|
|
|
| ECLI:NL:CBB:2025:634 | | | | | Datum uitspraak | : | 14-11-2025 | | Datum gepubliceerd | : | 27-11-2025 | | Instantie | : | College van Beroep voor het bedrijfsleven | | Zaaknummers | : | 24/541 | | Rechtsgebied | : | Bestuursrecht | | Indicatie | : | Boete voor het vervoeren van een niet transportwaardig varken vanwege een ernstige open wond. Bevestiging aangevallen uitspraak. | | Trefwoorden | : | landbouw | | | varkens | | Wetreferenties | : | Wet dieren
| | | | Uitspraak | proces-verbaal uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 24/541
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 14 november 2025 in de zaak tussen
[naam 1] , te [woonplaats] (de onderneming) (gemachtigde: mr. C.A. Van Kooten-de Jong)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 april 2024, kenmerk 22/3069, in het geding tussen
de onderneming
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
(gemachtigde: mr A.F. Kabiri)
Procesverloop
De onderneming heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 april 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:3139).
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting over het hoger beroep gegeven.
De zitting was op 14 november 2025. Aan de zitting hebben de gemachtigden van de partijen deelgenomen. Namens de minister heeft ook [naam 2] , toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- Warenautoriteit (NVWA), deelgenomen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
Beslissing
Het College bevestigt de aangevallen uitspraak.
Overwegingen
1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2 De onderneming heeft een veehandelsbedrijf en verhandelt en vervoert varkens. Op 7 mei 2021 heeft de onderneming varkens vervoerd van een varkenshouder naar een slachthuis. Dezelfde dag heeft een toezichthoudend dierenarts in het slachthuis bij het lossen van een wagen van de onderneming een varken aangetroffen met een navelbreuk. Uit nader onderzoek bleek dat het varken een ernstige open wond van ongeveer 7 cm aan de onderkant van de buik had. De toezichthouder zag dat zich in de open wond zich donkere plekken weefsel (necrotisch weefsel) bevonden en dat de rode huid rond de wond oedeem bevatte. De toezichthouder constateerde ook dat het varken vermoeid was en een versnelde ademhaling en een verhoogde temperatuur had. Volgens de toezichthouder was de navelbreuk met de ernstige open wond al meerdere dagen aanwezig, omdat necrotisch weefsel meerdere dagen nodig heeft om te ontwikkelen. De toezichthouder heeft zijn bevindingen neergelegd in een rapport van bevindingen van 17 mei 2021 en voorzien van foto- en filmmateriaal.
3 De minister heeft naar aanleiding van de bevindingen in het rapport met het besluit van 21 januari 2022 een bestuurlijke boete van € 3.000,- aan de onderneming opgelegd, omdat het een varken heeft vervoerd dat niet transportwaardig was. Dit levert volgens de minister een overtreding op van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren en in verbinding met artikel 3, aanhef en onder b, artikel 6, derde lid, en bijlage I, hoofdstuk I, paragrafen 1 en 2, onder punt b, van Verordening (EG) nr. 1/2005 (Transportverordening). Het bezwaar van de onderneming tegen de boete heeft de minister met het besluit van 19 mei 2022 ongegrond verklaard.
4 De rechtbank heeft het beroep van de onderneming ongegrond verklaard.
5.1
In hoger beroep bestrijdt de onderneming dat zij de overtreding heeft begaan en dat als dat wel het geval is, deze haar niet kan worden verweten.
5.2
Het College is met de rechtbank van oordeel dat het varken niet transportwaardig was. Uit het rapport van bevindingen en de daarbij behorende foto’s en het filmpje volgt dat het varken een ernstige open wond had en dat de wond necrotisch weefsel vertoonde. De toezichthouder heeft geconcludeerd dat de wond al aanwezig was vóór het transport op 7 mei 2021 omdat necrotisch weefsel meerdere dagen nodig heeft om te ontwikkelen. Het College ziet, gelet op de deskundigheid van de toezichthouder, geen aanleiding om aan die conclusie te twijfelen. Door het niet-transportwaardige varken te vervoeren heeft de onderneming dus een overtreding begaan.
5.3
Voorts is het College met de rechtbank van oordeel dat het gegeven dat de wond aan de buik van het varken misschien minder goed zichtbaar was, de onderneming niet ontslaat van haar verplichting om ervoor te zorgen dat er geen varkens worden vervoerd die niet transportwaardig zijn. Daar komt bij dat de navelbreuk voor de chauffeur wel zichtbaar was. Ook is niet weersproken dat het varken een versnelde ademhaling had. In die omstandigheden had de chauffeur aanleiding moeten zien om het varken nader te onderzoeken, in welk geval hij de wond had ontdekt. De overtreding valt de onderneming wel degelijk te verwijten.
6 De onderneming heeft verzocht om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het College wijst dit verzoek af. In een bestraffende zaak geldt dat de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties (bezwaar, beroep en hoger beroep) in beginsel is overschreden als die in haar geheel langer duurt dan vier jaar. In dit geval is de redelijke termijn aangevangen met het voornemen tot boeteoplegging van 22 november 2021, zodat de redelijke termijn ten tijde van de uitspraak in hoger beroep niet is overschreden.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, mr. M.L. Noort en mr. C.M. Wissels, in aanwezigheid van mr. C.A. Blankenstein, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2025.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. C.A. Blankenstein | Link naar deze uitspraak
|
| | |
|
|