Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:GHARL:2019:10589 
 
Datum uitspraak:10-12-2019
Datum gepubliceerd:13-12-2019
Instantie:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Zaaknummers:200.251.448
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Hoger beroep; schadeverzekering (schaduwkas/schaduwhal voor afharden planten); verzekerde opstal? niet naar verkeersopvatting deel van de aangrenzende Venlokas; ook geen dekking naar partijbedoeling; volgens polisvoorwaarden sneeuwdrukschade op schaduwkas niet meeverzekerd.
Trefwoorden:kwekerij
 
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.251.448
(zaaknummer rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Apeldoorn, 6403941)


arrest van 10 december 2019


in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Dartplant B.V.,
gevestigd te Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Dartplant,
advocaat: mr. J. de Wrede,

tegen:

de naamloze vennootschap

Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Achmea,
advocaat: mr. E.H. Verweij.




1Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 20 december 2017 en 7 maart 2018 (tussenvonnissen over interne verwijzing en tot comparitie) alsmede van 18 juli 2018 (verder: het eindvonnis) die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, tussen partijen heeft gewezen.




2Het geding in hoger beroep


2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 15 oktober 2018,
- de memorie van grieven en aanvulling grondslag eis,
- de memorie van antwoord.



2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.





3De vaststaande feiten


3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in rov. 2.1 tot en met 2.15 van het eindvonnis.



3.2
Dartplant stelt in haar eerste grieven dat de kantonrechter op diverse plaatsen van een onvolledig feitencomplex is uitgegaan en zij valt over het ontbreken van enkele feiten die volgens haar ook relevant zijn. Maar zij klaagt niet over onjuistheden in de feitenvaststelling. De grieven behoeven daarom onder de feiten geen bespreking, nu zij als zodanig niet kunnen leiden tot vernietiging van het eindvonnis. Hetgeen Dartplant in de toelichting op die grieven aanvoert, zal het hof wel zo nodig betrekken bij de beoordeling van de overige grieven.





4Het geschil en de beslissing van de kantonrechter


4.1
Deze zaak gaat over een schadeverzekering. Dartplant had voor haar plantenkwekerij een door (Avéro/)Achmea op 4 augustus 2016 afgegeven polis “ToplandPolis Glastuinbouw”, met daarop onder meer de rubriek “Gebouwen” met als verzekerde zaken: “bedrijfsgebouw(3), opruimingskosten” (productie 5 bij conclusie van antwoord). Voor het afharden van de planten in de buitenlucht had Dartplant direct naast de Venlokas een schaduwkas/-hal. Deze bestaat uit een lichte, metalen constructie zonder eigen zijgevels die bovenop niet wordt afgedekt door glas maar door schaduw- of gaasdoek. Deze schaduwkas-/hal is in januari 2017 door de druk van sneeuwval op dat doek beschadigd (zie de foto’s in productie 4 bij inleidende dagvaarding en de foto’s 1 - 4 in productie 1 bij conclusie van antwoord). Achmea weigert dekking en vergoeding van deze sneeuwdrukschade.



4.2
Dartplant vindt dat deze schade wel is verzekerd onder de polis. Zij heeft bij de kantonrechter een verklaring voor recht gevorderd dat de schaduwkas-/hal onder de polis is meeverzekerd en verder veroordeling van Achmea tot betaling van (€ 4.925,28 voor provisorisch herstel + € 15.730 voor daadwerkelijk herstel =) € 20.655,28 (inclusief btw), dan wel € 17.070,48 (exclusief btw), telkens eventueel verminderd met een eigen risico van € 1.500, dan wel een door de rechter in goede justitie te bepalen bedrag, alles met rente, buitengerechtelijke kosten en proces- en nakosten. Achmea bestrijdt een en ander.



4.3
In zijn eindvonnis heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen en Dartplant veroordeeld in de proceskosten.





5De motivering van de beslissing in hoger beroep


5.1
Dartplant bestrijdt dat eindvonnis. Volgens haar valt de schaduwkas/-hal wel onder de verzekering: naar verkeersopvattingen maak deze deel uit van de Venlokas, verder valt de schaduwkas/-hal onder de functionele inrichting van de Venlokas en ten slotte mocht Dartplant er, mede in het licht van de zorgplicht van Achmea, op vertrouwen dat de schaduwkas/-hal wel was meeverzekerd.



5.2
Wat betreft de verkeersopvattingen verwijst het hof naar rov. 3.4.2 van het arrest HR 17 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2256:

“(…) Op de voet van het bepaalde in art. 3:4 lid 1 BW is hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel uitmaakt van een zaak, bestanddeel van die zaak. Een aard- of nagelvaste verbinding is daarvoor niet vereist. Een aanwijzing dat een zaak volgens verkeersopvatting als onderdeel van een hoofdzaak heeft te gelden, kan gelegen zijn in de omstandigheid dat de twee zaken in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd, of in de omstandigheid dat de hoofdzaak, indien het bestanddeel zou ontbreken, als onvoltooid moet worden beschouwd in de zin dat de hoofdzaak dan niet geschikt is te beantwoorden aan haar bestemming. Of in een bepaald geval naar verkeersopvatting sprake is van een bestanddeel, moet echter in het licht van alle omstandigheden van het geval beoordeeld worden (…)”.




5.3
Dat het afharden van de planten in de buitenlucht, in de schaduwkas/-hal, een belangrijk onderdeel vormt van het kweekproces, staat wel vast, maar is niet doorslaggevend. Uit de, niet concreet van een toelichting voorziene, foto’s (producties 1, 2 en 12 bij inleidende dagvaarding) en plattegrond (productie 4 bij conclusie van antwoord) blijkt dat de schaduwkas/-hal met één zijde aan de, glazen, Venlokas grenst en daar tegenaan is gebouwd. Naar de erkenning door Achmea is zij daarmee gedeeltelijk verbonden. Dartplant vermeldt wel dat de schaduwkas/-hal en de Venlokas in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd, maar heeft dit tegenover de gemotiveerde betwisting van Achmea niet concreet onderbouwd en het blijkt ook niet uit de foto’s. Dat de tafels met de daarop gekweekte planten vanuit de Venlokas naar de schaduwkas/-hal kunnen worden gerold, is verder onvoldoende om aan te nemen dat de beide zaken in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd of dat de Venlokas zonder de schaduwkas/-hal als onvoltooid moet worden beschouwd in de zin dat de Venlokas dan niet geschikt is te beantwoorden aan haar bestemming. Zij kunnen goed los van elkaar worden gedacht: de Venlokas is bedoeld voor de kweek, de schaduwkas/-hal voor het afharden. Er liggen nog twee andere soortgelijke kassen/hallen op het kwekerijterrein voor hetzelfde doel. Deze liggen wel los van de Venlokas. Dartplan heeft het verschil met de schaduwkas/-hal niet opgegeven. Daarom maakt deze schaduwkas/-hal, al met al, niet volgens verkeersopvatting onderdeel uit van de Venlokas.



5.4
Volgens de verzekeringsvoorwaarden wordt tot een bedrijfsgebouw (hier: de verzekerde Venlokas) ook de functionele inrichting gerekend. Het gaat daarbij volgens die voorwaarden (pagina 8 van productie 10 bij inleidende dagvaarding) om “Alle zaken die zich in of aan het bedrijfsgebouw bevinden ter uitoefening van het agrarische bedrijf, die naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven. Software, administratieve, boekhoudkundige en technische gegevens worden niet tot de functionele inrichting gerekend. Het verzekerde bedrag voor de functionele inrichting is begrepen in het verzekerde bedrag voor het bedrijfsgebouw, tenzij anders op het verzekeringsbewijs is vermeld. De functionele inrichting kan zich tijdelijk in een van de andere bedrijfsgebouwen op het risicoadres bevinden.”



5.5
Uitgangspunt (zie ECLI:NL:PHR:2017:185 onder 3.7 en 3.8) is dat de uitleg van verzekeringsvoorwaarden geschiedt op basis van de Haviltex-maatstaf. Het komt dus in beginsel aan op de zin die partijen redelijkerwijs aan de betreffende bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
In veel gevallen zijn de polisvoorwaarden echter eenzijdig (door de verzekeraar) opgesteld en is daarover niet onderhandeld. Dan biedt de hiervoor beschreven subjectieve Haviltex-maatstaf, die is gestoeld op de partijbedoelingen en recht beoogt te doen aan de context waarin de overeenkomst moet werken, weinig aanknopingspunten. Voor de uitleg van polisvoorwaarden, waarover niet is onderhandeld, geldt daarom een aangepaste maatstaf. Deze maatstaf komt onder meer tot uitdrukking in het arrest Chubb/Dagenstaed, HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793. In dit arrest is geoordeeld dat het bij de uitleg van zodanige polisvoorwaarden met name aankomt op objectieve factoren zoals de bewoordingen van de bepaling, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de eventueel bij de polisvoorwaarden behorende toelichting.



5.6
Bij de invulling hiervan constateert het hof het volgende. Dartplant had de kwekerij per 1 december 2015 overgenomen van een werkvoorzieningsschap en wilde haar per die datum bij (Avéro/)Achmea verzekeren. Daarvoor liet zij zich bijstaan door haar verzekeringstussenpersoon [verzekeringstussenpersoon] (verder: [verzekeringstussenpersoon] ). Op 8 december 2015 heeft ( [medewerker van verzekeringtussenpersoon] ) Achmea de kwekerij in aanwezigheid van Dartplant en van [verzekeringstussenpersoon] op verzekeringsrisico’s geïnspecteerd en daarover een intern (toen niet extern gecommuniceerd) bezoekverslag uitgebracht (productie 9 bij inleidende dagvaarding). In het voorjaar van 2016 heeft [verzekeringstussenpersoon] nog met Achmea gemaild over de omvang van de definitieve dekking (producties 6 - 8 bij conclusie van antwoord) voordat Achmea op 4 augustus 2016 de polis heeft afgegeven.



5.7
In haar e-mail van 21 maart 2016 heeft [verzekeringstussenpersoon] aan Achmea gevraagd om een specificatie van de uitgevoerde waardebepaling van “de kassen”, zodat zij met de klant kon doornemen wat onder opstal en wat onder de inventaris viel. Bij haar antwoord e-mail van 4 april 2016 heeft Achmea een waardebepaling van “de kas” gestuurd onder de toevoeging dat de bedragen door de index iets afwijken en dat voor het glas nog een waarde € 463.111 moest worden opgeteld. Die waardebepaling (productie 7 bij conclusie van antwoord) kwam voor de constructie van de Venlokas uit op € 2.420.219 en voor de functionele inrichting ervan (gespecificeerd naar verwarming, teeltsysteem, scherminstallatie, licht, gewasbescherming, ketelinstallatie, water en voeding, logistiek en computer en elektronica) op € 4.272.127, tezamen € 6.692.346. Dit totaalbedrag komt praktisch overeen met het in de polis voor de Venlokas inclusief terreinafscheiding opgenomen verzekerde bedrag van € 6.970.851.



5.8
Voor Dartplant, bijgestaan door haar assurantietussenpersoon [verzekeringstussenpersoon] , moet uit deze gespecificeerde waardebepaling onmiskenbaar duidelijk zijn geweest dat de schaduwkas/-hal, die daarin niet met zoveel woorden voorkwam, daarvan geen deel uitmaakte. Dit geldt temeer nu het op 4 augustus 2016 afgegeven polisblad de rubriek “Gebouwen(3)” alleen maar onderverdeelde in: “100 kas (venlokas)”, “101 opbrengsten”, “102 kantine/keuken (kantoor)” en “103 waterbassin”. Dus alleen de “kas (venlokas)” was, als hier relevant, gebouw opgenomen en de schaduwkas/-hal kwam daarin niet met zoveel woorden voor en was evenmin uitgedrukt in de financiële waarden. Dit wordt niet anders doordat het bezoekverslag (op blad 3) melding maakt van “Object 100 kas. Complete kas inclusief functionele inrichting, overkapping, fietsenstalling en dergelijke”.



5.9
Het hof zoomt nog hier nog in op de partijbedoelingen en de context waarin de polis is tot stand gekomen. Volgens de Dartplant heeft zij aan [verzekeringstussenpersoon] en heeft deze op haar beurt aan Achmea vermeld dat het hele complex verzekerd moest worden en heeft [medewerker van verzekeringtussenpersoon] niet voor niets het hele complex bezocht. De stelplicht en, bij gemotiveerde betwisting, bewijslast rusten hier op Dartplant. Achmea bestrijdt dat die wens aan haar is te kennen gegeven. Naar het oordeel van het hof kan zo’n mededeling niet worden afgeleid uit de e-mailverklaringen van bedrijfsleider [bedrijfsleider ] , [medewerker ] en [medewerker 2 ] en [medewerker 3 ] , beiden van [verzekeringstussenpersoon] (producties 13 - 15 bij inleidende dagvaarding en 19 bij akte van 25 april 2018). Die houden hooguit in dat zij zich niet kunnen herinneren dat [medewerker van verzekeringtussenpersoon] zou hebben gezegd dat de schaduwkas/-hal niet verzekerd kon en behoefde te worden. Volgens Achmea heeft [medewerker van verzekeringtussenpersoon] de betrokkenen destijds, kennelijk bij zijn bezoek, wel degelijk gezegd dat de schaduwkas/-hal geen acceptabel verzekeringsrisico vormde. Ook dit vormt een betwisting van de stelling van Dartplant. Maar dit staat deze getuigen weer niet duidelijk bij. Het neemt ook niet weg dat [medewerker van verzekeringtussenpersoon] in (pagina 4 van) zijn bezoekverslag heeft opgenomen:


Sneeuwdruk


Het risico van schade door sneeuwdruk is meeverzekerd. Voorwaarde is dat er voldoende warmtecapaciteit beschikbaar is en vroegtijdig wordt begonnen met het afstoken van de sneeuw. Denk hierbij aan het openen van het pakket schermdoek om bovenin de kastemperatuur te krijgen.


Niet verzekeren


(…)


• Foliekas/schaduwkas”.

Hieruit komt juist naar voren dat de schaduwkas/-hal helemaal niet zou worden verzekerd. En verder dat het risico van schade door sneeuwdruk toch alleen maar zou kunnen worden meeverzekerd onder de voorwaarde dat de temperatuur bovenin de kas zou worden verhoogd om de sneeuw te laten wegsmelten. Dit is natuurlijk niet mogelijk in zo’n schaduwkas/-hal zonder verwarming en glazen dak. In dit verband is mede van belang dat Dartplant onvoldoende heeft aangevoerd om aan te nemen dat hier bij deze aan de zijkanten open schaduwkas/-hal, die bovenop alleen maar een schaduwdoek heeft, sprake is van schade door sneeuwbelasting op dek, gevels, daken en muren, zoals paragraaf 2 van de polisvoorwaarden (zie bladzijde vier onderaan) de dekking omschrijft. Aldus heeft Achmea, ook indien het bezoekrapport later, op 7 februari 2017, zou zijn aangepast (op welk aspect is onduidelijk gebleven), afdoende gemotiveerd betwist dat zij bij Dartplant het gerechtvaardigd vertrouwen zou hebben gewekt dat (het risico van sneeuwdruk aan) de schaduwkas/-hal zou zijn meeverzekerd.
Dartplant heeft wel bewijslevering aangeboden door de eerste drie personen als getuigen te horen, maar zij heeft dit aanbod beperkt tot haar stelling dat [medewerker van verzekeringtussenpersoon] bij zijn bezoek en vóór het sluiten van verzekering nimmer heeft meegedeeld dat de schaduwkas/-hal niet verzekerd kon worden dan wel niet verzekerd zou zijn. Dit blijkt echter niet zo stellig uit hun e-mailverklaringen. Hoewel dit van haar in dit stadium van het proces mocht worden verwacht, heeft Dartplant ook niet vermeld in hoeverre zij als getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan (zie HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:49). In zoverre heeft Dartplant in het licht van de gemotiveerde betwisting door Achmea haar stellingen op dit punt ook onvoldoende onderbouwd. Bovendien doen de e-mailverklaringen niet af aan hetgeen in de polis over sneeuwdruk is bepaald. Daarom wordt aan haar bewijsaanbod voorbijgegaan.



5.10
Anders dan Dartplant meent, was Achmea niet in het algemeen noch in dit specifieke geval verplicht om met zoveel woorden in de polis op te nemen dat de schaduwkas/-hal niet onder de verzekering viel. Haar zorgplicht bracht evenmin mee dat zij, ondanks hetgeen hiervoor is overwogen, toch was gehouden om Dartplant, bijgestaan door haar assurantietussenpersoon [verzekeringstussenpersoon] , te waarschuwen.





6De slotsom


6.1
Het hoger beroep gaat dus niet op. Het bestreden eindvonnis zal worden bekrachtigd.



6.2
Dartplant wordt in het ongelijk gesteld en daarom veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Deze zullen bij Achmea worden vastgesteld op:
- griffierecht (verschotten) € 1.978
- salaris advocaat € 1.391 (1 punt x appeltarief III).





7De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bekrachtigt het eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, van 18 juli 2018;

veroordeelt Dartplant in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak bij Achmea vastgesteld op € 1.978 voor verschotten en op € 1.391 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;

verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, H.C. Frankena en D. Stoutjesdijk, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 december 2019.
Link naar deze uitspraak