Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:GHAMS:2018:4658 
 
Datum uitspraak:11-12-2018
Datum gepubliceerd:18-12-2018
Instantie:Gerechtshof Amsterdam
Zaaknummers:200.152.035/01
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Vervolg van ECLI:NL:GHAMS:2017:3576 en ECLI:NL:GHAMS:2018:3024. Afwikkeling schadevordering. Buitengerechtelijke incassokosten.
Trefwoorden:belastingrecht
omzetbelasting
wettelijke rente
 
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.152.035/02

rolnummer rechtbank Amsterdam : 2058566 CV EXPL 13-12873


arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 december 2018


inzake



[appellant]
, in zijn hoedanigheid van bestuurder van [X] ,
wonend te [woonplaats 1] ,
appellant,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. D.J. Rijnbout te Houten,

tegen




1 [geïntimeerde sub 1] ,
wonend te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
2. [geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats 3] ,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat: mr. P.M. Verwijs te Amsterdam.





1Verder verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerden] genoemd.

Het hof heeft op 21 augustus 2018 een (tweede) tussenarrest uitgesproken (verder ook: het tweede tussenarrest). Voor het verloop van het geding in appel tot die datum verwijst het hof naar dat arrest.

Ingevolge het tweede tussenarrest heeft [appellant] een akte genomen.

Ten slotte hebben partijen wederom arrest gevraagd.





2Verdere beoordeling


2.1.
In overweging 2.5 van het tweede tussenarrest heeft het hof onder meer geoordeeld dat [appellant] ten titel van schadevergoeding over de periode van 1 december 2012 tot 15 oktober 2013 naast de kale huur (ten bedrage van € 2.246,65 exclusief btw per maand) slechts de na afrekening verschuldigd gebleken servicekosten aan [geïntimeerden] verschuldigd is en tevens overwogen dat [geïntimeerden] in hun memorie na bewijslevering het bedrag van hun schade met betrekking tot de servicekosten (per saldo) hebben gesteld op € 4.296,37 (te vermeerderen met wettelijke rente). [appellant] is in de gelegenheid gesteld hierop bij akte te reageren. Bij de zojuist genoemde akte heeft [appellant] dat gedaan. Het hof oordeelt over de servicekosten als volgt.



2.2.
In overweging 3.11 van het tussenarrest van 5 september 2017 (verder: het eerste tussenarrest) heeft het hof overwogen dat [geïntimeerden] in hun memorie na bewijslevering alsnog een afrekening over de servicekosten over de jaren 2012 en 2013 moeten maken, met inachtneming van hetgeen [appellant] heeft aangevoerd met betrekking tot de afrekening over 2011. Weliswaar stellen [geïntimeerden] in hun memorie na bewijslevering dat zij (als productie 19) een overzicht overleggen van schade die zij nog hebben kunnen achterhalen (“inclusief onderleggers”), per saldo – als gezegd – sluitend op € 4.296,37, maar [appellant] merkt in zijn vervolgens genomen akte terecht op dat [geïntimeerden] slechts “een grote stapel onoverzichtelijke facturen”, “zonder enige toelichting en/een helder of (leesbaar) rekenoverzicht” in het geding hebben gebracht. Mede met het oog op de gerechtvaardigde belangen van [appellant] zich behoorlijk tegen de onderhavige vordering te kunnen verweren mochten en konden [geïntimeerden] er niet mee volstaan slechts een totaalbedrag aan servicekosten te noemen en een stapel bescheiden te overleggen maar hadden zij hun vordering op dit punt moeten toelichten en specificeren. Het hof zal deze vordering daarom als onvoldoende toegelicht alsnog afwijzen. Grief 7 in principaal appel is in zoverre dus gegrond.



2.3.
De conclusie van al hetgeen het hof tot dusverre heeft geoordeeld is dat [appellant] [geïntimeerden] slechts als schadevergoeding verschuldigd is de kale huur over de periode van 1 december 2012 tot 15 oktober 2013. Omdat voormeld bedrag ten titel van schadevergoeding wordt toegewezen, is daarover geen b.t.w. verschuldigd, nog daargelaten de vraag of de huur met omzetbelasting is belast. Mede in aanmerking genomen dat [appellant] tegen de toewijzing van de wettelijke handelsrente over dat bedrag geen grief heeft gericht, kan het bestreden vonnis in conventie ten aanzien van het dictum onder II, eerste liggend streepje, worden bekrachtigd. Dat dictum dient aldus te worden gelezen dat het om de kale huur (dus zonder servicekosten en b.t.w.) gaat. Alle overige door [geïntimeerden] in hoofdsom gevorderde bedragen zijn niet toewijsbaar.



2.4.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld tot de betaling van een bedrag van € 1.785,= wegens buitengerechtelijke incassokosten. Tegen deze beslissing is grief 9 in principaal appel gericht. Het hof oordeelt als volgt.



2.5.
In eerste aanleg hebben [geïntimeerden] ter zake een bedrag gevorderd van € 3.025,= en deze vordering geschraagd met door hen als productie 14 bij inleidende dagvaarding overgelegde (overigens op een hoger totaalbedrag sluitende) facturen van hun advocaat en specificaties van die facturen. Van dit bedrag is bij het bestreden vonnis, als gezegd, een gedeelte van € 1.785,= toegewezen. Deze facturen zijn telkens gestuurd naar

“ONX Architecten


Aan de heer [geïntimeerde sub 1] ”.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat het hier gaat om ONX Architecten B.V., van welke vennootschap [geïntimeerden] (de) bestuurders zijn. Het hof wil wel aannemen dat de onderhavige facturen zijn betaald, maar [geïntimeerden] hebben niet (voldoende duidelijk) gesteld hetzij dat voormelde vennootschap de facturen heeft betaald en dit aan hen heeft doorberekend hetzij dat zij die facturen privé hebben voldaan. Onder deze omstandigheden kan [appellant] niet worden veroordeeld tot betaling van enig bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten aan [geïntimeerden] (in privé). De grief is reeds daarom gegrond en de andere verweren van [appellant] ten aanzien van deze kwestie kunnen onbehandeld blijven.



2.6.

Grief 10 in principaal appel is gericht tegen de kostenveroordeling in conventie. Het behoeft, gelet op het feit dat het hof de door [geïntimeerden] gevorderde boeten, servicekosten en buitengerechtelijke incassokosten alsnog zal afwijzen en slechts een schadevergoeding ter grootte van de kale huur over 10,5 maanden zal toewijzen, geen betoog dat [appellant] in eerste aanleg ten onrechte in de proceskosten in conventie is veroordeeld. De grief is dus gegrond. Het hof zal de proceskosten van de eerste aanleg in conventie geheel tussen partijen compenseren.



2.7.
Omdat partijen te dier zake over en weer ten dele in het ongelijk zijn gesteld, zal het hof de kosten van het principaal appel tussen hen compenseren, behalve ten aanzien van de kosten van de zittingen van de getuigenverhoren. Deze laatste kosten zullen ten laste van [appellant] worden gebracht omdat hij in zijn bewijslevering niet is geslaagd. Ten aanzien van de kosten van het incidentele appel heeft het hof in overweging 3.18 van het eerste tussenarrest reeds overwogen dat deze ten laste van [geïntimeerden] komen.






3Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2014, waarvan beroep, voor zover [appellant] daarbij in conventie onder II, eerste liggende streepje, is veroordeeld tot de voldoening aan [geïntimeerden] van een schadevergoeding ter hoogte van de huur vanaf 1 december 2012 tot 15 oktober 2013, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata tot aan de dag van voldoening;

vernietigt voormeld vonnis, voor zover tussen partijen in conventie gewezen, voor al het overige en, in zoverre opnieuw recht doende:

wijst het door [geïntimeerden] meer of anders gevorderde af;

compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie aldus dat partijen ieder de eigen kosten dragen;

verwijst [appellant] – in het principale appel – in de kosten van de zittingen van de getuigenverhoren, aan de zijde van [geïntimeerden] gevallen en tot op heden begroot op € 2.086,50 voor salaris van de advocaat;

compenseert de kosten van het principale appel voor het overige aldus dat partijen ieder de eigen kosten dragen;

verwijst [geïntimeerden] in de kosten van het incidentele appel, aan de zijde van [appellant] gevallen en tot op heden begroot op € 979,50 wegens salaris van de advocaat;

verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.


Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.C.W. Rang en I.A. Haanappel-van der Burg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 december 2018.
Link naar deze uitspraak