Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBZWB:2025:6836 
 
Datum uitspraak:04-03-2025
Datum gepubliceerd:10-10-2025
Instantie:Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Zaaknummers:C/02/431410 / KG ZA 25-50 C/02/431410 / KG ZA 25-50
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Kort geding. Geldvordering. Afgifte paardenpaspoorten.
Trefwoorden:huurovereenkomst
paarden
stallen
wettelijke rente
 
Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht

Zittingsplaats Breda

Zaaknummer: C/02/431410 / KG ZA 25-50


Vonnis in kort geding van 4 maart 2025


in de zaak van


GOUBERGH EXPLOITATIE B.V.,
te Roosendaal,
eisende partij,
hierna te noemen: Goubergh,
advocaat: mr. H.R. Eekhof,

tegen



[gedaagde]
,
te [plaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.





1De procedure


1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties genummerd 1 tot en met 23,
- het antwoord op de dagvaarding van [gedaagde] , met producties genummerd 1 tot en met 12, - de mondelinge behandeling van 18 februari 2025.





2De feiten


2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:


Goubergh is een professioneel paardensportcentrum.



[gedaagde] heeft eind 2023 contact gezocht met Goubergh, omdat zij een stal zocht voor haar 19 paarden.


Bij e-mailbericht d.d. 15 oktober 2023 bericht [gedaagde] aan Goubergh: “Zou u mij nog het contract en de prijslijst kunnen doorsturen? Dan kan ik deze ook nog even doornemen.”


Bij e-mailbericht d.d. 20 oktober 2023 bericht Goubergh aan [gedaagde] : “Ik ben bijna twee weken in Italië geweest bij mijn bedrijf aldaar, ik heb jouw mail wel gezien, maar terughoudendheid betracht, omdat ik informatie kreeg dat jij problemen hebt om de stalhuur op tijd af te rekenen, ik had al aangegeven dat ik niet zit te wachten om bij klanten achter het geld aan te lopen. Jij zult ongetwijfeld [naam] kennen, maar via via kreeg ik informatie dat je in [plaats 2] betalingsachterstanden zou hebben. Alleen jij kunt mij overtuigen dat het allemaal niet waar is door een garantie af te geven. (…)”


In december 2023 heeft Goubergh een pensionovereenkomst aan [gedaagde] toegezonden (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst is onder andere opgenomen:




In aanmerking nemende dat:


- Stalhouder een pensionstal exploiteert aan [adres] .


(…)


- Klant voor een paard/pony (“Paard”) een paardenbox (“Box”) en bergruimte (“Zadelkast”) wenst te huren van Stalhouder en van de volgende prestaties gebruik wenst te maken volgens de reglementen en voorschriften van Stalhouder zoals aan deze overeenkomst gehecht:


A. Het niet-exclusieve gebruik van de faciliteiten van de accommodatie;


B. Huur Zadelkamer


- Klant heeft verklaard bevoegd te zijn het Paard in stalling te geven;


(…)


Stalgeld, Paard, gebruik, onderverhuur, reglementen en voorschriften



2.1.

Het totale stalgeld voor de overeengekomen prestaties bedraagt per maand € 300,-- (excl. BTW) bij vooruitbetaling te voldoen aan Stalhouder
vóór
de eerste dag van iedere kalendermaand. Stalhouder kan het stalgeld aanpassen. Bij verhoging van het stalgeld kan Klant de overeenkomst zonder opzegtermijn schriftelijk opzeggen. (…) Stalhouder meldt bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland dat het Paard bij Stalhouder gewoonlijk wordt gehouden. Stalhouder houdt het
originele
Paspoort van het Paard onder zich zolang het Paard zich op het bedrijf van Stalhouder bevindt.



2.2.

Klant draagt te allen tijde de verantwoordelijkheid en alle kosten voor het welzijn en de (veterinaire) verzorging van het Paard




[gedaagde] heeft de overeenkomst nooit getekend, maar heeft vanaf juli 2024 wel haar 19 paarden en 3 veulens gestald bij Goubergh.


Goubergh heeft vijf paardenpaspoorten ontvangen, waarvan er twee corresponderen met de chipnummers van de paarden [paard 1] en [paard 2] . Van de overige paarden van [gedaagde] die bij Goubergh gestald staan, heeft Goubergh geen paardenpaspoorten van [gedaagde] ontvangen.



[gedaagde] heeft hooi en stro afgenomen van Goubergh.


Op 1 augustus 2024 heeft Goubergh een borg in rekening gebracht van € 6.650,00 inclusief btw voor 19 stallen, alsmede de stalverhuur voor augustus van € 6.949,25 inclusief btw. [gedaagde] heeft € 150,00 betaald.


Bij e-mailbericht d.d. 23 augustus 2024 bericht Goubergh aan [gedaagde] : “Als ik het goed heb begrepen is er gisteren € 150,-- betaald??? Ik zie dat meer als een belediging als een betaling gezien het openstaande bedrag!! Als er deze week geen substantiële bedragen worden betaald hebben wij een serieus probleem, en kun je alvast uitkijken naar andere stalruimten. (…)”


Bij e-mailbericht d.d. 26 augustus 2024 bericht [gedaagde] aan Gouberg: “Ik snap uw reactie. Het is niet als belediging bedoeld, maar als teken van goede wil. Ik begrijp ook dat u met mijn omstandigheden niks te maken heeft, maar ik zou het wel graag willen oplossen. Ik ben bezig om dit in een concreet voorstel te gieten zodat het niet vrijblijvend is. Ik heb daar nog wat informatie voor nodig, die krijg ik morgen zodat ik mijn voorstel compleet kan maken. Het paard waarvan ik aangaf dat deze naar Gent zou gaan, wordt vandaag ingeslapen (…) Als de dierenarts hier is, zal ik gelijk de situatie van de andere 2 paarden bespreken, Doel is dan binnen 2 weken 3 paarden minder te hebben. (…)”


Bij e-mailbericht d.d. 1 september 2024 bericht [gedaagde] aan Goubergh: “Met de huidige werkzaamheden die ik nu heb, is het haalbaar om voor 1 oktober de maand augustus plus het hooi en stro dat open staat te betalen. Dat zal dan in een aantal delen binnen de maand september gebeuren. De maand september wordt betaald voor 15/10 en de maand oktober voor 1 november. Als door diverse andere ontwikkelingen het sneller kan gaan, laat ik dit weten.”


Bij e-mailbericht d.d. 24 september 2024 bericht Goubergh aan [gedaagde] : “Er is geen enkele betaling binnen gekomen m.b.t. de maand augustus en de rekeningen voor hooi en stro. (…) Je zult ongetwijfeld begrijpen, zeker na mijn waarschuwingen vooraf, dat dit geen houdbare is, en zult moeten gaan uitkijken naar een stalling waar je zonder betalen kunt gaan staan met je paarden.”


In september 2024 heeft Goubergh de maandelijkse stallingskosten gefactureerd voor 18 paarden ad € 6.583,50 incl. btw en in oktober 2024 voor 17 paarden ad


€ 6.217,75 incl btw. In oktober 2024 zijn diverse leveringen van hooi en stro gefactureerd: 11 oktober € 1.674,24, 29 oktober € 2.380,56 en 30 oktober € 287,76.


In november 2024 is de stalverhuur voor 17 paarden ad € 6.217,75 inclusief btw gefactureerd en de leveringen van hooi en stro van in totaal € 2.615,99 incl. btw.


Bij e-mailbericht d.d. 23 november 2024 bericht [gedaagde] aan Goubergh: “(…) U vroeg me onlangs hoe ik het met jullie wilde gaan regelen zodat de achterstand ingelopen/opgelost wordt. We zijn daarmee bezig geweest en zijn gaan bekijken wat er voor nodig zou zijn en wat we er precies voor moeten doen. (…) Zoals ik u gisteren aan heb gegeven zal ik volgende week een bedrag van € 2.500,00 overmaken aan jullie. Daarnaast zal ik het urenoverzicht compleet maken va hetgeen wij gedaan hebben, zodat dit met het openstaande bedrag verrekend zou kunnen worden. Om het bedrag verder in te lopen, stel ik voor dat we vanaf december een bedrag per maand gaan aflossen op de achterstand. Wanneer er een paard verkocht wordt, zullen wij dit bedrag gebruiken om daarmee de achterstand verder af te lossen. Ik ben ook bezig om de aanvraag voor een lening van de gemeente compleet te maken om zodoende ook sneller te kunnen aflossen, in het verleden het ik al vaker een lening ontvangen van de gemeente. Alleen de procedure duurt in ieder geval 12 weken. (…) Het oude paard zal ik laten inslapen, komende week (…) Eventueel kunnen wij nog werkzaamheden op het terrein doen die voor jullie nut hebben. Dat zou dan eventueel ook met het openstaande bedrag verrekend kunnen worden, maar dat laat ik aan jullie of jullie dat willen. Anders blijft het bij aflossen zoals ik hierboven heb beschreven. (…)”


Bij e-mailbericht d.d. 25 november 2024 bericht Goubergh aan [gedaagde] : “Zoals aangegeven ben ik er klaar mee. Voor eind van deze week dient de unit met 9 stallen leeg en schoon te worden opgeleverd zonder enkel uitstel, er komt zaterdag 30 november een nieuwe klant met 8 paarden!!!! Jouw paarden kunnen zo lang als nodig in de binnen stallen bij de grote schuifdeur worden gezet, maar zorg zo snel mogelijk voor een andere locatie. Laat deze week het oude paard inslapen, dan heb je de unit met 7 paarden naast de dressuurhal voorlopig vol.”


In december 2024 heeft Goubergh de stallingskosten gefactureerd voor 16 paarden ad € 5.402,00 en diverse leveringen van hooi en stro.


Bij e-mailbericht d.d. 15 december 2024 bericht Goubergh aan [gedaagde] :



“Opnieuw moet ik constateren dat jij alle afspraken, toezeggingen en beloftes niet nakomt, en zelfs verzuimt om het hooi en stro te betalen, waardoor jouw schuld bij de Goubergh alleen maar toeneemt. We zijn inmiddels meer dan 3 maanden onderweg en eigenlijk heb je geen betalingen voldaan behalve vorige week € 2.500,00 waarmee een deel van het openstaande bedrag voor hooi en stro werd voldaan.


(…) U maakt uw reputatie waar waarvoor ik door diverse mensen ben gewaarschuwd
meer dan waar, veel beloven en toezeggen maar ondertussen de schuld op laten lopen en niets doen,
gewetenloos profiteren
van de coulance waarmee ik u ben tegemoet getreden begin oktober
.


De emmer is vol en overgelopen,
u hebt geen toegang meer tot de Goubergh
, u kunt komen met een degelijk onderbouwd betalingsvoorstel, wat ik zal beoordelen en u meedelen of ik daarmee akkoord kan gaan, de tijd van ongefundeerde kletsverhalen van u kant aanhoren en telkenmale beloftes te horen, waarvan u bij voorbaat wet dat u deze niet kunt waarmaken is definitief voorbij.


De Goubergh oefent op alle aanwezige paarden haar retentie recht uit, totdat de gehele schuld is betaald en gaat gerechtelijke stappen ondernemen teneinde indien er geen oplossing door u wordt gevonden, een executieverkoop te organiseren voor de aanwezig paarden om zoveel mogelijk de huidige ontstane schuld te vereffenen.


De noodzakelijke werkzaamheden zullen worden uitgevoerd, de arme paarden hoeven geen slachtoffer te worden van het onbetrouwbaar handelen van hun eigenaar, uiteraard blijft ten allen tijde verantwoordelijk voor de kosten welke worden gemaakt.”



Op 16 december 2024 heeft Goubergh aan [gedaagde] een overzicht met openstaande facturen gestuurd.


Op 16 januari 2025 heeft de advocaat van Goubergh [gedaagde] gesommeerd tot betaling van € 45.653.44, te voldoen uiterlijk 22 januari 2025.


Goubergh heeft ook veterinaire kosten gemaakt in december 2024 voor de paarden van [gedaagde] , bestaande uit € 953,23 voor noodzakelijke vaccinaties voor 16 paarden en € 227,83 voor spoedeisende behandeling merrie met veulen.


Het overzicht van facturen, met weglating van de borg en verrekening van hetgeen [gedaagde] heeft betaald, ziet er als volgt uit:











Factuurnummer


Datum


Factuurbedrag (incl. BTW)


Rente






[factuurnummer 1]





01-08-2024




€ 6.650,00









[factuurnummer 2]



01-08-2024


€ 6.949,25


€ 176,09





[factuurnummer 3]



19-09-2024


€ 6.583,50


€ 223,91





[factuurnummer 4]



07-10-2024


€ 6.217,75


€ 133,96





Betaling




1-11-2024




€ 687,12









[factuurnummer 5]



11-10-2024


€ 1.674,24


€ 34,79





[factuurnummer 6]



29-10-2024


€ 2.380,56


€41,27





[factuurnummer 7]



30-10-2024


€ 287,76


€ 4,93





[factuurnummer 8]



31-10-2024


€ 6.217,75


€ 105,41





[factuurnummer 9]



01-11-2024


€ 287,76


€ 4,82





[factuurnummer 10]



04-11-2024


€ 287,76


€ 4,66





[factuurnummer 11]



04-11-2024


€ 287,76


€ 4,66





[factuurnummer 12]



08-11-2024


€ 418,56


€ 11,53





[factuurnummer 13]



19-11-2024


€ 418,56


€ 6,46





[factuurnummer 14]



25-11-2024


€ 706,32


€ 8,60





[factuurnummer 15]



28-11-2024


€ 209,28


€ 2,43





[factuurnummer 16]



2-12-2024


€ 156,96


€ 1,70





Betaling




3-12-2024




€ 2.5000,00









[factuurnummer 17]



04-12-2024


€ 5.402,00


€ 56,46





[factuurnummer 18]



7-12-2024


€ 156,96


€ 1,55





[factuurnummer 19]



7-12-2024


€ 287,76


€ 2,84





[factuurnummer 20]



13-12-2024


€ 297,03


€ 2,59





Betaling




19-12-2024




€ 156,96









Betaling




20-12-2024




€ 297,03









Betaling




20-12-2024




€ 287,76








Dierenarts


24/26-12-2024


€1.181,06








Betaling




31-12-2024




€ 3.500,00









[factuurnummer 21]



20-01-2025


€ 215,38


€ 0,42





[factuurnummer 22]



20-01-2025


€ 363,00


€ 0,72





[factuurnummer 23]



20-01-2025


€ 5.852,00


€ 11,54





[factuurnummer 24]



20-01-2025


€ 296,88


€ 0,59





[factuurnummer 25]



20-01-2025


€ 181,50


€ 0,36





Totaal







€ 39.888,47




€ 842,29






- Op 24 januari 2025 heeft Goubergh conservatoir eigenbeslag gelegd op de paarden.





3Het geschil


3.1.
Goubergh vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt:
I. tot nakoming van de Overeenkomst, door uiterlijk binnen 7 dagen na datum vonnis het bedrag van € 39.888,57 aan Goubergh te betalen, voor zover nodig ten titel van voorschot op het, naar verwachting, in een te voeren bodemprocedure toe te wijzen bedrag, en – voor het geval voldoening niet binnen de getelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
II. tot het uiterlijk binnen 7 dagen na datum vonnis overhandigen aan Goubergh van alle ontbrekende paarden paspoorten met betrekking tot de Paarden;
III. tot betaling van een dwangsom van € 500 per dag met een maximum van
€ 25.000,00 althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom met een door de voorzieningenrechter te bepalen maximum, voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft om volledig aan haar onder I. bedoelde betalingsverplichting te voldoen;
IV. tot betaling van een dwangsom van € 250 per dag met een maximum van
€ 15.000,00 althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom met een door de voorzieningenrechter te bepalen maximum, voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft om volledig aan haar onder II. bedoelde verplichting tot afgifte van de ontbrekende paardenpaspoorten te voldoen;
V. tot vergoeding van de door Goubergh gemaakte buitengerechtelijke kosten, door uiterlijk binnen 7 dagen na datum vonnis het bedrag van € 875 aan Goubergh te betalen, en – voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
VI. tot vergoeding van de door Goubergh gemaakte kosten vanwege het gelegde conservatoir beslag op de Paarden, door uiterlijk binnen 7 dagen na datum vonnis het bedrag van € 1.183 aan Goubergh te betalen, en – voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
VII. tot vergoeding van de wettelijke rente, door uiterlijk binnen 7 dagen na datum vonnis het bedrag van € 842,29 aan Goubergh te betalen, en – voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
VIII. in de kosten van dit geding, inclusief de nakosten, door uiterlijk binnen 7 dagen na het vonnis € 1.079 aan Goubergh te betalen, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.



3.2.
Goubergh legt aan haar vorderingen nakoming van de pensionovereenkomst ten grondslag. [gedaagde] heeft vanaf de laatste week van juli 2024 haar paarden bij Goubergh gestald en hooi en stro afgenomen. Naar aanleiding van de gefactureerde borg van € 6.650,00 en de eerste stallingsfactuur van € 6.949,25 heeft [gedaagde] slechts € 150,00 betaald. Naar daarop aangesproken te zijn door Goubergh, heeft [gedaagde] bericht dat ze met een voorstel tot betaling zal komen. Betaling bleef echter uit. In december heeft Goubergh [gedaagde] de toegang tot het terrein ontzegd. Tevens heeft Goubergh haar retentierecht ingeroepen met betrekking tot de paarden, totdat de volledige vordering is voldaan. In december werden er een aantal kleine bedragen door [gedaagde] betaald. Berekend tot en met 31 januari 2025, na verrekening van de betalingen die [gedaagde] heeft gedaan, bedraagt de vordering van Goubergh nog
€ 39.888,47.

De paarden van [gedaagde] staan inmiddels bijna een half jaar bij Goubergh, terwijl de kosten daarvoor niet worden vergoed. De paarden zijn voor Goubergh het enige verhaalsobject dat zij heeft voor haar vordering op [gedaagde] . Echter, zij zijn een levende haven. Er is geen garantie dat de paarden hangende een bodemprocedure levend en in goede gezondheid blijven. Hoe meer tijd verstrijkt, des te groter de kans dat de paarden minder verhaal bieden voor Goubergh. Zonder de ontbrekende paardenpaspoorten wordt de tenuitvoerlegging van een eventueel toewijzend vonnis door executie van het conservatoir beslag op de paarden lastig, omdat voor verkoop en levering van een paard diens paardenpaspoort nodig is. Daarom vordert Goubergh ook afgifte van de ontbrekende paardenpaspoorten.

Omdat [gedaagde] zich niet aan haar beloftes en toezeggingen heeft gehouden, vordert Goubergh met betrekking tot de betaling van de facturen en afgifte van de paardenpaspoorten een dwangsom.



3.3.

[gedaagde] voert verweer, verzoekt de vordering van Goubergh af te wijzen en wenst tegenvorderingen in te stellen, zoals opheffing van het beslag en diverse schadevergoedingsvorderingen. Ten aanzien van die tegenvorderingen heeft de voorzieningenrechter ter zitting reeds beslist dat deze, vanwege het feit dat [gedaagde] in persoon is verschenen en niet bij advocaat, niet in behandeling kunnen worden genomen.



3.4.

[gedaagde] heeft in haar schriftelijke antwoord en ter zitting – kort samengevat – het volgende verweer tegen de vorderingen van Goubergh gevoerd.

[gedaagde] stelt dat Goubergh geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat zij zelf de situatie zo lang heeft laten duren.

Voorts stelt [gedaagde] dat zij de pensionovereenkomst nooit heeft ondertekend en er tussen haar en Goubergh ook nooit een pensionovereenkomst is overeengekomen. De overeenkomst tussen partijen dient gekwalificeerd te worden als een huurovereenkomst. Goubergh kan, als verhuurder van de boxen, niet als houder van de paarden worden aangemerkt. Dit maakt dat Goubergh ten onrechte een deel van de paardenpaspoorten onder zich houdt. De paardenpaspoorten moeten immers aanwezig zijn bij de houder van de paarden. Ten aanzien van de andere paarden moet [gedaagde] nog veel werkzaamheden verrichten en kosten maken om de papieren van de paarden op orde te krijgen.

Omdat van een pensionovereenkomst tussen partijen geen sprake is, kan Goubergh ook geen beroep doen op het retentierecht.

Verder wordt door [gedaagde] aangevoerd dat de prijzen van het hooi en stro te hoog zijn en dat er ten onrechte een boxprijs van € 350,00 per paard is berekend, terwijl er
€ 300,00 per paard is afgesproken. Daarbij is er ten onrechte btw berekend op de huurfacturen. Voor de periode dat haar de toegang tot het terrein van Goubergh is ontzegt, stelt [gedaagde] überhaupt geen huur verschuldigd te zijn. [gedaagde] stelt werkzaamheden te hebben verricht voor Goubergh, die nog verrekenend moeten worden met de openstaande schuld. Zij schort haar betalingsverplichting dan ook op totdat duidelijk is wat [gedaagde] nog verschuldigd zou zijn aan Goubergh. Ook maakt zij bezwaar tegen de gevorderde wettelijke rente, nu nog niet vast staat hoeveel en of er nog wel iets openstaat.


[gedaagde] heeft geen WIK brief ontvangen, zodat de buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar zijn. Tot slot maakt zij bezwaar tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het vonnis, omdat de verkoop van de paarden onomkeerbaar is.



3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.





4De beoordeling


Geldvordering



4.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.


Nakomen overeenkomst




4.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Hoewel [gedaagde] betwist dat tussen haar en Goubergh een pensionovereenkomst tot stand is gekomen, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de (inhoud en kwalificatie van de) tussen partijen gesloten overeenkomst blijkt uit de door beide partijen overgelegde pensionovereenkomst. [gedaagde] heeft om een overeenkomst gevraagd, Goubergh heeft de overeenkomst toegezonden en beide partijen hebben – ondanks dat [gedaagde] de overeenkomst niet heeft getekend – feitelijk gehandeld naar deze overeenkomst. Zo staan de paarden van [gedaagde] (sinds juli 2024) bij Goubergh gestald en heeft [gedaagde] hooi en stro afgenomen. Hiervoor zijn iedere maand, zowel per post als per e-mail, facturen gestuurd, die zonder protest zijn gehouden door [gedaagde] . [gedaagde] heeft haar paarden ook bij Goubergh gestald laten staan en is, ondanks dat zij de prijzen naar eigen zeggen hoog vond, hooi en stro blijven afnemen. In de correspondentie die tussen partijen heeft plaatsgevonden zijn de gestuurde facturen, of de hoogte daarvan, ook niet ter discussie gesteld.


[gedaagde] heeft diverse ideeën aangedragen voor het vinden van een oplossing voor haar betalingsachterstand. Eén van deze oplossingen, en gevoerd verweer tegen de hoogte van de totale vordering, is dat [gedaagde] werkzaamheden zou hebben verricht voor Goubergh, welke nog vergoed zouden moeten worden en verrekend kunnen worden met de openstaande facturen. [gedaagde] heeft echter nagelaten te concretiseren welke afspraken hierover tussen partijen zouden zijn gemaakt, hoe hoog deze vergoeding zou zijn en of deze verrekend kan worden met de openstaande facturen. Aan dit verweer wordt dan ook, als onvoldoende gemotiveerd, voorbij gegaan.

Ook haar verweer, dat zij niet gehouden is tot betaling vanaf het moment dat haar de toegang tot het terrein van Goubergh is ontzegd, slaagt niet. Goubergh was, gelet op het feit dat [gedaagde] in verzuim was met haar betalingsverplichting, gerechtigd om haar de toegang tot haar terrein te ontzeggen. Aangezien de paarden van [gedaagde] in die periode wel bij Goubergh gestald stonden (en hooi en stro kregen), is [gedaagde] ook verplicht tot betaling van de facturen van januari.
De voorzieningenrechter is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat Goubergh haar vordering tot nakoming van de overeenkomst, door betaling van het de openstaande facturen, voldoende aannemelijk gemaakt.


Onverwijlde spoed




4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omstandigheid dat dat de stallings- en voerkosten blijven doorlopen, terwijl deze niet door [gedaagde] worden betaald, voldoende is om onverwijlde spoed bij de vordering van Goubergh aan te nemen. Dat [gedaagde] ter zitting heeft aangegeven haar paarden op te willen halen, zodat de kosten niet verder oplopen, doet daar niet aan af. Op vragen van de voorzieningenrechter heeft zij ter mondelinge behandeling aangegeven dat zij wel een aantal opties heeft voor andere stallen, maar concreet nog geen andere stal heeft gevonden en dat dit ook lastig is, gelet op het aantal paarden.


Restitutierisico




4.4.

[gedaagde] heeft gesteld dat Goubergh een slechte reputatie heeft opgebouwd qua betalingsgedrag en dat het niet echt een fantastisch presterend bedrijf is, hetgeen door Goubergh is betwist. Zonder verdere motivering heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake zou zijn van een onaanvaardbaar restitutierisico.



4.5.
Nu aan de vereisten voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is voldaan, zal de voorzieningenrechter de gevorderde hoofdsom toewijzen.


Dwangsom




4.6.
Eisers vorderen betaling van een dwangsom voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft om volledig aan haar betalingsverplichting te voldoen. Op grond van artikel 611a Rv kan een dwangsom niet worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom. De gevorderde dwangsom zal om die reden dan ook worden afgewezen.


Afgifte paardenpaspoorten




4.7.
Zoals reeds overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat partijen de pensionovereenkomst, zoals door hen beiden is overgelegd, zijn overeengekomen. Goubergh is dan ook houder van de paarden en dient op basis van de overeenkomst, te beschikken over het originele paspoort van het paard, zolang het paard zich op het bedrijf van Goubergh bevindt. Tussen partijen staat overigens ook niet ter discussie dat de houder van de paarden de beschikking dient te hebben over de paardenpaspoorten. De vordering tot afgifte van de paardenpaspoorten zal dan ook worden toegewezen. Dat Goubergh geen houder is omdat sprake zou zijn van een huurovereenkomst wordt verworpen gelet op de tekst van de pensionovereenkomst. Daaruit volgt dat de stalhouder de originele paardenpaspoorten onder zich houdt zolang de paarden bij haar gestald zijn. Reeds hieruit volgt het houderschap van Goubergh.


Dwangsom




4.8.
Hoewel [gedaagde] wordt veroordeeld tot afgifte van de paspoorten en aan deze veroordeling zal moeten voldoen, zal de voorzieningenrechter het opleggen van de gevorderde dwangsom desondanks achterwege laten. Enerzijds gelet op de toch al penibele financiële situatie van [gedaagde] en anderzijds omdat het (juist) in haar belang is om de paardenpaspoorten af te geven aan Goubergh. Immers, mét de paardenpaspoorten zal er een hogere opbrengst gegeneerd worden bij de verkoop van de paarden, hetgeen resulteert in een vermindering van de (rest)schuld van [gedaagde] aan Goubergh.


Buitengerechtelijke kosten




4.9.
Goubergh vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Goubergh heeft aan [gedaagde] een aanmaning verstuurd die niet voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. In de aanmaning is namelijk geen betalingstermijn van veertien dagen gegeven (die ingaat op de dag na ontvangst van de aanmaning door [gedaagde] ) en daarnaast is in de brief niet gemeld dat er een, en welk, bedrag aan buitengerechtelijke kosten zal worden gevorderd. Dit is wel vereist op grond van artikel 6:96 lid 6 BW (Hoge Raad 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.


Beslagkosten




4.10.
Goubergh vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten zullen worden vastgesteld op het door Goubergh gevorderde bedrag van € 1.183,00.


Wettelijke rente




4.11.
Goubergh vordert een bedrag aan wettelijke rente en vordert daarover wettelijke rente. De voorzieningenrechter zal de wettelijke rente toewijzen over de afzonderlijke factuurbedragen vanaf de vervaldata van de afzonderlijke facturen, met dien verstande dat bij de berekening van de wettelijke rente rekening wordt gehouden met de door [gedaagde] verrichte deelbetalingen.


Proceskosten




4.12.

[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Goubergh worden begroot op:









- kosten van de dagvaarding





134,70







- griffierecht





2.281,00


(€ 2.995,00 - € 714,00)




- salaris advocaat





1.107,00







- nakosten





178,00


(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)




Totaal





3.700,70











4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.


Uitvoerbaarheid bij voorraad




4.14.

[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van dit vonnis, omdat een veroordeling zou leiden tot verkoop van de paarden, hetgeen een onomkeerbare situatie oplevert. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan deze omstandigheid geen grond zijn om het belang van [gedaagde] bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het door haar mogelijk tegen dit vonnis in te stellen rechtsmiddel is beslist, zwaarder te laten wegen dan het belang van Goubergh bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van dit vonnis. De toegewezen hoofdvordering betreft immers betaling van de hoofdsom aan reeds gemaakte stallings- en voerkosten. Verkoop van de paarden, en de door [gedaagde] gestelde onomkeerbare situatie, is mogelijk pas aan de orde indien [gedaagde] niet zou voldoen aan deze veroordeling. Dit vonnis zal dan ook, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.






5De beslissing

De voorzieningenrechter


5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Goubergh te betalen een bedrag van € 39.888,57,



5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Goubergh te betalen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de afzonderlijke openstaande factuurbedragen vanaf de vervaldata van de afzonderlijke facturen tot de dag van volledige betaling,



5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 1.183,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,



5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 3.700,70, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,



5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,



5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,



5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2025.
Link naar deze uitspraak