geplande werkzaamheden nog natter zullen worden dan het nu al is. Zij beroepen zich in dit kader op de notitie van [deskundige A] van 25 april 2024.



2.3.
Op 7 en 16 juni 2024 hebben eisers aanvullende beroepschriften ingediend tevens houdende aanvulling van het verzoek tot voorlopige voorziening.



2.4.
Op 5 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek tot een voorlopige voorziening toegewezen en het projectplan geschorst tot de uitspraak op het beroep in deze procedure. Verder heeft de voorzieningenrechter de STAB gevraagd om binnen drie maanden een advies uit te brengen en de zitting voor deze procedure gepland op 24 september 2024.


2.5.
Op 9 september 2024 heeft de StAB advies uitgebracht. Op 16 september 2024 hebben zowel eisers als het college gereageerd op het advies van de STAB.




Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het projectplan aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

5. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd en ingetrokken. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 4.62, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet, volgt dat in deze procedure de Waterwet nog van toepassing is, omdat het ontwerp-projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van afdeling 5.1 van de Ow.


Moeten de aanvullende beroepschriften van 7 en 16 juni 2024 buiten beschouwing blijven?

6. De rechtbank overweegt dat de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing is op het projectplan. Niet in geschil is dat eisers in de rechtsmiddelenclausule zijn gewezen op de toepasselijkheid van de Chw. In artikel 1.6a van de Chw is bepaald dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Binnen de termijn aangevoerde beroepsgronden mogen wel nader worden onderbouwd of aangevuld.


6.1.
De rechtbank stelt vast dat eisers op 29 april 2024 het beroepschrift hebben ingediend en daarmee binnen de beroepstermijn hun gronden hebben aangevoerd tegen het projectplan. Vervolgens hebben eisers op 7 en 16 juni 2024 de aanvullende beroepschriften ingediend. Niet in geschil is dat dit buiten de beroepstermijn is.



6.2.
De rechtbank zal daarom beoordelen of in de aanvullende beroepschriften van 7 en 16 juni 2024 nieuwe beroepsgronden zijn aangevoerd of dat hierin een nadere onderbouwing is gegeven van de eerder ingediende beroepsgronden.



6.3.
Eisers hebben in het aanvullende beroepschrift van 7 juni 2024 aangevoerd dat het afgraven van gronden en het gebruik van deze gronden voor het ophogen van landbouwpercelen leidt tot een onaanvaardbaar gezondheidsrisico. Volgens eisers bevatten de af te graven gronden zodanige gehalten arseen, dat deze gronden niet gebruikt kunnen worden voor de ophoging van de landbouwpercelen als mitigerende maatregel.

Eisers hebben in het aanvullend beroepschrift van 16 juni 2024 kortgezegd betoogd dat de door het college voorgestelde mitigerende maatregelen niet toereikend zijn.



6.4.
Op zitting hebben eisers betoogd dat zij met de aanvullende beroepschriften van 7 en 16 juni 2024 een nadere onderbouwing hebben gegeven van de beroepsgrond waarin is aangevoerd dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid. Het college heeft op zitting betoogd dat de aanvullende beroepschriften geen nadere aanvulling zijn van de eerder ingediende beroepsgrond en dan ook buiten de beroepstermijn zijn ingediend.



6.5.
De rechtbank zal de in de aanvullende beroepschriften naar voren gebrachte grond dat de beoogde mitigerende maatregelen niet toereikend of niet geschikt zijn, buiten beschouwing laten nu deze buiten de beroepstermijn naar voren is gebracht. Eisers hebben in hun beroepschrift van 29 april 2024 onder punt 4 naar voren gebracht dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel en algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Vervolgens hebben eisers onder 5 en 6 deze beroepsgrond uitgewerkt door – kort gezegd – naar voren te brengen dat er bij de vergaring van de nodige kennis over de relevante feiten en af te wegen belangen, gebruikgemaakt is van een verouderd grondwatermodel waardoor is uitgegaan van een onjuiste, te droge situatie.De stelling van eisers dat in de aanvullende beroepsgronden een onderbouwing is gegeven van het aangevoerde dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel volgt de rechtbank niet. Een dergelijke algemene beroepsgrond, zonder nadere onderbouwing, kan in zijn algemeenheid niet tot vernietiging van een bestreden besluit leiden en zou in dit geval met zich brengen dat de bepaling uit artikel 1.6a Chw zinledig zou worden. De rechtbank ziet verder geen aanknopingspunten voor het oordeel dat dit betoog een nadere onderbouwing van de beroepsgrond is dat er bij de vergaring van de nodige kennis over de relevante feiten en af te wegen belangen, gebruikgemaakt is van een verouderd grondwatermodel. Dit betekent dat de rechtbank geen inhoudelijk oordeel zal geven over de beroepsgrond van eisers met betrekking tot de mitigerende maatregelen.


Projectplan

7. Voordat de rechtbank op de beroepsgronden ingaat, benadrukt de rechtbank dat het college bij het vaststellen van een projectplan beleidsruimte toekomt. Daarbij is het aan het college om alle verschillende bij het projectplan betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de toetsing van het projectplan aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te beperken tot de vraag of het bevoegd gezag in redelijkheid het projectplan heeft kunnen vaststellen.


Is het besluit onzorgvuldig tot stand gekomen?

8. Eisers voeren aan dat het projectplan niet zorgvuldig is voorbereid en daarom niet deugdelijk is gemotiveerd. Volgens het in opdracht van eisers opgestelde rapport van de deskundige [deskundige A] , hydroloog, heeft het college bij de vergaring van de nodige kennis over de relevante feiten en af te wegen belangen gebruik gemaakt van een verouderd grondwatermodel. Het gevolg hiervan is dat het college bepaalde vernattingsmaatregelen en de voorziene effecten daarvan heeft ontleend aan een te droge situatie. Ten gevolge van deze gebrekkige voorbereiding kunnen eisers de gevolgen ondervinden van aanzienlijke natschade zoals waterschade aan landerijen, woningen, ondernemingen en de gezondheid van eisers.



8.1.
Het college is van mening dat het projectplan zorgvuldig is voorbereid en geen sprake is van een onderschatting van de natschade. Bij de totstandkoming van het projectplan is namelijk uitgebreid onderzoek vanaf 2006 verricht naar de natschade als gevolg van het hydrologische maatregelenpakket. Ten eerste heeft het college met het landelijk oppervlaktewatermodel SOBEK in beeld gebracht wat de verwachte waterstanden zullen zijn na de uitvoering van het hydrologisch maatregelenpakket bij extreme afvoeren en waar mogelijk inundatie optreedt bij extreme omstandigheden. Ten tweede is aan de hand van GIS-analyses en inmetingen de berekende peilen vergeleken met de huidige maaiveldhoogtes en de ingemeten afwaterende sloten en hemelwaterafvoeren. Ten derde is met het grondwatermodel AMIGO in beeld gebracht wat de verwachte effecten op het grondwater in het natuurgebied Hagenbeek en de omgeving zullen zijn. Het college stelt dat eisers met het ingebrachte deskundigenrapport van [deskundige A] geen aanknopingspunten naar voren hebben gebracht waarom de rekenresultaten van de berekeningen met het grondwatermodel AMIGO niet representatief zouden zijn voor de te verwachten hydrologische situatie in het gebied na de uitvoering van het hydrologisch maatregelenpakket. Verder maken eisers het volgens het college ook niet op een andere manier aannemelijk dat het projectplan onzorgvuldig is voorbereid en dat de gevolgen van de uitvoering van het hydrologisch maatregelenpakket zouden zijn onderschat.


8.2.
Nu de beroepsgrond betrekking heeft op een verschil van inzicht van de verschillende deskundigen is met toepassing van artikel 8:47, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de STAB tot deskundige benoemd voor het instellen van een onderzoek. De STAB is verzocht antwoord te geven op de volgende twee vragen:



Is de huidige situatie met betrekking tot de grondwaterstand op de percelen van eisers op juiste wijze in beeld gebracht?




Zijn de gevolgen op de percelen van eisers van de maatregelen in het kader van het project ten behoeve van de inrichting van het natuurgebied Hagenbeek op juiste wijze in beeld gebracht?




Het onderzoek van STAB dient gericht te zijn op de kritiekpunten zoals verwoord in de notitie van [deskundige A] : Notitie Effect Peilverhoging [locatie] van 25 april 2024.



8.3.
De STAB beantwoordt de gestelde vragen instemmend. Ten eerste concludeert de STAB dat de huidige situatie met betrekking tot de grondwaterstand op de percelen van eisers op een juiste wijze in beeld is gebracht. Het gebruiken van een regionaal model dat opgenomen is in het Nederlands Hydrologisch Instrumentarium (in dit geval AMIGO versie 3.1) is namelijk binnen het hydrologisch vakgebied een alom geaccepteerde wijze om grondwaterstanden in beeld te brengen. Het model AMIGO versie 3.1, dat ten grondslag ligt aan de effectbepaling van het projectplan is daarbij het meest actuele, locatie specifieke en geëigende instrument voor de hydrologische analyse. Dat de modeluitkomsten afwijken van de werkelijke waarden is volgens de STAB inherent aan een modelmatige benadering. De principiële bezwaren van de deskundige van eisers tegen het gebruik van peilbuizen en modellering maken dit niet anders. Ten tweede concludeert de STAB dat de gevolgen op de percelen van eisers van de maatregelen in het kader van het project ten behoeve van de inrichting van het natuurgebied Hagenbeek op juiste wijze in beeld zijn gebracht. Voor de gevolgen van de inrichtingsmaatregelen voor de bebouwing heeft het waterschap rekening gehouden met de onzekerheden in de modeluitkomst van AMIGO 3.1. Verder is uitgegaan van de veilige marge wat betreft de kritische grondwaterstanden voor vochtoverlast of opdrijfrisico. Hierdoor is volgens de STAB de kans klein dat locaties waar mogelijk schade optreedt, niet zijn onderkend.



8.4.
Eisers betogen, bij monde van hun deskundige, dat de STAB in haar advies, ondanks de vraagstelling, niet is ingegaan op de kritiekpunten die deskundige heeft verwoord in zijn notitie: ‘Notitie Effect Peilverhoging [locatie] ’ van 25 april 2024 (notitie). Dit heeft volgens eisers tot gevolg dat de STAB weliswaar een antwoord heeft gegeven maar dit niet het antwoord is waarom verzocht is.



8.5.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) mag de bestuursrechter in beginsel afgaan op de inhoud van het verslag van een deskundige, als bedoeld in artikel 8:47 van de Awb. Dat is slechts anders indien dat verslag onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd.De rechtbank stelt voorop dat de STAB een deskundige is in de zin van artikel 8:47 van de Awb en de opstellers [persoon D] , [persoon E] en de toetser [persoon F] hun onderzoek onder haar toezicht hebben verricht.



8.6.
De STAB heeft haar onderzoek gebaseerd op het procesdossier, de door de partijen aangereikte nadere documenten, nadere informatie in antwoord op vragen van STAB gedurende het onderzoek, openbare bronnen en vakinhoudelijke kennis van STAB-adviseurs. Op 19 augustus 2024 hebben [persoon E] en [persoon F] het natuurgebied en de betrokken percelen bezocht. Daarna is met verschillende eisers, de gemachtigde en de deskundige van eisers [deskundige A] gesproken. Op 20 augustus 2024 hebben [persoon D] en [persoon E] gesproken met vertegenwoordigers van het college. Tot slot heeft [persoon D] op 2 september 2024 gesproken met dr. ing. [persoon G] van Wageningen University & Research, die als contactpersoon fungeert voor vragen over grondwaterdynamiek.

In haar onderzoek gaat de STAB in op de kritiek die [deskundige A] heeft geuit in zijn notitie. De STAB concludeert dat de verschillen tussen de waarden uit de grondwatertrappenkaart 2010 waar [deskundige A] naar verwijst en AMIGO versie 3.1 verklaard kunnen worden doordat een regionaal grondwaterstromingsmodel als AMIGO versie 3.1 op een andere wijze tot stand komt en op andere peilbuisgegevens is geijkt dan de grondwatertrappenkaart. Waarbij in dit geval AMIGO 3.1, in tegenstelling tot de grondwatertrappenkaart uit 2010, uitgaat van actuele gegevens over het oppervlaktesysteem, de aanwezigheid van ontwateringsmiddelen en de gebruikte meetreeksen. Daarnaast concludeert de STAB dat uit de artikelen waar [deskundige A] naar verwijst en uit de principiële discussie die hydrologen met elkaar hebben gevoerd, niet blijkt dat in het voorliggende geval het model AMIGO versie 3.1 niet ten grondslag kon worden gelegd aan de analyse van de gevolgen van het projectplan. Uit de algemene kritiek volgt volgens de STAB namelijk niet dat het gebruikte model AMIGO versie 3.1 met inachtneming van de onnauwkeurigheid die inherent is aan een model, niet valide is om de gevolgen van de maatregelen op de schaal van het projectplan te schetsen.



8.7.
Op bovenstaande wijze heeft de STAB naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk gemaakt waarom de gestelde vragen positief zijn beantwoord. Daarbij is de STAB ook, anders dan eisers stellen, ruimschoots ingegaan op de kritiek die [deskundige A] heeft verwoord in zijn notitie en daarbij heeft de STAB ook inzichtelijk gemaakt waarom de STAB deze kritiek niet volgt. Conclusie is dat de rechtbank geen aanknopingspunten heeft voor het oordeel dat de STAB van onjuiste uitgangspunten is uitgegaan. Dat [deskundige A] een andere mening is toegedaan, is dan ook geen aanleiding om het STAB-advies niet te volgen. In een procedure waar deskundigen het niet met elkaar eens zijn, zoals in dit geval, schakelt de rechtbank in beroep juist de STAB in om als onafhankelijk deskundige een advies te geven.



8.8.
De rechtbank oordeelt, onder verwijzing naar het advies van de STAB, dat geen aanleiding is voor het standpunt dat het college bij de vergaring van de nodige kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen gebruik heeft gemaakt van een verouderd grondwatermodel. De beroepsgrond dat het besluit om die reden onzorgvuldig is slaagt dan ook niet.


Is het besluit in strijd met artikel 8 van het EVRM?

9. Eisers voeren aan dat het projectplan in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eisers betogen dat door de gevolgen van het projectplan (de voorziene natschade van de woningen, landerijen en ondernemingen), een inbreuk wordt gemaakt op het recht van eisers op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. Vervolgens stellen eisers zich op het standpunt dat niet voldoende is gemotiveerd dat het projectplan noodzakelijk is in een democratische samenleving. Dit heeft tot gevolg dat de inbreuk op het recht op persoonlijke levenssfeer van eisers niet gerechtvaardigd kan worden op grond van artikel 8, tweede lid, van het EVRM.



9.1.
Het college is van mening dat, gelet op de mitigerende maatregelen zoals ophoging van de percelen, bouwkundige maatregelen en financiële vergoeding, geen sprake is van strijd met het recht op eerbieding van de persoonlijke levenssfeer van eisers. Het college betoogt dat het projectplan niet leidt tot een ‘ernstige vervuiling’ en daarmee niet onder het beschermingsbereik van artikel 8, eerste lid, van het EVRM valt.



9.2.
Artikel 8 van het EVRM luidt:
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen."



9.3.
Zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (het Hof) al meerdere malen heeft geoordeeld, is een inbreuk op één of meerdere rechten uit artikel 8, eerste lid, EVRM onrechtmatig als één of meer van deze rechten wordt aangetast, en deze aantasting niet kan worden gerechtvaardigd door de in van artikel 8, tweede lid, van het EVRM genoemde voorwaarden. Dit geldt voor de zowel voor de positieve als de negatieve verplichtingen die uit artikel 8 EVRM voortvloeien. In omgevingsrechtelijke geschillen, zoals in deze procedure, hanteert het Hof twee voorwaarden om vast te stellen of artikel 8 van het EVRM van toepassing is. Hiervoor is, volgens vaste rechtspraak, vereist dat de handeling een nadelige invloed heeft op het privéleven van de burger en de nadelige invloed een zeker minimum niveau van ernst heeft.



9.4.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet ter discussie staat dat het projectplan nadelige invloed kan hebben op de persoonlijke levenssfeer van eisers. Wel staat ter discussie of de nadelige invloed(en) van het projectplan een zeker minimum niveau van ernst zal bereiken, met als gevolg dat artikel 8 van het EVRM van toepassing is. Voor de beoordeling of dit minimum zal worden bereikt, moet volgens de rechtspraak van het Hof worden gekeken naar de intensiteit en duur van de nadelige invloed, de fysieke en geestelijke gevolgen van de nadelige invloed en de algemene context waarin de nadelige invloed plaatsvindt. Wanneer voldaan is aan dit niveau is casuïstisch en hangt af van de omstandigheden van het geval.



9.5.
De rechtbank oordeelt dat de nadelige invloed van het projectplan op de persoonlijke levenssfeer niet een zodanig niveau van ernst zal bereiken dat deze onder de werking van artikel 8 van het EVRM valt. Wat betreft de (mogelijke) schade die kan optreden aan de bebouwing acht de rechtbank het van belang dat het college de locaties waar deze gevolgen mogelijk optreden aan bebouwing op een juiste wijze in beeld heeft gebracht en om de nadelige gevolgen op voorhand te voorkomen de betreffende personen een vaststellingsovereenkomst aanbiedt waarin de gevolgen in detail worden beschreven en de benodigde mitigerende maatregelen worden uitgeschreven. Wat de mogelijke natschade als gevolg van de inrichtingsmaatregelen voor de (landbouw)percelen betreft, is door het college voorzien in de mitigerende maatregel van het ophogen van de gronden. Verder kent de rechtbank doorslaggevende betekenis toe aan de conclusie uit het rapport van de STAB, de natschade als gevolg van de inrichtingsmaatregelen uit het projectplan voor de aangegeven percelen van eisers met minder dan 1% toeneemt. De beroepsgrond slaagt niet.



Is het besluit in strijd met artikel 12, eerste lid, IVESCR?

10. Eisers voeren aan dat zij door het projectplan en de uitvoering hiervan worden geraakt in hun gezondheid, leefsituatie en bedrijfssituatie en daarmee is het projectplan in strijd met artikel 12, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR).



10.1.
Artikel 12, eerste lid, van het IVESCR luidt:
1. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen het recht van een ieder op een zo goed mogelijke lichamelijke en geestelijke gezondheid.



10.2.
Het beroep van eisers op artikel 12, eerste lid, van het IVESCR kan niet slagen. Deze bepaling kan namelijk niet worden aangemerkt als een ieder verbindende bepaling in de zin van artikel 93 en 94 van de Grondwet, nu dit artikel slechts verplichtingen oplegt aan de verdragsluitende staten en zich gezien de bewoording, aard en strekking niet leent voor rechtstreekse toepassing. Voor zover de gemachtigde van eisers ter zitting heeft aangevoerd dat dit beroep moet worden gezien in het licht van het beroep op artikel 8 EVRM kan dit, gelet op hetgeen in de rechtswegingen 9 e.v. is overwogen, evenmin slagen.




Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het projectplan in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
De rechtbank merkt nog op dat op grond van artikel 8:85, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb de in deze zaak bij uitspraak van 5 juli 2024 getroffen voorlopige voorziening vervalt.





Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.





Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op













griffier


rechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het hogerberoepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.















Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving


Grondwet




Artikel 93

Bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden, hebben verbindende kracht nadat zij zijn bekendgemaakt.



Artikel 94
Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.


Algemene wet bestuursrecht




Artikel 8:47
1. De bestuursrechter kan een deskundige benoemen voor het instellen van een onderzoek.



Artikel 8:85
1. (…)
2. De voorlopige voorziening vervalt in ieder geval zodra:
a. de termijn voor het instellen van beroep bij de bestuursrechter tegen het besluit dat op bezwaar of in administratief beroep is genomen, ongebruikt is verstreken,
b. het bezwaar of het beroep is ingetrokken, of
c. de bestuursrechter uitspraak heeft gedaan.


Invoeringswet Omgevingswet




Artikel 4.62
1. (…);
2. Als een projectplan niet onherroepelijk is, blijft het oude recht daarop van toepassing als een ontwerp daarvan voor de inwerkingtreding van afdeling 5.1 van de Omgevingswet ter inzage is gelegd.


Waterwet




Artikel 5.4
1. De aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk wordt gelijkgesteld de uitvoering van een werk tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam.







Crisis- en herstelwet




Artikel 1.1
Afdeling 2 is van toepassing op:
a. alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten;



Artikel 1.6a
Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.


Bijlage I. Categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Crisis- en herstelwet




Artikel 7. Natuur, water en waterstaatswerken

7.1
projecten ter uitvoering van de Nadere uitwerking rivierengebied (NURG)


7.2
werken als bedoeld in artikel 10, eerste en tweede lid, van de Wet op de waterkering, of artikel 2.7, eerste lid, van de Waterwet (inclusief zandsuppleties)


7.3
aanleg of wijziging van waterstaatswerken als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de waterkering of artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet






Uitspraak van 5 juli 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:4257.


Het ontwerp-projectplan heeft namelijk van 22 augustus tot 3 oktober 2023 ter inzage gelegen.


Op grond van artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Crisis- en herstelwet (Chw) in samenhang met artikel 7.3 van bijlage 1 van de Chw is de Crisis- en herstelwet van toepassing op dit projectplan.


Zoals te zien in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 12 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:902, r.o. 6.


Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2376, r.o. 5.1.


Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3084, r.o. 5.2 en de uitspraak van de Afdeling van 4 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2046, r.o. 2.1.


AMIGO staat voor Actueel Model Instrument Gelderland Oost.


STAB-advies ‘Projectplan Waterwet Hagenbeek’, 23 juli 2024, p. 23 en 24.


STAB-advies ‘Projectplan Waterwet Hagenbeek’, 23 juli 2024, p. 32.


Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1992, r.o. 9 en de uitspraak van de Afdeling van 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3819, r.o. 2.


STAB-advies ‘Projectplan Waterwet Hagenbeek’, 23 juli 2024, p. 6.


STAB-advies ‘Projectplan Waterwet Hagenbeek’, 23 juli 2024, p. 6.


STAB-advies ‘Projectplan Waterwet Hagenbeek’, 23 juli 2024, p. 21.


Zie bijvoorbeeld het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (het Hof) van 8 juli 2003, ECLI:CE:ECHR:2003:0708JUD003602297, r.o. 98 en het arrest van het Hof van 9 juni 2005, ECLI:CE:ECHR:2005:0609JUD005572300, r.o. 102.


In de arresten van het Hof wordt hiervoor de term ‘minimum level of severity’ gebezigd.


Uitspraak van het hof van 9 juni 2005, ECLI:CE:ECHR:2005:0609JUD005572300, r.o. 69. Later is dit kader toegepast in onder meer de uitspraak van het Hof van 13 juli 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0713JUD003834205, r.o. 62.


STAB-advies ‘Projectplan Waterwet Hagenbeek’, 23 juli 2024, p. 26.


Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ7882.
Link naar deze uitspraak