Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBLIM:2024:1870 
 
Datum uitspraak:11-04-2024
Datum gepubliceerd:16-04-2024
Instantie:Rechtbank Limburg
Zaaknummers:10865071 AZ 24-1
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Natuurmonumenten is door de kantonrechter veroordeeld om aan een boswachter met BOA-taken een ontslagvergoeding van € 40.000,- bruto te betalen. Adequate leiding en aansturing ontbrak doordat Natuurmonumenten de kritiek op de houding en het gedrag van de boswachter niet tijdig met haar heeft gedeeld en het de boswachter daarom niet duidelijk was dat zij haar gedrag moest aanpassen omdat er anders arbeidsrechtelijke negatieve gevolgen zouden volgen. De beoordeling van het functioneren waren immers bijna allemaal positief. Door de kritiek plots wel (in volle omvang) te delen, de boswachter na mediation op non-actief te stellen en door haar voor te houden dat een terugkeer in een beheereenheid in Limburg niet reëel was, heeft Natuurmonumenten ernstig verwijtbaar gehandeld. Daarom moet Natuurmonumenten een vergoeding aan de boswachter betalen.
Trefwoorden:arbeidsovereenkomst
forfaitair
uitkering
vrijstelling
vrijwilligers
 
Uitspraak
RECHTBANK
LIMBURG


Civiel recht
Kantonrechter

Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 10865071 \ AZ VERZ 24-1


Beschikking van 11 april 2024


in de zaak van


VERENIGING TOT BEHOUD VAN NATUURMONUMENTEN IN NEDERLAND,
te Amersfoort,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: mrs. R.C.J. van Herpen en C.B.G. Derks,

tegen



[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek]
,
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: B.E.J.M. Tomlow.




1De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:


het verzoekschrift met bijlagen 1 t/m 34;


een akte aanvulling/wijziging van de gronden/verzoeken tevens overlegging aanvullende producties 35 t/m 39;


het verweerschrift tevens tegenverzoek met bijlagen 1 t/m 11;


de door Natuurmonumenten overgelegde bijlage 40;


de mondelinge behandeling op 28 maart 2024, de pleitaantekeningen van Natuurmonumenten en de aantekeningen van de griffier.





1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.





2De feiten

2.1.

[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] (59 jaar) is op 1 juli 2018 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden van Natuurmonumenten in de functie van Boswachter Natuurbeheer C (toezicht) en is in die functie voor (laatstelijk) 80% per week werkzaam in het organisatieonderdeel Zuid-Limburg met als standplaats kantoor Heerlen. [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft tevens de bevoegdheid om als buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) op te treden. Daarnaast is [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] vertrouwenspersoon bij Natuurmonumenten. Het bruto maandloon van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] bedraagt € 2.720,14, exclusief 8,25% vakantietoeslag.



2.2.
Sinds 2019 is [naam gebiedsmanager 1] de direct leidinggevende (gebiedsmanager) van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] . Het team Zuid-Limburg bestaat, naast [naam gebiedsmanager 1] , uit negentien medewerkers, waarvan vijf Boswachters Natuurbeheer C. [naam manager] is manager Noord-Midden-Oost Nederland en leidinggevende van [naam gebiedsmanager 1] . [naam collega] behoort ook tot het team en ook hij is boswachter met boa-bevoegdheden.



2.3.
Uit het door [naam gebiedsmanager 1] en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] geaccordeerde verslag van het beoordelingsgesprek van 6 december 2019 volgt dat het functioneren van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] als ‘goed’ is beoordeeld. Verder staat in deze beoordeling dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] goed met vrijwilligers overweg kan, actief aanwezig is in het veld en onder de mensen, graag gesprekken aangaat, een groot sociaal hart heeft, betrouwbaar en loyaal is en graag samenwerkt.



2.4.
Uit het beoordelingsverslag van 3 januari 2021 volgt dat de eindbeoordeling van het functioneren van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] met een ‘voldoende’ is beoordeeld. In het verslag staat onder meer: “Je bent open over je mening en gaat graag het gesprek aan. Heb daarbij voldoende oog voor de diversiteit van je collega’s, niet iedereen is hetzelfde en openheid in een groeiende relatie is kwetsbaar.”



2.5.
Op 19 januari 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [naam gebiedsmanager 1] en [naam collega] waarbij (op enig moment) ook [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] aanwezig is geweest.



2.6.
Op 20 januari 2023 heeft [naam gebiedsmanager 1] onder meer de agenda rondgestuurd voor een overleg op 23 januari 2023. Op 20 januari 2023 heeft [naam collega] in reactie daarop een e-mail gezonden aan [naam gebiedsmanager 1] , [naam manager] en de rest van het team. De e-mail luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Er wordt onder de gebiedsmanagers overlegd, bekonkeld en besloten en totaal niet geluisterd naar de mensen uit het veld. Je blijft manoeuvreren en draaien om het capaciteitsprobleem wat wij hebben op het gebied van toezicht en handhaving niet te hoeven erkennen.
In ons laatste overleg hebben wij het gehad over jullie nieuw bedachte plannetje om de 0.5 fte voor de SPB en de 0.5 fte voor Kempen midden-Limburg samen te voegen tot één vacature en dan met onze gezamenlijke capaciteit de drie beheereenheden te bedienen van toezicht en handhaving. Wij hebben jou meerdere keren duidelijk gemaakt dat dat praktisch niet werkbaar is en jou aangegeven dat jij daarmee nog een grotere last op onze schouders legt! Dit werkgebied is te groot en absoluut niet naar rato van de geleverde capaciteit vanuit de eenheden. (….)
Naar aanleiding van het laatste overleg met jou hierover zou jij een goed onderbouwd stuk schrijven voor het MT en ons daarin verzoeken om input te leveren. Zowel het vragen voor input als het sturen van dit stuk heb jij niet gedaan.
Je komt gewoonweg terug op een plannetje dat jullie als gebiedsmanagers al gemaakt hebben en eigenlijk ook al besloten. Ook de implementatie van het toezicht en handhavingsplan blijft daarmee uit en wordt volledig naast jullie neer gelegd en het capaciteitsprobleem wordt niet erkend! Wij vragen voor meer en krijgen uiteindelijk minder!
Ik ben, zoals ik gisteren al aangaf, NIET bij het overleg op de 23e. En ik ga mij beperken tot de taken waarvoor ik ben aangesteld (…) Niets meer en niets minder.
Ik stop ook onmiddellijk als tijdelijk aanspreekpunt voor toezicht en handhaving (bovengronds) voor de SPB. Dit heb ik gedaan uit goodwill, uit passie voor mijn vak en uit betrokkenheid met de teams en Natuurmonumenten! Dit is er nu helemaal uitgeslagen!
Ik ben klaar! Klaar met de eindeloze overleggen die op niets uitdraaien! Klaar met het feit dat NIET geluisterd wordt! Klaar met jullie verwerpelijke manier van besluitvorming!”



2.7.

[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft diezelfde dag ook een e-mail aan [naam gebiedsmanager 1] en het team gezonden. Dat bericht luidt:

“Beste allemaal,
wellicht al opgemerkt, maar ik had de afspraak van as maandag al eerder niet geaccepteerd.
Na alle overleggen, de opmerkingen ‘ik hoor wat je zegt’ en ‘ik zie je bezorgdheid en passie’, steeds weer de toezeggingen dat we betrokken worden en het door ons geïnitieerde, ongeplande gesprek van gisteren waarin [naam gebiedsmanager 1] ons o.a. mededeelde dat er na het vertrek van [naam 1] geen BOA-capaciteit voor Zuid Limburg beschikbaar komt, kan ik niet anders dan concluderen dat wij niet gehoord worden, ondanks al onze input en flexibiliteit in ons werk, die we al jaren gevraagd en ongevraagd leveren.
De zo vaak uitgesproken zin ‘we doen het allemaal samen’ heeft in deze context zijn betekenis volledig verloren.
De argumenten die [naam collega] aanhaalt zijn door ons, tijdens het maken van het tzhp, tijdens de vele overleggen, samen en apart van elkaar al zo vaak benoemd, dat ik niet meer in herhaling wil vallen.”



2.7.
Op maandag 23 januari 2023 heeft [naam manager] in een e-mail (onder andere) aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] , [naam collega] en [naam gebiedsmanager 1] onderkend dat er frustratie heerst over de vertraging in de besluitvorming. Hij heeft [naam gebiedsmanager 1] en [naam collega] toch gevraagd naar het overleg te komen.



2.8.
Nog geen uur later heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] daar per e-mail als volgt op gereageerd:

“Beste [naam manager] ,
Ik begrijp jouw reactie en ben het zelfs helemaal met jou eens.
Vandaar mijn eerste uitnodiging om als BOA’s van zuid Limburg met [naam gebiedsmanager 1] in gesprek te gaan. Het gesprek zoals door [naam gebiedsmanager 1] voor vanmiddag gepland, gaat over Kempen/Midden Limburg, Sint Pietersberg en Zuid Limburg.
Voor mij nog een brug te ver, want hoe kan ik over verbreding en samenwerking nadenken terwijl ik in mijn eigen eenheid mijn keel dichtgeknepen voel als ik naar de zeer nabije toekomst in mijn eenheid kijk?
Graag wil ik aan jouw verzoek gehoor geven (dus ik ga), maar met de kanttekening dat in deze casus (lees: nav gesprek met [naam gebiedsmanager 1] , [naam 1] [naam collega] en mij) over ons gepraat/beslist is en niet met ons.

[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ”



2.9.
Op 23 januari 2023 heeft het gememoreerde overleg plaatsgevonden, waarbij (onder andere) [naam gebiedsmanager 1] , [naam gebiedsmanager 2] (de gebiedsmanager Sint-Pietersberg), [naam 2] , [naam collega] , en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] aanwezig waren.



2.9.
Op 21 maart 2023 heeft [naam gebiedsmanager 1] een e-mail aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] gestuurd met de volgende inhoud:

“Beste [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ,
Eind januari van dit jaar zijn er voorvallen geweest die mij als leidinggevende en zelfs als persoon, zeer hebben geraakt en hebben gekwetst. Tot de dag van vandaag laat de ontstane situatie zijn sporen na. Ik schrijf je deze e-mail om mijn visie met je te delen en omdat ik vind dat de situatie zoals die nu is, niet zonder ingrijpen kan voortbestaan.
Samen met [naam collega] , vorm jij een stevig ‘blok’ in ons team. Beiden zijn jullie uitermate kritisch en dat kan aanmatigend en bot overkomen. Collega’s, vrijwilligers en bezoekers van onze natuurgebieden hebben hier last van. Jouw voorkomen als Boa (met bijbehorende kleding en uitingen), versterkt het gevoel dat je ‘als vanzelf’ geïmponeerd bent door jouw optreden en uitlatingen.
Zelf heb ik de afgelopen jaren steeds geprobeerd om jou als boa positief tegemoet te treden. Hier heb ik hard voor gewerkt en veel geslikt. Ook heb ik kritische opmerkingen uit het veld over jou en boa’s in het algemeen, afgeschermd en ik heb jou actief in bescherming genomen.
Sinds het najaar van 2022 zijn wij als organisatie bezig met een goede invulling van Toezicht en Handhaving in Limburg. Hierover is gesproken met jou en de andere boa’s. De pensionering van [naam 1] en een verminderde formatie, maken de inzet van boa’s op de korte termijn tot een uitdaging. Een definitief besluit hierover moet nog worden genomen. Omdat wij jullie visie hierop wilden meenemen, hebben wij een bijeenkomst gepland op 23 januari jl.
Kort voor de bijeenkomst van 23 januari, op 19 januari, sprak jij mij (samen met collega-boa [naam collega] ) aan. Jullie vroegen waarom bepaalde genodigden waren uitgenodigd. Ik heb kort uitgelegd wat onze afwegingen waren en vervolgens gevraagd om de inhoudelijke discussie te bewaren tot 23 januari. [naam collega] en jij hebben deze instructie genegeerd en zijn enorm uitgevaren tegen mij. Er ontspon zich een ‘monoloog’ van jullie, waarin forse kritiek is geuit op de organisatie, vooroordelen werden geponeerd en waarin jullie aankondigden niets meer aan extra toezicht te willen doen, wij moesten het zelf maar oplossen. Tot slot hebben jullie aangekondigd niet naar de geplande vergadering van 23 januari te zullen komen. jullie waren heel erg boos en gedroegen je ook zo.
Daags na dit incident, in zijn e-mail van 20 januari, heeft [naam collega] mij nogmaals aangewreven dat ik ‘plannetjes’ zou hebben bedacht, dat overleg totaal zinloos is gebleken en dat ik heb nagelaten om jullie mee te nemen in het proces. In dit bericht neemt [naam collega] afstand van de bijeenkomst van 23 januari en schrijft hij dat hij er helemaal klaar mee is. [naam collega] schrijft ook dat hij zich precies zal gaan beperken tot de taken waarvoor hij is aangesteld.
Bij dit bericht van [naam collega] heb jij aansluiting gezocht en daarmee heb je de uitlatingen van [naam collega] onderschreven. In je eigen begeleidende e-mail geef je eveneens aan niet te zullen komen naar de afspraak van 23 januari. Je meent dat je niet wordt gehoord.
Jij neemt met het versturen van de e-mails op geen enkele manier afstand van het aanmatigende gesprek van de dag ervoor, integendeel. Dat vind ik zeer kwalijk. Ik heb me namelijk enorm geïntimideerd en emotioneel gechanteerd gevoeld door jullie gezamenlijke optreden in die gesloten ruimte die 19e januari. Op dat moment wist ik niet wat ik met de situatie aan moest. Achteraf terugkijkend vind ik jullie gedrag volstrekt onacceptabel en onaanvaardbaar. Het was wat mij betreft grensoverschrijdend.
Van onze kant hebben wij juist geprobeerd om de gemoederen te bedaren, zo heeft [naam manager] een e-mail gestuurd waarin hij jullie aanmoedigt om toch de dialoog op te blijven zoeken en deel te nemen aan de bijeenkomst van de 23e. Uiteindelijk zijn jullie alsnog naar de bijeenkomst van 23 januari gekomen. De sfeer was om te snijden en jullie daarna geleverde kritiek op de notulen spreekt boekdelen. In jouw begeleidende e-mail geef je aan het misplaatst te vinden dat wij een bepaalde aanname hebben gedaan.
Inmiddels is jullie kenbaar gemaakt dat er op korte termijn geen boa vacature komt en dat wij wachten op het uiteindelijke besluit van het MT.

[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] , een zakelijke discussie over keuzes die jouw werkgever van plan is om te maken is uiteraard prima. Volledig ontspoord is echter de vorm waarin dat is gebeurd. Het gaat met krachttermen gepaard en dreigementen dat jij/jullie geen stap extra meer zult zetten als we jouw wensen niet zouden inwilligen. De vorm waarin je dat kenbaar hebt gemaakt heeft ertoe geleid dat mijn vertrouwen in jou ernstig en mogelijk onherstelbaar is beschadigd.
Zoals ik in het begin aangaf: zo kan het niet verder. Ik heb daarom nagedacht en intern ruggespraak gehouden, over mogelijke oplossingen. De eerste stap is dat we een gesprek aangaan. Echter, ik voel mij niet veilig en senang om dat één op één te doen. Natuurmonumenten heeft daarom contact gezocht met een onafhankelijke mediator. Het betreft [naam mediator] (ze is verbonden aan [naam advocatenkantoor] advocaten ). [naam mediator] is bereid om een gesprek tussen ons (jou en mij) te begeleiden en het proces te bewaken. Het gesprek is vertrouwelijk, waardoor we vrijuit kunnen praten. Het gesprek dient ertoe om open en eerlijk naar elkaar uit te spreken wat er in onze ogen speelt en of het vertrouwen nog kan worden hersteld. Graag hoor ik uiterlijk 27 maart of jij hiervoor open staat.”



2.10.
Op 23 maart 2023 heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] per e-mail aan [naam gebiedsmanager 1] laten weten dat zij graag het gesprek met haar aanging.



2.11.
Vervolgens heeft een mediationtraject plaatsgevonden. Op 17 juli 2023 heeft de mediator te kennen gegeven dat de mediation is beëindigd.



2.12.
Op een verzoek van [naam manager] aan [naam gebiedsmanager 2] om [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] op te nemen in zijn team heeft [naam gebiedsmanager 2] negatief gereageerd in een e-mail van 16 augustus 2023 vanwege negatieve ervaringen met [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] in het verleden; zo heeft [naam gebiedsmanager 2] het erover dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] en [naam collega] moeilijk op een collegiale manier te bereiken waren, dat overleg met [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] veel energie kostte, omdat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] weinig bereidwillig leek een open gesprek aan te gaan. [naam gebiedsmanager 2] : “Het grootste probleem dat ik heb met [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] is het gebrek aan zelfreflectie en tact richting collega’s en vrijwilligers. Haar optreden leidt regelmatig tot frictie. Ze kan zich erg hooghartig en belerend opstellen. Dit gaat vaak gepaard met afkeurende opmerkingen. Ze wordt hierop aangesproken maar het lijkt niet goed aan te komen.”



2.13.

[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft van 31 juli 2023 tot en met 16 augustus 2023 verlof gehad en op de dag dat zij haar werkzaamheden weer hervatte, 17 augustus 2023, heeft [naam manager] haar telefonisch medegedeeld dat ze vrijgesteld werd van haar werkzaamheden. Dit is door [naam manager] diezelfde ochtend per e-mail als volgt aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] bevestigd:

“ [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ,
Vandaag hebben wij gesproken over de bestaande werksituatie. Al enige tijd zijn er samenwerkingsproblemen tussen jou en Natuurmonumenten, meer in het bijzonder tussen jou en je leidinggevende, [naam gebiedsmanager 1] . In onze brief van 21 maart 2023 heeft Natuurmonumenten voorgesteld om een mediator in te schakelen, om te onderzoeken of de samenwerking tussen jou en Natuurmonumenten duurzaam kan worden verbeterd. De mediation heeft helaas niet tot een oplossing geleid, zo is recent bekend geworden.
Omdat je net terug bent van vakantie en ikzelf nu met vakantie ga, heb ik je uitgenodigd voor een uitgebreider face-to-face gesprek om de vervolgstappen te bespreken. Bij deze ontvang je de uitnodiging om elkaar op vrijdag 8 september om 10.00 uur - 11.30 uur te treffen op ons kantoor in Amersfoort.
In de tussenliggende periode heb ik je namens Natuurmonumenten vrijgesteld van werkzaamheden, omdat de spanningen op de werkvloer onverminderd aanwezig zijn. Op mijn verzoek heb je, volgens onze handreiking, alle in jouw bezit zijnde geweldsmiddelen ingeleverd.
Op vrijdag 8 september spreken wij elkaar opnieuw. Bij dat gesprek zal, zoals aangegeven, ook een collega van HR aanschuiven. (…)”



2.14.

[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft in een e-mail van 17 augustus 2023 daarop gereageerd en de verwijten van [naam gebiedsmanager 1] betwist. Zij schrijft onder meer:

“De geuite beschuldigingen heb ik nooit gezegd, ik was er niet eens bij toen dit blijkbaar gezegd is. Wat [naam gebiedsmanager 1] doet is een probleem creëeren en dan zeggen dat er een onwerkbare situatie is en ik moet dan direct instemmen met mediation. Ik ben zo vriendelijk geweest om daaraan mee te werken en wie beëindigt de mediation? [naam gebiedsmanager 1] . (…) Tijdens en na de mediation heb ik gewoon doorgewerkt. (…) Vandaag, mijn eerste werkdag na mijn vakantie stel je me opeens op non-actief. Ik vind dat in strijd met goed werkgeverschap (…) Op geen enkele wijze verduidelijk jij waarom ik niet meer mag werken. (…) Kern van het geschil tussen [naam gebiedsmanager 1] en mij is dat zij mij enerzijds alle lof toedicht, maar anderzijds van mening is dat ik intimiderend overkom waarbij zij dan in de e-mail van 21 maart 2023 voorbeelden noemt die feitelijk niet kloppen. Het wordt voor mij dan ongrijpbaar. Tot op heden heeft het [naam gebiedsmanager 1] weerhouden om het gesprek rechtstreeks met mij aan te gaan op het moment dat haar iets dwarszit. Zij vormt zich een mening op basis van aannames en gevoel. Hoor en wederhoor ontbreekt. Ik mag van [naam gebiedsmanager 1] verwachten dat zij als leidinggevende effectief communiceert, d.w.z. dat als zij bezwaren heeft zij duidelijk maakt waar die bezwaren op stoelen en duidelijke werkinstructies geeft als dat nodig is. (…) Bij deze verzoek ik je uitdrukkelijk deze maatregel terug te draaien en mij uiterlijk morgen, vrijdag 18 augustus 2023, schriftelijk te berichten. Ik ben bereid werkafspraken te maken tot ons gesprek op 8 september en misschien kan een collega van jou dit gesprek eerder, tijdens jouw vakantie overnemen. Ook heb ik er geen bezwaar tegen om tot het gesprek op 8 september onder leiding van [naam gebiedsmanager 2] te werken. Ik werk nu ook al voor beide eenheden. Als de maatregel “vrijgesteld van werk” niet teruggedraaid wordt, acht ik niet uitgesloten dat ik dit aan de rechter ga vragen.”



2.15.
Natuurmonumenten heeft op 18 augustus 2023 op de e-mail van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van
17 augustus 2023 gereageerd met het verzoek om de rustperiode tot het moment dat [naam manager] terug zou zijn van zijn vakantie te respecteren. (De gemachtigde van) [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft Natuurmonumenten in de namiddag van 18 augustus 2023 gesommeerd om [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] toe te laten tot het werk.



2.16.
Op 30 augustus 2023 heeft [naam 2] namens Natuurmonumenten gereageerd en aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] meegedeeld dat [naam gebiedsmanager 1] de samenwerking met [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] moeilijk vindt omdat zij van mening is dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] intimiderend overkomt en moeilijk aan te sturen is met name omdat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] het oneens is met het beleid van Natuurmonumenten en omdat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] haar eigen gang gaat als het gaat om boa-taken. Verder heeft Natuurmonumenten meegedeeld dat nu de mediation niet heeft geleid tot een oplossing er geen vertrouwen is in een vruchtbare samenwerking in de beheerseenheid Zuid-Limburg.


Verder heeft Natuurmonumenten [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] het volgende medegedeeld:

“In dit verband heeft [naam manager] voor zijn vakantie verkennend geïnformeerd of er mogelijkheden waren om jou te werk te stellen in een andere beheereenheid. (…) Aangezien een eventuele herplaatsing naar het team van [naam gebiedsmanager 2] het meest voor de hand liggend leek, omdat jij al voor zijn gebied werkzaam was, heeft [naam manager] op 16 augustus 2023 met [naam gebiedsmanager 2] gesproken. Van [naam gebiedsmanager 2] kwam echter een negatief antwoord. Daarom bleek herplaatsing naar het team van [naam gebiedsmanager 2] geen optie. (…) De verkenning, die inmiddels plaats heeft kunnen vinden, is gericht geweest op mogelijkheden elders in onze organisatie. We kunnen er niet omheen dat de reacties die we hebben ontvangen van de beheereenheden overwegend negatief zijn geweest. (…) De gebiedsmanagers van de beheereenheden Sint Pietersberg en Kempen en Midden-Limburg hebben negatief gereageerd op de mogelijkheid om jou in het team te laten werken. De gebiedsmanager van de beheereenheid Midden-Brabant heeft gematigd gereageerd, maar is wel bereid om de mogelijkheden van een tewerkstelling aldaar nader te onderzoeken en hierover afspraken te maken.”



2.17.
Op 4 september 2023 vond de behandeling ter zitting van het inmiddels door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] aangespannen kort geding plaats. Door (de gemachtigden van) partijen is nadien nog gecorrespondeerd (onder andere over de vraag in welke beheereenheid [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] volgens Natuurmonumenten kon terugkeren, waarover [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] voorafgaand aan het gesprek meer helderheid van Natuurmonumenten verlangde). Uiteindelijk heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] het gesprek op 8 september 2023 afgezegd.



2.18.
Op 8 september 2023 heeft de kantonrechter vonnis gewezen in het door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] aangespannen kort geding tot wedertewerkstelling en de vordering van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] voorwaardelijk toegewezen. Met ingang van 22 september 2023 is [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] weer toegelaten tot het werk.



2.19.
Vervolgens heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden op 14 september 2023. Daarna hebben er tussen [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] en [naam gebiedsmanager 1] coachingsgesprekken plaatsgevonden om te onderzoeken of de vertrouwensrelatie tussen beiden nog te herstellen is. Tijdens deze gesprekken heeft [naam gebiedsmanager 1] gezegd dat de vertrouwensrelatie niet te herstellen is en een vruchtbare samenwerking niet meer tot de mogelijkheden behoort. De coachingsgesprekken zijn vervolgens geëindigd.



2.20.
Natuurmonumenten heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] gevraagd of zij nog steeds niet wil praten over een functie bij een andere beheereenheid. [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft daarop gereageerd in een e-mail van 20 oktober 2023 en Natuurmonumenten gevraagd om hervatting van haar werk in het team Zuid-Limburg en aangegeven bereid te zijn over de condities van een overplaatsing na te denken wanneer haar dezelfde positie zou worden aangeboden in het team Sint Pietersberg. In een e-mail van 31 oktober 2023 aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft Natuurmonumenten hierop gereageerd en is gebleven bij het standpunt zoals dit in de e-mail van [naam 2] van 30 augustus 2023 is verwoord. Natuurmonumenten heeft aangekondigd een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te zullen indienen.



2.21.
Daarna hebben partijen nog onderhandeld over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Zij zijn er echter niet uitgekomen.



2.22.
Natuurmonumenten heeft op 3 januari 2024 het inleidende verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend.



2.23.
Op 25 januari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden. In dit gesprek is aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] meegedeeld dat de beoordeling over 2023 zou worden opgeschort in verband met het ontbindingsverzoek. [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] is in dit gesprek aangesproken op een door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] in de whatsappgroep van het team verstuurde kerstboodschap waarin een kerstman een kind dat een kerstlied zingt, neerschiet. Verder hebben partijen gesproken over het al dan niet (mogen) samenwerken met [naam collega] en heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] er een punt van gemaakt dat zij niet aanwezig was bij twee teamactiviteiten (pizzabakken en een moment om vrijwilligers te bedanken, in september 2023). Deze en andere zaken zijn door Natuurmonumenten in een e-mail van 7 februari 2024 aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] benoemd.



2.24.
Bij exploot van 6 februari 2024 heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] aan Natuurmonumenten een aanzegging ten aanzien van verbeurde dwangsommen (€ 20.000,-) doen betekenen, omdat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van mening is dat Natuurmonumenten zich niet aan de veroordeling uit het kortgedingvonnis heeft gehouden. Natuurmonumenten heeft daarop € 20.000,- onder protest tot gehoudenheid daartoe aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] voldaan. Natuurmonumenten heeft over die kwestie op 8 februari 2023 aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] nog een toelichtende e-mail verzonden.





3Het geschil

3.1.
Natuurmonumenten verzoekt de kantonrechter om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. primair: de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens verwijtbaar handelen en/of nalaten van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ;
subsidiair: de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens de
verstoorde arbeidsverhouding;
meer subsidiair: de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een
combinatie van de primaire en subsidiaire grond (art. 7:671b lid 1 sub a jo . art. 7:669 lid 1 en lid 3 onder i BW);
II. de ontbinding uit te spreken per de eerst mogelijke datum en bij het bepalen van de
einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het
verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
III. [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] te veroordelen in de kosten van deze procedure inclusief het salaris van de
gemachtigde.



3.2.

[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] heeft verweer gevoerd.



3.3.

[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] verzoekt de kantonrechter, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met nevenvorderingen van Natuurmonumenten af te wijzen;
subsidiair:
- voor zover de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbindt, Natuurmonumenten te veroordelen tot betaling aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van een billijke vergoeding van € 75.000,- wegens ernstig verwijtbaar handelen, althans een in goede justitie te bepalen billijke vergoeding;
meer subsidiair:
- voor zover de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbindt, Natuurmonumenten te veroordelen tot betaling aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van een schadevergoeding van € 37.500,- wegens schending van artikel 7:611 BW (goed werkgeverschap), althans een in goede justitie te bepalen schadevergoeding;
zowel subsidiair als meer subsidiair:
- Natuurmonumenten te veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] , en voor zover de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden op grond van de i-grond, [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] mede een vergoeding van 50% van de transitievergoeding toe te kennen (artikel 7:671b lid 8 BW).
In alle gevallen verzoekt [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] Natuurmonumenten te veroordelen in de daadwerkelijke kosten van rechtsbijstand, nader op te maken bij staat, althans de forfaitair vastgestelde kosten en nakosten van deze procedure.



3.4.
Natuurmonumenten heeft verweer gevoerd.





4De beoordeling


Redelijke grond voor ontbinding



4.1.
De kantonrechter moet toetsen of sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, waarvan herstel niet mogelijk is en waarbij herplaatsing niet in de rede ligt (de g-grond van artikel 7:669 lid 3 BW).



4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is van een dergelijk verstoorde arbeidsverhouding sprake. De kiem hiervan ligt in een verschil van inzicht over het beleid van Natuurmonumenten op het punt van de boa-capaciteit, maar daarnaast heeft de karakterologische botsing tussen [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] en haar direct leidinggevende [naam gebiedsmanager 1] een belangrijke bijdrage geleverd aan de verstoring van de arbeidsverhouding. De verstoring is aan de oppervlakte gekomen tijdens het gesprek op 19 januari 2023, de e-mail van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] van 20 januari 2023 waarbij zij zich aansluit bij de kritiek van [naam collega] en in de daarop volgende vergadering van 23 januari 2023, maar de verhouding is pas echt verslechterd op het moment dat [naam gebiedsmanager 1] – kennelijk sprekend namens Natuurmonumenten – in haar e-mail van 21 maart 2023 stevige, niet eerder kenbaar gemaakte, kritiek op [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] uit en waarin [naam gebiedsmanager 1] zelfs spreekt over ernstig en mogelijk onherstelbaar beschadigd vertrouwen, daarmee in feite – zij het volkomen voorbarig – reeds de bijl zettend aan de wortel van de arbeidsrechtelijke band tussen Natuurmonumenten en [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] . Eigenlijk zijn de verhoudingen, ondanks de poging om deze door middel van mediation te herstellen, daarna alleen maar verder verslechterd. De vrijstelling van werk (die feitelijk neerkwam op een non-actiefstelling), de e-mail van 30 augustus 2023 van [naam 2] waarin de facto is meegedeeld dat er voor [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] geen plek meer was in Limburg, de wijze waarop [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zich nadien heeft opgesteld (waarbij [naam gebiedsmanager 1] flink op de korrel is genomen), het verslag van de coaching van 11 oktober 2023, het feit dat partijen van mening verschillen of [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] volledig is toegelaten tot haar arbeid of niet en of Natuurmonumenten (dus) het kortgedingvonnis wel of niet heeft nageleefd, het feit dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] de deurwaarder opdracht heeft gegeven tot (dreiging met) executie van het vonnis; uit dit alles blijkt dat er geen twijfel over kan bestaan dat de arbeidsverhouding inmiddels ernstig, diep, duurzaam en onherstelbaar is verstoord. Dit maakt dat een ontbinding in de rede ligt en herplaatsing niet aan de orde is.

Verwijtwaar handelen [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ?




4.3.
Natuurmonumenten heeft een beroep gedaan op de e-grond. Het verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] bestaat er volgens Natuurmonumenten uit dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] gedurende 2023 niet tegen Natuurmonumenten heeft gezegd dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] de mening was toegedaan dat het kortgedingvonnis niet of niet volledig werd nagekomen en dat zij achteraf, nadat het maximumbedrag aan dwangsommen was bereikt, de deurwaarder opdracht heeft gegeven tot (dreiging met) executie van het vonnis en Natuurmonumenten, een organisatie voor goede doelen, daardoor heeft gedwongen om € 20.000,- aan haar persoonlijk te betalen. Verder heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] – aldus Natuurmonumenten – op agressieve en ongepaste wijze de confrontatie met Natuurmonumenten opgezocht. Zij was volgens Natuurmonumenten uit op het groter maken van het conflict.



4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat de wijze waarop [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zich heeft geuit richting [naam gebiedsmanager 1] specifiek en Natuurmonumenten als geheel, de toonzetting van de correspondentie vanaf augustus/september 2023 en de (dreigende) executie van het kortgedingvonnis, waardoor Natuurmonumenten heeft besloten € 20.000,- aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] te betalen, geen acties zijn die gericht waren op de-escalatie van het conflict. Dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] daarmee het oogmerk had om het conflict te vergroten, is echter niet aannemelijk. Natuurmonumenten ziet er immers aan voorbij dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] deze houding is gaan aannemen nadat zij door [naam gebiedsmanager 1] ineens met een waslijst aan verwijten werd geconfronteerd in haar e-mail van 21 maart 2023, waarna [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] vrij plotseling op non-actief werd gesteld met ingang van 17 augustus 2023 en haar, vlak nadien, ook nog eens werd voorgehouden dat zij niet de illusie moest hebben nog te kunnen terugkeren bij een beheereenheid in Zuid-Limburg. Dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zich in ferme taal heeft verdedigd was weliswaar niet constructief, maar gelet op de wijze waarop Natuurmonumenten haar daarvoor in een hoek had gedreven, te billijken. De kantonrechter is kortom van oordeel dat het gedrag van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] het predicaat verwijtbaar handelen of nalaten niet verdient.



4.5.
De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst dan ook ontbinden op de g-grond, met in achtneming van artikel 7:671 lid 9 onder a BW, met ingang van 11 mei 2024.


Ernstig verwijtbaar handelen Natuurmonumenten




4.6.

[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] stelt dat zij, in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, op grond van artikel 7:671b, lid 9, sub c, BW recht heeft op een billijke vergoeding. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst is volgens haar het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen door Natuurmonumenten.



4.7.
De kantonrechter kan een billijke vergoeding toekennen als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich alleen zal voordoen in uitzonderlijke gevallen. Als, zoals in deze zaak, de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van verstoorde arbeidsverhoudingen is daarvoor nodig dat de werkgever de verstoorde arbeidsverhouding heeft veroorzaakt, door zich laakbaar te gedragen of door op een stuitende manier de verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst niet na te komen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als de werkgever expres aanstuurt op beëindiging van de arbeidsovereenkomst of zich niet heeft ingespannen om de verslechterde verhoudingen te herstellen.


4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat Natuurmonumenten jegens [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] inderdaad ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Dat bestaat er om te beginnen uit dat [naam gebiedsmanager 1] de ernstige kritiek zoals zij die opsomt in haar e-mail van 21 maart 2023 nooit eerder kenbaar heeft gemaakt, althans nooit op een wijze waarop het voor [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] duidelijk had moeten zijn dat sprake was van serieuze verbeterpunten waarvan werd verwacht dat zij daaraan moest werken omdat dit anders arbeidsrechtelijk gevolgen zou hebben. Datzelfde geldt voor de kritiek die [naam gebiedsmanager 2] in zijn e-mail van 16 augustus 2023 heeft geuit op [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] . Ook deze kritiek is nooit eerder op een wijze naar voren gebracht zodanig dat het [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] duidelijk moest zijn dat het Natuurmonumenten ernst was. Datzelfde geldt voor de voorbeelden die [naam manager] tijdens de mondelinge behandeling heeft gegeven over ongepast optreden van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] , waarvan een voorval notabene dateert uit 2019. Als al sprake is van reële grieven dan heeft Natuurmonumenten die kennelijk al die tijd voor zich gehouden. De kantonrechter moet immers constateren dat de door Natuurmonumenten aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] gegeven beoordelingen, die grieven (samengevat bestaande uit niet tactvol, eigengereid optreden, grenzend aan tegenwerking, een dominante en autoritaire houding aannemen, zaken niet makkelijk aannemen) niet behelzen, anders dan een voorzichtige opmerking over de risico’s van open zijn in een groeiende relatie in een beoordeling uit 2021. Hoewel de kritiek op [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] een kern van waarheid lijkt te bevatten, blijkt de ernst ervan zoals Natuurmonumenten die voorspiegelt, in elk geval niet uit de gedingstukken. Wel heeft collega [naam collega] zich in forse bewoordingen uitgelaten in zijn
e-mail van 20 januari 2023, maar, hoewel [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] daar geen afstand van heeft genomen, is haar e-mail van diezelfde datum weliswaar kritisch, maar niet van die toonzetting. Uit de notulen en uit de e-mail van [naam gebiedsmanager 1] van 21 maart 2023 blijkt ten slotte überhaupt niet, althans niet concreet, dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zich onbetamelijk of grensoverschrijdend heeft gedragen. Hoogstens kan een dreigement om geen stap extra meer te zetten als niet constructief worden beschouwd.



4.9.
Bij deze beoordeling moet betrokken worden dat met verzending van de e-mail van [naam gebiedsmanager 1] van 21 maart 2023, het lot – achteraf gezien – eigenlijk al was bezegeld, want na de mislukte poging om met mediation de verhoudingen te verbeteren, volgde een non-actiefstelling en de mededeling dat een terugkeer naar Limburg niet reëel was. Natuurmonumenten had ofwel eerder op een passende wijze met de kritiek op het functioneren van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] voor de dag moeten komen, zodat zij in gelegenheid was geweest haar gedrag aan te passen, dat wil zeggen dat zij daarvoor een redelijke termijn en eventueel begeleiding had moeten krijgen, ofwel Natuurmonumenten had haar die gelegenheid in 2023 moeten bieden. Doordat Natuurmonumenten noch het een noch het ander heeft gedaan, heeft zij [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] geen eerlijke kans gegeven. Natuurmonumenten is ook na de mediation niet tot dit inzicht gekomen. Er was immers geen goede reden voor een non-actiefstelling dan wel waren er minder vergaande opties zodanig dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] toch had kunnen doorwerken. Natuurmonumenten heeft geen enkel concreet incident aangetoond dat een non-actiefstelling rechtvaardigt en ook stond zij niet open voor oplossingen, zoals tijdelijk een andere functioneel leidinggevende. In de coaching lijkt het met name [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] te zijn die, zo staat er in het rapport, uitreikt naar [naam gebiedsmanager 1] , maar die handreiking wordt niet aanvaard door [naam gebiedsmanager 1] . Het is ook [naam gebiedsmanager 1] die de coaching beëindigt en dan mag het wel zo zijn dat door [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] grievend richting [naam gebiedsmanager 1] is uitgehaald en dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] verder heeft geëscaleerd door de dwangsommen op te eisen; het was zonder enige twijfel Natuurmonumenten die de condities heeft geschapen waarin het zover kon komen. Hierdoor is de arbeidsovereenkomst onherstelbaar verstoord geraakt (wat bij deze dus leidt tot het einde van de arbeidsovereenkomst).

Billijke vergoeding




4.10.
De kantonrechter overweegt dat het er bij de begroting van de billijke vergoeding om gaat dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De rechter dient de billijke vergoeding te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval (Kamerstukken II 2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 32-34, en nr. 4, p. 61). In New Hairstyle (ECLI:NL:HR:2017:1187) zijn gezichtspunten geformuleerd aan de hand waarvan de begroting kan plaatsvinden.



4.11.
Van belang is hoe lang de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog zou hebben voortgeduurd indien het verwijtbaar handelen of nalaten van Natuurmonumenten wordt weggedacht. De kantonrechter acht het aannemelijk dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] haar gedrag in dat geval zou hebben aangepast. Adequate leiding en aansturing vanuit Natuurmonumenten – waaraan het hier juist zo heeft ontbroken – zou het naar het oordeel van de kantonrechter mogelijk hebben moeten maken om de in essentie hoekige [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] te sensibiliseren en meer salonfähig te maken. Weliswaar is er dan nog het gegeven dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] het niet eens was met het beleid dat Natuurmonumenten voert betreffende de boa-capaciteit, maar er is geen aanleiding te veronderstellen dat dit enkele feit zou hebben geleid tot een einde van de arbeidsovereenkomst. [naam collega] , die zijn kritiek in nog forsere bewoordingen heeft geuit dan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] , is immers nog gewoon werkzaam voor Natuurmonumenten. Niet valt in te zien waarom dit dan voor [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] anders zou zijn geweest. De arbeidsovereenkomst had voor [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] persoonlijk ook veel waarde, gelet op het feit dat zij bewust had gekozen voor werk bij Natuurmonumenten, na daarvoor bij de gemeente Maastricht werkzaam te zijn geweest. Gelet daarop en gezien de leeftijd van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ligt het niet voor hand dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] nog zou zijn veranderd van baan.



4.12.
De kantonrechter wil wel aannemen dat het niet gemakkelijk voor [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] zal zijn om elders een vergelijkbare nieuwe baan te verwerven gelet op haar leeftijd en het feit dat zij door deze kwestie welbeschouwd uiteindelijk ook behoorlijk is beschadigd. Aannemelijk is immers dat het conflict in breder verband bekend is geworden en/of dat dit bekend is bij vergelijkbare organisaties als Natuurmonumenten. Die zullen dan wellicht niet staan te springen om [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] aan te nemen. Hoewel de arbeidsmarkt momenteel goed is, is het in dat licht alleszins redelijk om te veronderstellen dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] haar maximale recht op een WW-uitkering (24 maanden) of langer nodig zal hebben ter overbrugging naar een nieuwe baan. De kantonrechter zal daarmee rekening houden en komt alles overziend op

€ 40.000,- bruto ten titel van een billijke vergoeding.


Transitievergoeding




4.13.
Natuurmonumenten is ingevolge artikel 7:673 lid 1 sub a onder 2 BW gehouden de transitievergoeding te betalen aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] en Natuurmonumenten zal daartoe ook worden veroordeeld.


Proceskosten




4.14.

[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] stelt dat zij zonder het handelen van Natuurmonumenten niet in deze situatie zou zijn geraakt. Natuurmonumenten heeft volgens [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] onzorgvuldig gehandeld en daarom maakt [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] aanspraak op vergoeding van de werkelijke proceskosten. De kantonrechter is van oordeel dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] geen aanspraak kan maken op vergoeding van de werkelijke proceskosten. Op vergoeding van de werkelijke kosten bestaat recht in geval van misbruik van procesrecht. Daarvan is hier geen sprake. De proceskosten zullen dan ook worden vastgesteld aan de hand van het gebruikelijke tarief en deze worden aan de zijde van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] , tot heden begroot op € 814,-. Bij een separate veroordeling in de nakosten bestaat geen belang nu de proceskostenveroordeling die kosten omvat.





5De beslissing
De kantonrechter:


5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 11 mei 2024 op grond van een verstoorde arbeidsverhouding;



5.2.
veroordeelt Natuurmonumenten aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] een billijke vergoeding te betalen van € 40.000,- bruto;



5.3.
veroordeelt Natuurmonumenten aan [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] de transitievergoeding te betalen;



5.4.
veroordeelt Natuurmonumenten tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] tot op heden bepaald op € 814,- aan salaris gemachtigde;



5.5.
verklaart de onderdelen 5.2 t/m 5.4 van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;



5.6.
wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.







BM
Link naar deze uitspraak