Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBROT:2018:9323 
 
Datum uitspraak:17-10-2018
Datum gepubliceerd:14-11-2018
Instantie:Rechtbank Rotterdam
Zaaknummers:
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Besmetting van rozen plantmateriaal met ralstonia. Leverancier is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Tekortkoming is niet toerekenbaar.
Trefwoorden:koopovereenkomst
koopovereenkomsten
landbouw
landbouw, natuur en voedselkwaliteit
wettelijke rente
 
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven


zaaknummer / rolnummer: C/10/509367 / HA ZA 16-870


Vonnis van 17 oktober 2018


in de zaak van

de vennootschap onder firma

GEBROEDERS SOL V.O.F.,
gevestigd te Heerhugowaard,
eiseres,
advocaat mr. M. Buitelaar te Naaldwijk,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid


[gedaagde 1]
,
gevestigd te Berkel en Rodenrijs,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

KORDES ROSES INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
gedaagden,
advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam.


Partijen zullen hierna Sol, [gedaagde 1] en Kordes genoemd worden.





1De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:


de dagvaarding van 30 augustus 2016, met producties;


de conclusie van antwoord, met producties;


de brief van de rechtbank van 21 december 2016 waarbij partijen zijn opgeroepen voor de comparitie van partijen;


de brief van de rechtbank van 5 april 2017 waarbij aan partijen een zittingsagenda is toegestuurd;


de brief van mr. Buitelaar van 3 mei 2017 waarbij producties 19 tot en met 23 van Sol zijn overgelegd;


de van de zijde van Sol overgelegde notitie met juridische standpunten ten behoeve van de comparitie van partijen;


het proces-verbaal van de op 18 mei 2017 plaatsgevonden comparitie van partijen;


de notities ten behoeve van de comparitie, van mr. Buitelaar;


de spreekaantekeningen van mr. Esseling, de behandelend advocaat van [gedaagde 1] en Kordes;


de bij brief van 14 juni 2017 van de zijde van Sol gemaakte opmerkingen over het proces-verbaal van de comparitie;


de bij brief van 16 juni 2017 van de zijde van [gedaagde 1] en Kordes gemaakte opmerkingen over het proces-verbaal van de comparitie.





1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.






2De feiten

2.1.
Sol exploiteert een rozenkwekerij in Heerhugowaard. Het bedrijf van Sol is 22.000 m² groot.



2.2.

[gedaagde 1] is leverancier van plantmateriaal voor onder meer de rozenteelt.



2.3.
Kordes houdt zich bezig met de veredeling en vermeerdering van rozen.


2.4.
In het voorjaar van 2015 heeft Sol 150.000 stuks plantmateriaal gekocht van [gedaagde 1] . Het betrof plantmateriaal voor de teelt van rozen van het ras “Akito”. De plantprijs bedroeg € 0,52. De totale door Sol betaalde koopprijs voor het geleverde plantmateriaal bedroeg € 74.672,- exclusief BTW (€ 79.152,32 inclusief BTW).



2.5.
Op de orderbevestigingen van de onder 2.4 bedoelde aankopen is het volgende vermeld:

“Ondergetekende verklaart kennis genomen te hebben van onze Algemene Leveringsvoorwaarden die wij bij deze bevestiging meegestuurd hebben”.



2.6.
De helft van het onder 2.4 bedoelde plantmateriaal is in mei 2015 geleverd door [gedaagde 1] aan Sol. Sol heeft daarmee 11.000 m² rozen van haar bedrijf vervangen. De andere 75.000 stuks plantmaterialen zijn in augustus 2015 geleverd door [gedaagde 1] . Sol heeft daarmee de resterende helft van het teeltmateriaal van haar bedrijf vervangen.



2.7.
Sol heeft bij Kordes 1.400 stuks plantmaterialen van de rozensoort Lucky Red, 210 stuks plantmaterialen van de rozensoort Cupcake en 210 stuks plantmaterialen van het typenummer 112263-07 gekocht. Deze plantmaterialen zijn na aankoop door Sol op het bedrijf van [gedaagde 1] opgekweekt en daarna geleverd aan Sol. Voor de plantmaterialen Lucky Red heeft Sol € 2.507,96 inclusief BTW betaald aan Kordes. Voor de plantmaterialen Cupcake en 112263-07 heeft Sol in totaal € 863,69 inclusief BTW betaald aan Kordes.



2.8.
Voor het door [gedaagde 1] en Kordes geleverde plantmateriaal is een plantenpaspoort afgegeven.



2.9.
Artikel 8, 10 en 11 van de Algemene Voorwaarden Sierteelt en Voedingstuinbouw Opkweek van Plantum (hierna: de Plantumvoorwaarden) luiden, voor zover hier relevant, als volgt:


Artikel 8 Overmacht

1. Onder overmacht wordt verstaan: iedere omstandigheid vallende buiten de directe
invloedssfeer van de verkoper, waardoor nakoming van de overeenkomst in redelijkheid niet meer kan worden verlangd. Hieronder vallen onder andere stakingen, brand, extreme weersomstandigheden of overheidsmaatregelen en ziekten en plagen enerzijds en gebreken in de aan verkoper toegeleverde materialen anderzijds.
(…)


Artikel 10 Garanties en klachten

1. De verkoper waarborgt dat de producten, die op grond van de overeenkomst geleverd moeten worden, voldoen aan de eisen, gesteld in de van toepassing zijnde reglementen van Nederlandse keuringsinstanties, die van kracht zijn op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst.
(…)


Artikel 11 Aansprakelijkheid
1. De verkoper aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid, tenzij in één van de in dit artikel genoemde gevallen. In een dergelijk geval zal de aansprakelijkheid van de verkoper beperkt zijn tot maximaal de factuurwaarde. In geen enkel geval is de verkoper aansprakelijk voor enige vorm van gevolgschade, gederfde omzet of gederfde winst.2. De verkoper is niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door overmacht als bedoeld in artikel 8 lid 1. (…)4. Schadevergoeding bij een klacht kan alleen plaatsvinden, indien de klacht conform artikel 10 is ingediend, terecht blijkt te zijn en er sprake is van verwijtbaarheid of bewuste nalatigheid van de verkoper. Bovendien zal schadevergoeding beperkt zijn tot het gedeelte van het geleverde waar de klacht betrekking op heeft.



2.10.
Tijdens de teelt heeft Sol op één mat met rozenstruiken uitvalverschijnselen geconstateerd. Sol heeft hiernaar onderzoek laten doen door onderzoeksbureau BLGG. Op 24 september 2015 heeft BLGG gerapporteerd dat er Ralstonia solanacearum (hierna: Ralstonia) in het monster is aangetroffen.



2.11.
Ralstonia is een bacterie die bruinrot veroorzaakt. Ralstonia is vooral bekend van bruinrot in aardappels. Ralstonia is een plantpathogene bacterie met een quarantaine-status binnen de EU en is opgenomen op de lijst bij de Fytorichtlijn. Planten die besmet zijn met Ralstonia moeten volgens de Fytorichtlijn worden vernietigd. In juli 2015 is Ralstonia aangetroffen bij anthuriums. In augustus 2015 is Ralstonia voor het eerst aangetroffen bij rozenteeltbedrijven. Uitbraken van Ralstonia in rozen waren voor die tijd wereldwijd niet eerder gezien.



2.12.
De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (hierna: de NVWA) heeft onderzoek gedaan naar de Ralstonia-besmetting bij Sol. De NVWA heeft een nieuw monster getrokken van het plantmateriaal op de betreffende mat. Op 27 oktober 2015 heeft NVWA het volgende aan Sol meegedeeld:

“In op uw bedrijf aanwezige planten van Rosa spp. is Ralstonia solanacearum vastgesteld. Dit organisme vormt een ernstige bedreiging voor de teelt en export van diverse land- en tuinbouwgewassen.

Dit heeft tot gevolg dat besmet worden verklaard:


planten van Rosa spp., cultivar Akito, welke op dezelfde mat staan als waarvan het verdacht monster is genomen,


De op uw bedrijf voor de teelt en verwerking van Rosa snijbloemen gebruikte installaties, teelt- en watergeefsystemen, transportmiddelen, werktuigen, gereedschappen, materialen of andere voorwerpen die voor de teelt van rozen snijbloemen zijn of worden gebruikt.



Als waarschijnlijk besmet worden verklaard:- De overige planten Rosa op uw bedrijf waarin de bacterie niet is aangetoond.

Om verspreiding van dit organisme te voorkomen, zeg ik u, op basis van de artikelen 3,4, 5 en 6 van het Besluit bestrijding schadelijke organismen (…) ten aanzien van alle Rosa planten op uw bedrijf (…) het volgende aan:

1. U dient frequent de op uw bedrijf aanwezige Rosa planten te inspecteren op symptomen van Ralstonia solanacearum. Planten met symptomen dienen direct te worden gemeld bij de NVWA.2. U bent verplicht om de als besmet aangemerkte planten op fytosanitair verantwoorde wijze te vernietigen volgens een door NVWA goedgekeurde methode op een door NVWA goedgekeurde bestemming. (…) Na verwijderen van deze planten dient het betreffende kasgedeelte en de hiervoor genoemde besmet verklaarde installaties en apparatuur, ten genoegen van de inspecteur van de NVWA gereinigd en ontsmet te worden.
3. De als waarschijnlijk besmet aangemerkte partijen Rosa planten mogen uitsluitend worden afgezet als snijbloem. (…)


2.13.
Sol heeft de door de NVWA in de brief van 27 oktober 2015 geëiste maatregelen uitgevoerd.



2.14.
Bij brief van 16 november 2015 heeft Sol, voor zover hier van belang, het volgende aan [gedaagde 1] geschreven:

“Eind oktober 2015 heeft de NVWA vastgesteld dat er is Ralstonia solanacearum in een beperkt aantal van de door [gedaagde 1] geleverde planten zit. Deze bacterie is zeer besmettelijk. De schade voor (…) Sol (…) kan zeer omvangrijk worden, indien ook in de overige planten Ralstonia zit. De NVWA heeft de niet-geruimde planten op ons bedrijf als waarschijnlijk besmet verklaard. De LTO houdt rekening met een schadebedrag van € 100,00 per vierkante meter. Teneinde de schade zoveel mogelijk te beperken, zijn wij op 30 oktober 2015 direct tot ruiming en vernietiging van de besmet verklaarde planten (één mat) overgegaan en hebben wij dat deel van de kas ontsmet. De vrees bestaat echter – gelet op de besmettelijkheid van de bacterie – dat in de niet-geruimde planten ook Ralstonia zit.

Wij verzoeken u de oorzaak van de besmetting verder te (laten) onderzoeken. (…)

Teneinde onze rechten veilig te stellen, stellen wij hierbij [gedaagde 1] aansprakelijk voor de schade die wij lijden en zullen lijden door de leveringen van besmet plantmateriaal door [gedaagde 1] . (…)”



2.15.
Op 16 februari 2016 heeft NVWA een beschikking aan Sol gestuurd. In deze beschikking is aangegeven dat op het bedrijf van Sol voor de tweede keer Ralstonia is vastgesteld. De NVWA heeft in deze beschikking de Cupcake rozen, de Lucky Red rozen en de rozen met nummer 112263-07 besmet verklaard. Daarnaast heeft de NVWA de gehele teeltlocatie en alle op het bedrijf voor de teelt aanwezige gereedschappen, materialen, installaties en machines besmet verklaard. Als “waarschijnlijk besmet” zijn verklaard de overige partijen Akito rozen en het water in het watergeefsysteem.


2.16.
Naktuinbouw heeft nader onderzoek gedaan naar de Ralstonia-besmetting bij Sol. Naktuinbouw is een zelfstandig bestuursorgaan dat onder toezicht staat van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Op 29 februari 2016 heeft Naktuinbouw haar onderzoeksrapport aan partijen uitgebracht. Het aan [gedaagde 1] gerichte rapport luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
“Op 29 oktober 2015 ontvingen wij van uw afnemer, Gebr. Sol VOF (…), een klacht over een Ralstonia solanacearum aantasting in rozenteelt. Ralstonia solanacearum is in de EU een quarantaine-organisme. Deze organismen zijn schadelijk en moeten worden bestreden. Om deze reden is er door de NVWA al veel onderzoek gedaan op het bedrijf van Gebr. Sol VOF. Naar aanleiding van de klacht over het teeltmateriaal bezocht onze keurmeester, de heer A. Böhm, op 16 november 2015 het bedrijf van Gebr. Sol B.V. Uit dit onderzoek (…) kwamen de volgende feiten naar voren;

De klacht betrof leveranties van het ras ‘Akito’ wat in het voorjaar van 2015 bij [gedaagde 1] BV werd ingekocht. De planten werden geleverd in mei en in augustus 2015. Per vracht werd een leveranciersdocument meegeleverd. Bij ontvangst van de eerste levering geleverd tussen 11 mei en 3 juni 2015 van 75.000 stuks werden de volgende opmerkingen geplaatst;De planten leken wat ‘geforceerd opgekweekt’ wat zich uitte in veel vochtblaadjes. Ook waren er behoorlijk wat planten met een ‘bruin pootje’. Er werden slechte planten uitgeselecteerd en dit werd gemeld aan de heer Volkering van Kordes (…).Tijdens de teelt bleek er in 1 mat wat uitvalsverschijnselen te zijn. Nadat er een monster werd ingestuurd naar BLGG, rapporteerde BLGG op 24 september 2015 dat er Ralstonia solanacearum werd aangetoond in het monster. Naar aanleiding van dit onderzoek werd de NVWA geïnformeerd over de besmetting.
Door de NVWA werd een nieuw monster getrokken van de betreffende mat. De uitslag hiervan was ook positief en op 27 oktober 2015 volgde een aanzegging van de NVWA waarna de betreffende mat werd vernietigd. (…)Gebroeders Sol VOF geeft aan dat voor de leveringen een leveringsovereenkomst werd gesloten met Kordes (…). Deze partijen werden dus in “onderaanneming” door [gedaagde 1] opgekweekt.
(…)
Tijdens het bezoek van de keurmeester trof hij een prima groeiend gewas waarvan de eerste partij op 3e snee en de tweede partij op eerste snee. Het gewas is belicht en wordt geteeld op een roulerend teeltgotensysteem. De watervoorziening is regenwater/bassinwater. Het drainwater wordt ontsmet met UV.Op het bedrijf staan er naast ‘Akito’ ook een aantal andere kleinere partijen geleverd door [gedaagde 1] ;Ras ‘Lucky Red’ stek geleverd 21-5-2015 aantal 1.456Ras ‘Cupcake’ stek geleverd 25-8-2015, 297 stuksRas ‘112263-07’, stentling (…) op 3-6-2015, 140 stuks
Na inspectie besluit onze keurmeester na verdachte symptomen van het laatst genoemde ras (“112263-07”; opmerking rechtbank) een monster te nemen voor verder onderzoek bij het laboratorium van Naktuinbouw. Op 25 november is door het laboratorium van Naktuinbouw aangegeven dat er ook in dit monster Ralstonia solanacearum werd aangetoond.

Op 27 november 2015 werd door onze keurmeester (…) een vervolgonderzoek op uw bedrijf ingesteld. Er werd gesproken met de heer [persoon] . Hieruit kwam het volgende naar voren;
De rozenplanten worden bij [gedaagde 1] allemaal opgekweekt op tafels met een eb- en vloedsysteem in afdeling 101 t/m 104. (…) Stek wordt door Kordes in meermalig fust van Kordes aangeleverd. Stek en/of stenten worden gestoken in bedrijfseigen grijze bakken met steenwol- of cocosbloks. Planten staan dan 3-4 weken in afdeling 103 en verhuizen dan via de roltafels naar afdeling 101, 102 of 104 voor het afharden. Dit afharden duurt 2-4 weken.

Ten aanzien van de opkweek geeft [gedaagde 1] over de opkweek van ‘Akito’ het volgende weer; Volgens [gedaagde 1] houden de genoemde verschijnselen in de klacht (vochtblaadjes en zwartpoot) geen verband met de problemen bij de kweker. Er is slechts 1 mat verwijderd met aangetast materiaal. De partijen die zijn afgeleverd zagen er volgens [gedaagde 1] prima uit en heeft men geen problemen gezien met de weggroei van het gewas. Er zijn bij [gedaagde 1] tijdens de opkweek geen aanwijzingen geweest dat er in dit of in ander plantmateriaal Ralstonia problemen hebben gezeten. In de scoutinglijsten van die teeltperiode blijkt dat er in die periode moeizame beworteling van enkele partijen geen bijzonderheden werden waargenomen. De planten werden voor aflevering door [gedaagde 1] beoordeeld als “prima”. Het plantmateriaal voldeed op het moment van leveren dan ook aan alle eisen die gesteld worden. Visueel is er niets waargenomen en werden de planten visueel gezond afgeleverd. Op dat moment was er in de sector nog niet bekend dat er Ralstonia solanacearum bacteriën in roos voorkwamen en dat deze in een later stadium schade zou kunnen brengen aan het productiegewas. Tijdens de bedrijfscontrole door Naktuinbouw is in de betreffende periode niets waargenomen dat een relatie zou kunnen hebben tot de problemen geconstateerd bij Gebroeders Sol VOF.
(…)
Op het moment van het bezoek van onze keurmeester was er geen plantmateriaal meer aanwezig op het bedrijf van [gedaagde 1] .
(…)
In 1 drainwater monster en in 18 monsters van planten werd de bacterie aangetroffen. (…)
Vooralsnog is er nog geen oorzaak van de primaire besmettingsbron vastgesteld. De NVWA doet hiernaar nog verder onderzoek.
(…)

Conclusie
Op basis van de bevindingen concludeert Naktuinbouw dat de problemen, zoals die bij uw afnemer werden waargenomen, zijn veroorzaakt door een besmetting die aanwezig was in het door u afgeleverde plantmateriaal.
Deze conclusie is gebaseerd op de hierna genoemde waarnemingen:
• Uit de resultaten van de door de NVWA uitgevoerde onderzoeken aan relevant plantmateriaal en water op Ralstonia solanacearum blijkt dat het aannemelijk is dat er latente besmettingen aanwezig waren in het betreffende plantmateriaal.
• Het is aannemelijk te veronderstellen dat de besmetting is ontstaan tijdens de opkweek van het plantmateriaal. Dit vanwege het feit dat er bij andere afnemers van partijen stekmateriaal van roos soortgelijke symptomen werden waargenomen en/of opmerkingen werden gemaakt.

Op grond van bovenstaande conclusie acht Naktuinbouw de klacht gegrond.
(…).”


2.17.
Op 2 juni 2016 heeft de NVWA een beschikking aan Sol verzonden waarbij Sol de maatregel is opgelegd om al het plantmateriaal in haar kas te ruimen en over te gaan tot ontsmetting en reiniging van de kas en alle teeltbenodigdheden.


2.18.
Sol heeft de onder 2.17 bedoelde maatregel uitgevoerd.


2.19.
Sol heeft Agro Expertiseburo ingeschakeld om de schade als gevolg van de op haar bedrijf geconstateerde besmetting met Ralstonia vast te stellen. Agro Expertiseburo komt op een schadebedrag van € 2.736.884,05, bestaande uit € 148.052,05 opruimkosten, € 1.717.080,00 opbrengstderving 2016 en € 871.752,00 geprognosticeerde opbrengstderving 2017.



2.20.

[gedaagde 1] en Kordes hebben aan Sol nieuwe plantmaterialen geleverd. Het gaat om 140.000 plantmaterialen van het soort Lucky Red, met een waarde van € 99.040,- inclusief 6% BTW, geleverd door [gedaagde 1] en om 1.050 plantmaterialen van het soort Norma Jean, met een waarde van € 2.583,75 inclusief BTW geleverd door Kordes. [gedaagde 1] en Kordes hebben verklaard dit coulancehalve te hebben gedaan.





3De vordering

3.1.
Sol vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:primairI. te verklaren voor recht dat [gedaagde 1] en Kordes toerekenbaar tekortgeschoten zijn
in de nakoming van hun verplichtingen jegens Sol uit hoofde van leveringen van plantmateriaal die met Ralstonia besmet waren en dat [gedaagde 1] en Kordes jegens Sol aansprakelijk zijn uit hoofde van deze toerekenbare tekortkoming;II. [gedaagde 1] en Kordes hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Sol van € 2.736.884,05 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juni 2016;subsidiair
III. te verklaren voor recht dat de koopovereenkomsten met [gedaagde 1] en Kordes door Sol bij dagvaarding rechtsgeldig zijn ontbonden, althans deze per de datum van het te wijzen vonnis te ontbinden;
IV. [gedaagde 1] te veroordelen tot nakoming van de uit de ontbinding voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenissen bestaande uit terugbetaling aan Sol van € 79.152,32, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding;
V. Kordes te veroordelen tot nakoming van de uit de ontbinding voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenissen bestaande uit terugbetaling aan Sol van € 3.371,65 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding;

primair en subsidiair

VI. [gedaagde 1] en Kordes hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 5.000,- ter vergoeding van vermogensschade als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis;
VII. [gedaagde 1] en Kordes hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten.



3.2.
Sol heeft aan haar vorderingen het volgende ten grondslag gelegd.3.2.1. [gedaagde 1] en Kordes zijn toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen jegens Sol, althans hebben onrechtmatig gehandeld jegens Sol door plantmateriaal te leveren dat besmet was met Ralstonia. De geleverde plantmaterialen voldeden niet aan de overeenkomst omdat ze niet vrij waren van quarantaine organismen. Het geleverde plantmateriaal was daarmee niet vrij van gebreken in de zin van 7:17 BW.

3.2.2.
Voor zover de Plantumvoorwaarden van toepassing zouden zijn, geldt dat [gedaagde 1] en Kordes de daarin in artikel 10 lid 1 opgenomen garantiebepaling hebben geschonden. Nu er een zeer schadelijk quarantaine organisme in het plantmateriaal zat, voldeden de geleverde producten niet aan het keuringsreglement van Naktuinbouw. Daarmee is de garantie in voornoemd artikel 10 lid 1 van de Plantumvoorwaarden geschonden. Deze garantie prevaleert boven eventueel uit de Plantumvoorwaarden voortvloeiende exoneraties.


3.2.3.
Voor zover geoordeeld mocht worden dat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming, vordert Sol ontbinding van de koopovereenkomsten met [gedaagde 1] en Kordes. Het gevolg van ontbinding van die overeenkomsten is dat [gedaagde 1] en Kordes de reeds ontvangen factuurbedragen van € 79.152,32 respectievelijk 3.371,65 dienen terug te betalen. Sol dient in het kader van de uit de ontbinding voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenissen de waarde van de niet meer terug te leveren plantmaterialen te vergoeden. Die waarde is nihil.







4Het verweer

4.1.
Het verweer van [gedaagde 1] en Kordes strekt tot afwijzing van de vorderingen van Sol met veroordeling van Sol, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen nadat het vonnis is gewezen.



4.2.

[gedaagde 1] en Kordes voeren kort en zakelijk weergegeven de volgende verweren.

4.2.1.

[gedaagde 1] en Kordes hebben geen besmet plantmateriaal geleverd. De besmetting was niet aanwezig bij de aflevering van het plantmateriaal door [gedaagde 1] en Kordes.


4.2.2.

[gedaagde 1] en Kordes zijn niet tekortgeschoten in de nakoming van de op hen rustende, uit de overeenkomsten met Sol voortvloeiende verplichtingen. Door Sol en Kordes zijn alle wettelijke voorschriften en beleidsregels met betrekking tot het verhandelen van plantmateriaal nageleefd. Voor de plantmaterialen is bovendien een plantenpaspoort afgegeven. Dat betekent dat de plantmaterialen de keuring van Naktuinbouw hebben doorlopen en niet zijn afgekeurd. Sol mocht niet verwachten dat het plantmateriaal gegarandeerd vrij zou zijn van alle mogelijke quarantaine organismen, en al helemaal niet van onbekende quarantaine organismen, zoals Ralstonia, dat ten aanzien van rozen vóór augustus 2015 onbekend was. De uitbraken van Ralstonia bij rozen in de zomer van 2015 waren een wereldwijd novum.


4.2.3.
Als al sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde 1] en Kordes dan is deze tekortkoming niet toerekenbaar. [gedaagde 1] en Kordes hebben alle regels nageleefd en er was geen aanleiding te veronderstellen dat sprake was van een besmetting van het plantmateriaal. [gedaagde 1] en Kordes konden ook niet bedacht zijn op de aanwezigheid van Ralstonia nu dat nog nooit bij rozen was geconstateerd. Op grond van de verkeersopvattingen kan de besmetting niet aan [gedaagde 1] en Kordes worden toegerekend.


4.2.4.
Tussen partijen zijn de Plantumvoorwaarden overeengekomen. In de Plantumvoorwaarden is aansprakelijkheid van [gedaagde 1] en Kordes uitgesloten tenzij sprake is van verwijtbaarheid of bewuste nalatigheid. Daarvan is geen sprake. Voor zover sprake zou zijn van verwijtbaarheid of bewuste nalatigheid geldt dat de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] en Kordes beperkt is tot de waarde van de facturen.


4.2.5.

[gedaagde 1] en Kordes betwisten de juistheid van de schadeberekening van Sol.







5De beoordeling

5.1.
Dit geschil draait in de kern om de vraag of [gedaagde 1] en Kordes de gevolgen moeten dragen van de in de zomer van 2015 op het bedrijf van Sol opgetreden besmetting van rozen met Ralstonia. De beantwoording van die vraag dient plaats te vinden aan de hand van de door Sol ingestelde vorderingen. Die strekken primair tot verklaring voor recht dat [gedaagde 1] en Kordes toerekenbaar tekortgeschoten zijn in de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomsten met Sol en aansprakelijk zijn jegens Sol voor deze toerekenbare tekortkoming en tot veroordeling van [gedaagde 1] en Kordes tot vergoeding van schade tot een bedrag van € 2.736.884,05. De rechtbank zal dan ook beginnen met het beoordelen of [gedaagde 1] en/of Kordes tekortgeschoten is/zijn in de nakoming van de overeenkomsten met Sol, eerst ten aanzien van [gedaagde 1] en vervolgens ten aanzien van Kordes.



5.2.
Overwogen wordt dat, hoewel Sol in de dagvaarding en de ter comparitie overgelegde spreeknotities ook summierlijk aansprakelijkheid van [gedaagde 1] en Kordes op grond van onrechtmatig handelen bespreekt, de vorderingen van Sol daarop niet gericht zijn. Aan een beoordeling van aansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad komt de rechtbank dan ook niet toe.



5.3.
Volgens Sol bestaat de tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomsten daarin dat [gedaagde 1] en Kordes plantmateriaal hebben geleverd dat niet aan de overeenkomsten beantwoordt (non-conformiteit ex artikel 7:17 BW). Nu partijen de tussen hen gesloten overeenkomsten aanduiden als koopovereenkomsten, zal de rechtbank daarvan hierna uitgaan.

ten aanzien van de koopovereenkomst tussen Sol en [gedaagde 1] :



non-conformiteit/ tekortkoming




5.4.
Voor de beoordeling van de vraag of [gedaagde 1] aan haar verplichtingen voortvloeiend uit de koopovereenkomst heeft voldaan dan wel, zoals Sol bepleit, een zaak heeft geleverd die non-conform was, is het volgende van belang.


5.5.

[gedaagde 1] betwist dat zij besmet plantmateriaal heeft geleverd. Die betwisting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Vast staat dat op het bedrijf van Sol voor het eerst op 24 september 2015 Ralstonia is aangetroffen. De plaats waar dit is aangetroffen is een zogeheten ‘mat’ waarop uitsluitend, door [gedaagde 1] geleverde, rozenplanten stonden van het soort ‘Akito’. Op 27 oktober 2015 heeft de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) aan de hand van een nieuw genomen monster ook Ralstonia vastgesteld bij het plantmateriaal op de betreffende mat. Door Naktuinbouw is na een uitvoerig onderzoek, waarbij ook [gedaagde 1] is betrokken, de conclusie getrokken dat aannemelijk is dat er latente besmettingen aanwezig waren in het door [gedaagde 1] aan Sol geleverde plantmateriaal.
Daarbij komt dat vast staat dat in de zomer van 2015 ook bij een aantal andere rozenbedrijven Ralstonia-besmettingen zijn geconstateerd. Ook deze bedrijven kregen kort daarvoor plantmateriaal van [gedaagde 1] geleverd. In het rapport van Naktuinbouw van 29 februari 2016 komt naar voren dat de verschillende rozenkwekers waar Ralstonia is vastgesteld slechts één ding gemeen hadden, namelijk dat zij plantmateriaal hadden geleverd gekregen door [gedaagde 1] . Naar het oordeel van de rechtbank staat op zichzelf dan ook vast dat de besmetting met Ralstonia op het bedrijf van Sol het gevolg is van de levering door [gedaagde 1] van ziek plantmateriaal.


[gedaagde 1] heeft nog aangevoerd dat het rapport van Naktuinbouw is gebaseerd op monsters die de NVWA heeft genomen en die de NVWA niet beschikbaar heeft willen stellen voor contra-expertise. [gedaagde 1] heeft er op gewezen dat Groen Agro Control (GAC) bij een gelijktijdige bemonstering tot de conclusie kwam dat er geen sprake was van een besmetting met Ralstonia. Sol heeft hierop ter comparitie gereageerd en gesteld dat de verschillen in uitslagen tussen de NVWA en GAC kunnen worden verklaard door het verschil in detectiegrens. [gedaagde 1] heeft ter comparitie verklaard dat naderhand door GAC ook besmettingen zijn geconstateerd en dat tussen GAC en de NVWA discussie bestaat over de methoden om besmetting aan te tonen. [gedaagde 1] heeft de GAC resultaten/rapportage niet in het geding gebracht. Bij die stand van zaken kan hetgeen [gedaagde 1] heeft aangevoerd op zichzelf niet de conclusie dat [gedaagde 1] besmet plantmateriaal heeft geleverd ontkrachten.



5.6.
Ter beoordeling staat vervolgens of dit een tekortkoming in de nakoming van de op [gedaagde 1] rustende contractuele verplichtingen oplevert. Volgens Sol is daarvan sprake omdat [gedaagde 1] een zaak heeft afgeleverd die niet aan de koopovereenkomst beantwoordt in de zin van artikel 7:17 BW.



5.7.
De rechtbank overweegt dat een zaak de eigenschappen dient te bezitten die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag die eigenschappen verwachten die nodig zijn voor een normaal gebruik of voor een bij de overeenkomst voorzien bijzonder gebruik van de zaak. Tussen partijen staat vast dat het door [gedaagde 1] geleverde plantmateriaal bedoeld was om bedrijfsmatig rozen te kweken. Dat betekent dat Sol plantmateriaal mocht verwachten dat gezond was en vrij was van organismen die tot schade aan het gewas konden leiden, ook voor zover dat organismen waren die niet eerder bij rozen waren aangetroffen. Voorts mocht Sol verwachten dat plantmateriaal zou worden geleverd dat niet op het bedrijf van Sol aanwezig gewas zou besmetten. Nu hiervoor is vastgesteld dat het door [gedaagde 1] geleverde plantmateriaal niet vrij was van schadelijke organismen maar besmet was met Ralstonia, staat voorts vast dat [gedaagde 1] plantmateriaal heeft geleverd dat niet aan de overeenkomst beantwoordt. Er is dus sprake van non-conformiteit. Daarmee is een tekortkoming in de nakoming van de uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen gegeven.

toerekening
5.8. [gedaagde 1] betwist dat de tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de koopovereenkomst haar kan worden toegerekend. Voor een geslaagd beroep op overmacht is nodig dat de tekortkoming niet te wijten is aan schuld van de tekortschietende partij en ook niet op grond van wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.


5.9.
Sol heeft slechts een enkele stelling gewijd aan de verwijtbaarheid van de Ralstonia-besmetting. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat [gedaagde 1] enig verwijt treft van het ontstaan van de Ralstonia-besmetting. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde 1] nalatig is geweest in de wijze waarop zij met het geleverde plantmateriaal is omgegaan. Niet gebleken is voorts dat [gedaagde 1] weet had of weet kon hebben van de mogelijkheid van een Ralstonia-besmetting. Vast staat immers dat Ralstonia nog niet eerder gezien was bij rozen. De stelling van Sol dat [gedaagde 1] als ervaren plantenkweker het gebrek in de levering had kunnen of behoren te voorzien ontbeert een onderbouwing. [gedaagde 1] heeft daar tegenover onbetwist gesteld dat er op het moment van levering van het planmateriaal geen enkele reden was te veronderstellen dat het plantmateriaal niet voldeed aan de fytosanitaire eisen. Voor toerekening krachtens schuld is dan ook geen plaats.


5.10.
Voor toerekening aan [gedaagde 1] krachtens wet is geen grond gebleken.




5.11.1.
Sol heeft gesteld dat er plaats is voor toerekening krachtens rechtshandeling. Volgens Sol maakt de in de Plantumvoorwaarden onder artikel 10 lid 1 opgenomen garantie dat een tekortkoming in alle gevallen aan [gedaagde 1] moet worden toegerekend. Met die garantie heeft [gedaagde 1] gegarandeerd dat zij in staat voor de afwezigheid van quarantaine organismen in het plantmateriaal. Nu [gedaagde 1] plantmateriaal heeft geleverd waarin zich wel quarantaine organismen bevonden, is het rechtsgevolg dat [gedaagde 1] zich niet op overmacht kan beroepen, aldus Sol. Volgens Sol levert de inbreuk op de in artikel 10 lid 1 van de Plantumvoorwaarden door [gedaagde 1] gegeven garantie een tekortkoming op waarbij de toerekenbaarheid is gegeven.



5.11.2.

[gedaagde 1] betwist deze gevolgtrekking. Volgens [gedaagde 1] is met de garantie van voornoemd artikel 10 lid 1 slechts gegarandeerd dat het plantmateriaal voldoet aan de eisen gesteld in de relevante reglementen van de Nederlandse keuringsinstanties, dat het plantmateriaal de keuring heeft doorlopen en niet is afgekeurd. De strekking daarvan is niet dat wordt ingestaan voor de afwezigheid van quarantaine organismen, aldus [gedaagde 1] .


5.11.3.
De rechtbank begrijpt de stellingen op dit punt van Sol zo dat op grond van het bepaalde in artikel 10 lid 1 van de Plantumvoorwaarden de tekortkoming aan [gedaagde 1] wordt toegerekend. Volgens [gedaagde 1] is dit niet de betekenis die aan artikel 10 lid 1 van de Plantumvoorwaarden moet worden gegeven.Bij de beoordeling van deze stellingen van Sol gaat de rechtbank er allereerst veronderstellenderwijs van uit dat toepasselijkheid van de Plantumvoorwaarden is overeengekomen. De toepasselijkheid van die voorwaarden wordt door Sol in het kader van andere door haar bepleite standpunten namelijk juist betwist.

Partijen geven elk een andere betekenis aan artikel 10 lid 1 van de Plantumvoorwaarden. Dat betekent dat de rechtbank door uitleg dient te beoordelen wat op dat punt tussen partijen geldt. Die beoordeling dient plaats te vinden aan de hand van het Haviltex-criterium. Dat bepaalt dat de rechtsgevolgen van een overeenkomst in de eerste plaats worden bepaald door hetgeen partijen zijn overeengekomen, waarbij het niet alleen aankomt op een (zuiver) taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst maar ook op hetgeen partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (vlg. artikelen 3:33 en 3:35 BW). In dit geschil gaat het om de uitleg van een bepaling in algemene voorwaarden, te weten de Plantumvoorwaarden. Vast staat dat over de Plantumvoorwaarden niet is onderhandeld tussen partijen. Aangenomen moet voorts worden dat deze, door een belangenorganisatie in de sector waarin Sol en [gedaagde 1] hun bedrijf voeren vastgestelde voorwaarden, van belang zijn voor een grote groep derden. In een dergelijk geval zullen bij de uitleg objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de betreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de voorwaarden als geheel, en grotere rol spelen.



5.11.4.
Artikel 10 lid 1 van de Plantumvoorwaarden luidt dat de verkoper waarborgt dat de producten die op grond van de overeenkomst geleverd moeten worden, voldoen aan de eisen, gesteld in de van toepassing zijnde reglementen van Nederlandse keuringsinstanties, die van kracht zijn op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst. Dit duidt op een algemene kwaliteitsgarantie waarmee wordt gewaarborgd dat op grond van de wettelijk voorgeschreven keuring is vastgesteld dat het geleverde product aan de wettelijke voorschriften voldoet. Daaraan kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat er plaats is voor toerekening in het onderhavige geval, te weten een niet afgekeurd product waarbij na aflevering een tot dan toe bij dat product onbekende ziekte is vastgesteld.De conclusie luidt dan ook dat voor toerekening krachtens rechtshandeling op grond van hetgeen Sol daarover naar voren heeft gebracht geen plaats is.



5.12.
Dat betekent dat aan de hand van de verkeersopvattingen dient te worden beoordeeld wie van partijen het risico draagt van het feit dat plantmateriaal is geleverd dat besmet was met Ralstonia.


5.12.1.
Sol heeft onder verwijzing naar Hoge Raad 27 april 2001 (NJ 2002/213) aangevoerd dat de tekortkoming in beginsel krachtens verkeersopvattingen voor rekening van [gedaagde 1] dient te komen. In de casus die leidde tot dat arrest was sprake van een gebrek van een industrieel vervaardigd product, dat wil zeggen een product tot stand gekomen in een tot op zekere hoogte beheersbaar en controleerbaar proces dat in hoge mate door de mens wordt geïnitieerd. Daarvan is bij het vermeerderen van de onderhavige rozen, zoals dit proces blijkt uit hetgeen in de procedure naar voren is gebracht, geen sprake. Bij het werken met deze planten spelen (ook) onzekere natuurlijke processen zoals ziekte veroorzakende bacteriën. Die processen zijn in mindere mate beheersbaar en controleerbaar. Naar het oordeel van de rechtbank is in de omstandigheden van dit geval dan ook geen sprake van verkeersopvattingen die rechtvaardigen dat de tekortkoming aan [gedaagde 1] wordt toegerekend.


5.12.2.
Overwogen wordt nog dat ook het beroep op het arrest van de Hoge Raad van 22 oktober 1999 (NJ 2000, 159) Sol niet kan baten. Dat arrest ziet op aansprakelijkheid voor het in het verkeer brengen van een product dat schade veroorzaakt. De vorderingen van Sol zoals deze tot uitdrukking zijn gebracht in het petitum van de dagvaarding zijn evenwel niet gegrond op een onrechtmatige daad maar op toerekenbaar tekortschieten van [gedaagde 1] . Aan voornoemd arrest komt in deze context dan ook geen betekenis toe.



5.12.3.
Ook het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 mei 2013 waarnaar Sol verwijst geeft geen aanleiding tot een ander oordeel. Die uitspraak zag op een geschil over een bekende plantenziekte. Reeds daarom is die uitspraak niet toepasbaar op het onderhavige geschil waarin zich voor het eerst een tot dan toe bij rozen onbekende ziekte openbaarde.
Datzelfde geldt voor de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 maart 2017 (ECLI:NL:RBGEL:2017:161). Ook daar ging het om een met een bekende bacterie besmet natuurproduct (stro), waarop bovendien getest kon worden. Het stro werd door (of namens) de leverancier op zodanige wijze gecontroleerd dat niet kon worden uitgesloten dat zich een bacterie in het stro bevond die gevaar opleverde voor de gezondheid van geiten (die het stro aten) en de leverancier wist dat. Onder die omstandigheden oordeelde de rechtbank Gelderland dat de verkeersopvattingen meebrachten dat het gebrek voor rekening van de leverancier kwam. Dat is een situatie die zich niet laat vergelijken met de onderhavige. Er werd immers in het geheel niet getest op Ralstonia omdat dat een bij rozen onbekende ziekte was.


5.12.4.
De conclusie van het voorgaande is dat de tekortkoming niet aan [gedaagde 1] kan worden toegerekend. De primaire vordering strekkende tot verklaring voor recht dat [gedaagde 1] toerekenbaar tekort geschoten is zal dan ook worden afgewezen. Ook de primaire vordering tot betaling door [gedaagde 1] van schadevergoeding zal worden afgewezen. Ook daarvoor is nodig dat de tekortkoming aan [gedaagde 1] kan worden toegerekend.




5.13.
De rechtbank overweegt nog dat nu er, gezien de aard van de door Sol ingestelde vorderingen, bij het ontbreken van toerekenbaarheid niet aan schadevergoeding wordt toegekomen, voor het beoordelen van de toepasselijkheid en vernietigbaarheid van de Plantumvoorwaarden evenals voor de houdbaarheid van het beroep op de exoneratie geen plaats is.


ontbinding




5.14.
Het hiervoor overwogene betekent dat toegekomen wordt aan de subsidiaire vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst. Die vordering is toewijsbaar. Ontbinding is mogelijk indien sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de contractuele verplichtingen. Onder 5.7 is vastgesteld dat daarvan sprake is. Toerekenbaarheid van de tekortkoming is voor ontbinding niet vereist. De rechtbank zal hierna de ontbinding van de koopovereenkomst tussen Sol en [gedaagde 1] uitspreken, nu niet gebleken is dat Sol een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring heeft uitgebracht.



5.15.
De ontbinding heeft tot gevolg dat wederzijds ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan. Die verbintenis houdt voor Sol in dat zij het geleverde plantmateriaal dient terug te geven aan [gedaagde 1] . Dat is niet mogelijk omdat Sol ter voldoening aan de aan haar door de NVWA gegeven beschikkingen het plantmateriaal heeft doen vernietigen. Voor zover het niet na kunnen komen van de terugleveringsverbintenis in dit geval al een tekortkoming oplevert die aan Sol moet worden toegerekend, leidt dat niet tot enige betalingsverplichting voor Sol. Op Sol rust een voor teruglevering in de plaats komende verplichting om de schade te vergoeden. Het plantmateriaal moest vernietigd worden om verdere besmettingen te voorkomen. Het plantmateriaal had dan ook geen waarde meer zodat de schade nihil is.


5.16.

[gedaagde 1] is gehouden in het kader van haar ongedaanmakingsverbintenis de door Sol betaalde prijs voor het plantmateriaal terug te betalen. Sol vordert in dat kader veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van € 79.152,32. Vast staat dat dat het bedrag is dat Sol heeft betaald voor het plantmateriaal. [gedaagde 1] is in beginsel dan ook gehouden tot terugbetaling van dat bedrag.





5.17.1.

[gedaagde 1] heeft nog aangevoerd, zo begrijpt de rechtbank althans 5.2 van haar conclusie van antwoord, dat de waarde van het aan Sol geleverde nieuwe plantmateriaal in mindering strekt op een eventuele terugbetalingsverplichting in het kader van een ontbinding van de koopovereenkomst.



5.17.2.
In haar notities ter comparitie heeft Sol (onder 19) erkend dat er plaats is voor het in mindering brengen van de waarde van de coulancelevering op een aan Sol in het kader van ontbinding c.q. schadevergoeding toe te wijzen bedrag.
Dat betekent dat het toe te wijzen bedrag van € 79.152,32 dient te worden verminderd met de waarde van het door [gedaagde 1] coulancehalve geleverde plantmateriaal.



5.17.3.
Uit productie 7 bij conclusie van antwoord volgt dat [gedaagde 1] 140.000 rozenstekken Lucky Red aan Sol heeft geleverd zonder kosten daarvoor in rekening te brengen. [gedaagde 1] stelt (onder 2.13 conclusie van antwoord) dat de prijs per plant € 0,60 exclusief BTW bedraagt. De rechtbank gaat echter uit van de plantprijs op de orderbevestigingen (productie 4 bij dagvaarding) van € 0,52 exclusief BTW zodat een bedrag van € 72.800,- in mindering komt op de door [gedaagde 1] terug te betalen prijs. [gedaagde 1] zal dus worden veroordeeld tot terugbetaling van € 79.152,32 minus € 72.800,- te weten een bedrag van € 6.352,32. De gevorderde wettelijke rente daarover zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na de uitspraak van dit vonnis.


kosten ex artikel 6:96 BW





5.18.
Sol vordert zowel primair als subsidiair vergoeding door [gedaagde 1] van de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW, neerkomend op € 2.250,- voor het doen opmaken van het schaderapport door Agro Expertiseburo. Daarnaast vordert Sol vergoeding van kosten gemaakt om voldoening buiten rechte te verkrijgen ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW, die door Sol worden begroot op € 2.750,-, zodat in totaal in dit kader € 5.000,- wordt gevorderd door Sol.



5.19.
Nu van schadeplichtigheid van [gedaagde 1] bij gebreke van toerekenbaarheid van de tekortkoming geen sprake is, is voor toewijzing van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid geen plaats.



5.20.
Aan de vordering tot vergoeding van de kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW heeft Sol ten grondslag gelegd dat werkzaamheden zijn verricht door haar advocaat, zoals het bestuderen van de correspondentie en onderzoeksrapporten en het voeren van correspondentie met [gedaagde 1] en Kordes. heeft betwist dat werkzaamheden zijn verricht die een vergoeding van buitengerechtelijke kosten rechtvaardigen, anders dan de vergoeding die daarvoor in de proceskostenveroordeling is ingesloten.
Sol heeft ter onderbouwing van de gestelde verrichte werkzaamheden slechts productie 10 in het geding gebracht. Dit betreft de brief van 16 november 2015 waarin Sol [gedaagde 1] aansprakelijk heeft gesteld en de brief van de advocaat van Sol van 12 augustus 2016 waarbij Kordes aansprakelijk is gesteld. Dat andere werkzaamheden zijn verricht wordt door [gedaagde 1] betwist en is door Sol niet onderbouwd. De hiervoor genoemde brieven rechtvaardigen de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten niet. Voor deze verrichtingen plegen de in artikel 237 - 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding in te sluiten. Ook dit gedeelte van de vordering wordt afgewezen.


ten aanzien van de koopovereenkomst tussen Sol en Kordes



non-conformiteit/tekortkoming




5.21.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Sol onvoldoende onderbouwd dat Kordes plantmateriaal heeft geleverd dat gebrekkig was. Dat komt niet naar voren uit de stukken van de NVWA en ook uit het rapport van Naktuinbouw kan dat niet worden opgemaakt. In de brief van de NVWA van 16 februari 2016 geeft de NVWA weliswaar aan dat voor de tweede keer Ralstonia is aangetroffen op het bedrijf van Sol en dit keer in de door Kordes geleverde rozen van het ras ‘Cupcake, ‘Lucky Red’ en ‘nummer 112263-07’, maar de levering van deze partijen rozen door Kordes aan Sol had reeds circa een half jaar daarvoor plaatsgevonden. Het is de vraag of dit plantmateriaal – al dan niet als gevolg van het opkweken door [gedaagde 1] – besmet geleverd is door Kordes dan wel of dit plantmateriaal besmet is geraakt op het bedrijf van Sol, door de met Ralstonia besmette rozen van het ras ‘Akito’. Daar geven de stukken geen duidelijkheid over. Daarbij komt dat Kordes onbetwist heeft gesteld dat de NVWA bij brief van 4 november 2015 heeft meegedeeld dat op het bedrijf van Kordes geen Ralstonia is aangetroffen. Tegen deze achtergrond is onvoldoende onderbouwd gesteld dat de door Kordes geleverde plantmaterialen besmet waren met Ralstonia en daarmee non-conform waren in de zin van artikel 7:17 BW.



5.22.
De vorderingen van Sol tegen Kordes stuiten hierop af. Dat geldt zowel voor de primaire als de subsidiaire vorderingen. Bij gebreke van een tekortkoming in de nakoming van een op Kordes rustende verplichting voortvloeiend uit de koopovereenkomst, is voor schadevergoeding noch ontbinding plaats.


de proceskosten



ten aanzien van het geschil tussen Sol en [gedaagde 1]




5.23.
Nu zowel Sol als [gedaagde 1] in relevante mate in het ongelijk zijn gesteld ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen hen te compenseren aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

ten aanzien van het geschil tussen Sol en Kordes



5.24.
Sol zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geschil met Kordes. Daarbij wordt de helft van de op [gedaagde 1] en Kordes betrekking hebbende proceskosten geacht te zien op Kordes, aangezien [gedaagde 1] en Kordes gezamenlijk verweer hebben gevoerd in deze procedure. Dat betekent dat bij de begroting van de proceskosten van Kordes wordt uitgegaan van de helft van het vastrecht ad € 3.903,-, zijnde € 1.951,50 en de helft van het advocatensalaris ad € 7.712,- (gebaseerd op twee punten van liquidatietarief VIII zoals dat vanaf 1 mei 2018 geldt) zijnde 3.856,-. In totaal wordende proceskosten van Kordes dus begroot op een bedrag van € 5.807,50.
De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.






6De beslissing
De rechtbank,


ten aanzien van [gedaagde 1]


ontbindt de koopovereenkomst tussen Sol en [gedaagde 1] ;

veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan Sol van € 6.352,32 (zegge: zesduizend driehonderdtweeënvijftig euro en tweeëndertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis is gewezen, indien en voor zover [gedaagde 1] dan nog niet aan deze veroordeling heeft voldaan;

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders gevorderde;


ten aanzien van Kordes:


wijst de vorderingen af;

veroordeelt Sol in de tot aan deze uitspraak aan de zijde van Kordes gevallen proceskosten ad € 5.807,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis is gewezen tot de dag van volledige betaling;

veroordeelt Sol in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Sol niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris voor de advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel, mr. P. Volker en mr. J. Roest en in het bijzijn van mr. S. Lankhaar, griffier, in het openbaar uitgesproken door mr. P. Volker op 17 oktober 2018.

1861/1573/2221/2254
Link naar deze uitspraak