Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBMNE:2025:6815 
 
Datum uitspraak:19-12-2025
Datum gepubliceerd:19-12-2025
Instantie:Rechtbank Midden-Nederland
Zaaknummers:UTR 24/7894
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:De jachtakte van eiser is ingetrokken nadat hij met zijn dubbelloops hagelgeweer (evenals zes andere jagers) bij een controle in een café is aangetroffen. Het café, dat net buiten het jachtgebied ligt, was door het jachtgezelschap afgehuurd voor een lunch tijdens de jacht. De houder van een jachtakte moet zijn wapen in een voor het publiek toegankelijke plaats, zoals een café, zodanig verpakken dat het niet voor onmiddellijk gebruik kan worden aangewend. Volgens de boa die de controle deed, lag eisers geweer onverpakt op het biljart. De boa heeft zijn bevindingen in een op ambtseed opgemaakt en ondertekend proces-verbaal opgenomen. Het is vaste rechtspraak dat van de juistheid van zo’n proces-verbaal mag worden uitgegaan, tenzij tegenbewijs daar aan doet twijfelen. Volgens eiser was zijn geweer verpakt in een lederen foedraal. Hij heeft met een uitgebreid betoog en verschillende bewijsstukken gepoogd twijfel te zaaien over de juistheid van het proces-verbaal op dit punt. Hij heeft onder meer drie getuigen aangedragen die door de rechtbank op de zitting onder ede zijn gehoord. Alles samengenomen, concludeert de rechtbank dat onvoldoende vast is komen staan dat het onverpakte dubbelloops hagelgeweer van het merk Beretta dat op het biljart lag, aan eiser toebehoorde. Niet kan worden uitgesloten dat dit het geweer van een andere jager was. Eiser heeft met het door hem aangedragen tegenbewijs dus voldoende twijfel gezaaid aan de juistheid van het proces-verbaal op dit punt. Omdat de bewijslast bij een besluit met een belastend karakter, zoals hier het geval, zwaarder is moet eiser het voordeel van de twijfel krijgen. Het beroep van eiser is gegrond. De intrekking wordt door de rechtbank teruggedraaid.
Trefwoorden:landbouw
landbouw, natuur en voedselkwaliteit
omgevingsvergunning
 
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7894


uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank van 19 december 2025 op het beroep in de zaak tussen




[eiser] uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. drs. P.M. Timmer Arends),

en



de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. S. van Wielink).




Inleiding

1. Eiser houdt van jagen en is al sinds 1992 in het bezit van een jachtakte. Eisers jachtakte is door de korpschef van de politie laatstelijk verlengd van 1 april 2023 tot en met 31 maart 2024. Op 29 november 2023 is eiser samen met anderen gaan jagen. Normaliter lunchen zij tussendoor in het jachtgebied, maar vanwege het slechte weer hadden zij het nabijgelegen café ‘ [café] ’ in [plaats] (buiten het jachtgebied) afgehuurd. Eiser heeft zijn jachtgeweer mee naar binnen genomen.

2. Na een telefonische melding dat er een jagersgezelschap in het café was neergestreken, heeft een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) van de politie diezelfde middag ter plaatse een controle uitgevoerd. Hij heeft zijn bevindingen neergelegd in een proces-verbaal van 29 november 2023. Hierin staat dat het dubbelloops hagelgeweer van eiser, een Beretta 690 Field kaliber 123 met nummer [nummer] [de rechtbank begrijpt ‘ [nummer] ’], achterin de horecazaak lag op de biljarttafel en niet was verpakt. Het geweer lag volgens de boa voor het grootste gedeelte onder een groene jagersjas verborgen. Ook de patroongordel van eiser met ongeveer 15 scherpe patronen erin lag erbij.

3. Naar aanleiding hiervan heeft de korpschef eiser bij brief van 15 februari 2024 laten weten dat hij voornemens is om eisers jachtakte in te trekken. Volgens de korpschef is het enkel toegestaan om een geweer en munitie bij je te hebben als je als jager direct van huis naar het jacht toe gaat of andersom. Eiser had zijn hagelgeweer dus niet mee het café in mogen nemen. Eiser is het hier niet mee eens en heeft zijn zienswijze gegeven.

4. Met het besluit van 29 maart 2024 (het primaire besluit) heeft de korpschef eisers jachtakte ingetrokken. Hieraan heeft de korpschef een andere reden ten grondslag gelegd. Eiser mocht zijn wapen bij nader inzien wél mee het café in nemen volgens de korpschef. Het wapen moet echter in een voor het publiek toegankelijke plaats, zoals een café, wel zodanig zijn verpakt dat het niet voor onmiddellijk gebruik kan worden aangewend. Uit het proces-verbaal van de boa blijkt dat eiser zijn hagelgeweer onverpakt in het café had liggen. Volgens de korpschef kan het voorhanden hebben van wapens en munitie daarom niet langer aan eiser worden toevertrouwd.

5. Eiser betwist dat zijn hagelgeweer onverpakt op het biljart lag. Zijn geweer zat naar eigen zeggen verpakt in een lederen foedraal. Eiser is het dan ook niet eens met de intrekking en heeft administratief beroep ingesteld bij de minister. Verder heeft hij de voorzieningenrechter van deze rechtbank gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 23 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter eisers verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Met het besluit van 28 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister het administratief beroep van eiser ongegrond verklaard en de intrekking in stand gelaten. Kort gezegd gaat de minister er, net als de korpschef, op grond van het proces-verbaal van de boa vanuit dat eisers hagelgeweer onverpakt op het biljart lag. Hoewel het café was afgehuurd, was de deur niet vergrendeld en waren de uitbater en bedienend personeel aanwezig. Volgens de minister is hierdoor een potentieel onveilige situatie ontstaan, omdat onbevoegden beschikking konden krijgen over het wapen van eiser. Het voorhanden hebben van wapens en munitie kan daarom niet langer aan eiser worden toevertrouwd, zodat zijn jachtakte terecht is ingetrokken.

6. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep is op 18 september 2025 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. W.J. Liebrand. De minister heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. [A] . Op de zitting heeft de rechtbank drie door eiser aangebrachte getuigen onder ede gehoord. Het betreft [getuige 1] , jachtopzichter (hierna ‘getuige 1’), [getuige 2] , drijver (hierna ‘getuige 2’) en [getuige 3] , jager (hierna ‘getuige 3’). Zij waren alle drie aanwezig in het café ten tijde van de controle.



Overwegingen

7. De rechtbank overweegt allereerst dat eiser voldoende belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep, ondanks het feit dat zijn jachtakte slechts geldig was tot en met 31 maart 2024 en inmiddels dus sowieso verlopen zou zijn. Op de zitting is gebleken dat eiser in februari 2025 opnieuw een jachtakte heeft aangevraagd. Deze aanvraag is afgewezen, omdat het voorhanden hebben van wapens en munitie volgens de korpschef gelet op het bestreden besluit nog steeds niet aan eiser kan worden toevertrouwd. De huidige intrekking heeft dus effect op het verlenen van een jachtakte aan eiser voor de komende jaren. Hieraan ontleent eiser voldoende (proces)belang in deze zaak.


Beoordelingskader


8. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat de bevoegdheid om een jachtakte in te trekken strekt tot het treffen van een maatregel ter bescherming van de veiligheid van de samenleving en niet tot het opleggen van een strafrechtelijke sanctie. Tegen de achtergrond van dat grote maatschappelijke veiligheidsbelang is geringe twijfel aan het verantwoord zijn van het beschikken over een jachtakte al voldoende reden om een jachtakte in te trekken, mits deze twijfel objectief toetsbaar is. Bij de beoordeling of deze geringe twijfel aanwezig is mogen de korpschef en de minister processen-verbaal en de feiten en omstandigheden die daaruit naar voren komen bij hun besluitvorming betrekken.

9. Het is verder vaste rechtspraak van de Afdeling dat een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, tenzij tegenbewijs ertoe noopt van dit uitgangspunt af te wijken. Daarbij is de maatstaf of het geleverde tegenbewijs van dien aard en strekking is dat het twijfel wekt aan de juistheid van het proces-verbaal.


Het proces-verbaal


10. De minister heeft zich bij het bestreden besluit gebaseerd op het proces-verbaal van de boa. Hieruit blijkt dat de boa naar eigen zeggen zeven wapens in het café heeft aangetroffen. Elk wapen behorende bij één van de aanwezige zeven jagers, waaronder eiser. In het proces-verbaal is weergegeven hoe de controle volgens de boa is verlopen. Daarin staat het volgende.

11. Het eerste wapen dat de boa controleerde, een dubbelloops hagelgeweer, stond in een hoek van het café. Het was niet verpakt en stond dus open en bloot tegen de muur. Dit wapen was volgens de boa van de heer [jager 1] (hierna ‘jager 1’). Daarnaast stond een dubbelloops hagelgeweer in een foedraal. Dat geweer was volgens de boa van de heer [jager 2] (hierna ‘jager 2’).

12. Vervolgens trof de boa op de biljarttafel achterin de horecazaak een onverpakt dubbelloops hagelgeweer van het merk Beretta aan, dat volgens hem van eiser was, en voor het grootste gedeelte lag verborgen onder een groene jagersjas. Hier lag ook een patroongordel bij met scherpe patronen erin, ongeveer 15 stuks, ook van eiser. Op het biljart lag nog een dubbelloops hagelgeweer onder enkele jassen. Dit geweer zat in een foedraal en behoorde volgens de boa toe aan [getuige 3] (hierna ‘jager 4’). Tot slot trof hij een derde dubbelloops hagelgeweer aan op het biljart, eveneens onder jassen. Dit geweer was net als dat van eiser van het merk Beretta en was volgens de boa van [jager 5] (hierna ‘jager 5’). In het proces-verbaal staat niet of dit geweer verpakt of onverpakt was.

13. Tot slot staat in het proces-verbaal dat er nog een dubbelloops hagelgeweer in het raamkozijn aan de voorzijde van het café lag, bepaald niet volledig afgedekt door een jas. Dit wapen was volgens de boa van [jager 6] (hierna ‘jager 6’). Het laatste wapen, eveneens een dubbelloops hagelgeweer, stond in een koffer op de grond in een hoek van het café. Dat geweer was volgens de boa van [jager 7] (hierna ‘jager 7’).

14. Inzake de behandeling van het administratief beroep van jager 5 tegen de intrekking van zijn jachtakte, heeft de boa op verzoek van de minister in september 2024 nader toegelicht dat er slechts één wapen onverpakt op het biljart lag terwijl de andere twee, waaronder het wapen van jager 5, verpakt waren in foedralen.

15. Uit het proces-verbaal van de zitting in de voorzieningenprocedure blijkt verder dat de boa, die daar in persoon is verschenen, aanvullend heeft verklaard dat er op de biljarttafel drie wapens lagen en dat het wapen van eiser links lag, half afgedekt onder een paar jassen. De boa zag naar eigen zeggen de dubbele loop van het geweer, want de loop was niet bedekt. Vervolgens heeft hij de jas gepakt en zag hij dat er een patroongordel bij lag. Hij heeft niet gezien dat de patroongordel uit de jas viel. Op de vraag van de voorzieningenrechter of er een foedraal naast het geweer van eiser lag, heeft de boa ontkennend geantwoord.

16. De minister stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding is om aan de juistheid van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal te twijfelen. De boa heeft het proces-verbaal direct na de controle opgemaakt en zijn latere verklaringen zijn consistent met wat hij in het proces-verbaal heeft neergelegd. Bovendien is de boa een zeer ervaren brigadier die al jaren in het vak zit en dus van de hoed en de rand weet.


Beroep van eiser


17. Eiser betwist dat zijn geweer onverpakt zou zijn geweest. Volgens hem lag zijn geweer in een lederen foedraal op het biljart, zodanig ingepakt dat het niet voor onmiddellijk gebruik kon worden aangewend. Zijn jas, die niet groen is maar bruin met een rode voering, lag hier deels overheen. Eiser zat op een stoel direct naast het biljart en had naar eigen zeggen het geweer daardoor onder zijn directe toezicht en controle. Het geweer kon dus niet voor onmiddellijk gebruik worden aangewend, ook niet door onbevoegden. Verder was het geweer volgens eiser ontladen en ontspannen en had hij zijn patroongordel met patronen opgeborgen in zijn jas. De patroongordel is volgens eiser uit zijn jas gevallen toen de boa zijn jas oppakte. Eiser heeft zijn geweer op verzoek van de boa zelf uit het foedraal gehaald om het te laten controleren. Ter onderbouwing heeft eiser schriftelijke verklaringen overgelegd van getuige 1, 2 en 3, van jager 5, en van [drijver] , drijver, die allemaal bij de controle aanwezig waren. Zij verklaren ieder dat eisers geweer was verpakt in een foedraal. Verder heeft eiser foto’s overgelegd die tijdens de controle zijn gemaakt door getuige 2 en waar volgens eiser duidelijk op is te zien dat zijn geweer in het foedraal zat. Het foedraal van eiser is atypisch en goed herkenbaar vanwege het lipje aan de voorkant dat uitsteekt.

18. Eiser voert verder aan dat het proces-verbaal van de boa géén getrouwe en objectieve weergave bevat van het verloop van de controle. De controle verliep chaotisch. De boa sprak in onverstaanbaar dialect, schreeuwde, was handtastelijk en maakte ongepaste en intimiderende opmerkingen. Eiser heeft hier samen met de andere jagers een klacht over ingediend. Dat de boa vooringenomen en onprofessioneel is (geweest) volgt volgens eiser ook uit de interne e-mail van 6 maart 2024 die de boa naar een juridisch adviseur bij de politie heeft gestuurd en waarin hij eiser en de andere jagers ‘boefjes’ noemt.

19. Eiser wijst er op dat de boa tijdens de controle, zo is later gebleken uit het notitieblokje dat de boa gebruikte, enkel de namen en geboortedata van de jagers en het merk en de nummers van hun geweren heeft genoteerd. Waar de geweren lagen en of deze verpakt of onverpakt waren heeft hij pas achteraf, dus uit zijn hoofd, in het proces-verbaal opgenomen. Hierdoor heeft de boa zich volgens eiser op diverse punten vergist en bevat het proces-verbaal onjuist- en onvolledigheden. Ter onderbouwing heeft eiser een beschrijving van de controle overgelegd die door getuige 1 direct na de controle is opgetekend en op verschillende punten afwijkt van het proces-verbaal. Verder zou de boa achteraf wisselend hebben verklaard over het verloop van de controle, wat het proces-verbaal nog minder geloofwaardig maakt, aldus eiser.

20. Tot slot wijst eiser er op dat hij al sinds 1992 beschikt over een jachtakte en een brandschoon verlofverleden heeft. Hij bekleedt verschillende bestuursfuncties, waaronder het [stichting] en het voorzitterschap van de Wildbeheereenheid […] . Eiser heeft een voorbeeldfunctie, wat het zeer onwaarschijnlijk maakt dat hij zijn wapen onverpakt in een openbare horecagelegenheid zou hebben neergelegd.


Getuigen


21. Zoals gezegd heeft de rechtbank op de zitting drie door eiser voorgedragen getuigen onder ede gehoord. De getuigen hebben hun personalia bevestigd en verklaard dat zij geen familie zijn van eiser en ook niet tot eiser in dienstverband staan. Eiser heeft hen geen geld of ander voordeel gegeven of in het vooruitzicht gesteld in ruil voor hun getuigenissen. De getuigen hebben de avond voor de zitting alle drie gegeten bij eiser thuis. Getuige 1 en getuige 2 hebben in een hotel in de buurt van de rechtbank verbleven, omdat zij van ver moesten komen. Zo konden zij de volgende ochtend op tijd op de zitting verschijnen. Dit verblijf is door eiser betaald.

22. Getuige 1 heeft onder meer verklaard dat hij voorafgaand aan de controle naast eiser zat en zicht had op het biljart. Hij is meteen naar de boa toe gelopen en is gedurende de controle bij de boa gebleven op zo’n 50 centimeter afstand. Hij had tijdens de controle goed zicht op het biljart. Het geweer van eiser lag volgens getuige 1 links op het biljart, verpakt in het foedraal van eiser en deels onder eisers jas. Getuige 1 kon het atypische lipje dat aan de voorkant van het foedraal van eiser uitsteekt, zien. Volgens getuige 1 lagen er twee geweren op het biljart, allebei verpakt: één in een lederen foedraal en één in een stoffen foedraal. Er lag absoluut geen onverpakt geweer op het biljart en dat is er later ook niet bij gelegd. Toen eiser gecontroleerd werd heeft eiser zijn geweer zelf uit het foedraal gehaald, aldus getuige 1.

23. Getuige 2 heeft onder meer verklaard dat hij aan een andere tafel zat dan eiser, maar wel zicht had op het biljart. Hij zag het geweer van eiser verpakt liggen, toen de boa op eiser af liep om hem te controleren. Daarvoor zag hij het geweer van eiser niet. Het geweer lag links achter op het biljart. Getuige 2 heeft bevestigd dat eiser zijn geweer pas toen hij gecontroleerd werd, uit het foedraal heeft gehaald. Volgens hem lagen er twee geweren op het biljart, allebei verpakt. Er lag geen onverpakt geweer op het biljart, aldus getuige 2.

24. Getuige 3 heeft onder meer verklaard dat zijn geweer naast dat van eiser op het biljart lag en dat beide geweren deels onder jassen lagen. Hij zat naast zijn eigen geweer. Anders dan het geweer van jager 6, heeft hij niet gezien dat er een geweer onverpakt was. Hij weet niet of er een derde geweer op het biljart lag, dat heeft hij niet gezien. Tijdens de controle van eiser stond hij op anderhalve meter afstand en heeft hij gezien dat het geweer van eiser verpakt was, aldus getuige 3.


Beoordeling door de rechtbank


25. In deze zaak staat de vraag centraal of het geweer van eiser nu wel of niet verpakt was in een foedraal. Dat is de kern van het geschil tussen partijen. De minister stelt zich op het standpunt dat het geweer onverpakt was; eiser betwist dit. Partijen hebben hun standpunten allebei onderbouwd en over en weer gereageerd. De rechtbank heeft kennis genomen van alle stukken en heeft op de zitting drie getuigen onder ede gehoord. Alles samengenomen, komt de rechtbank tot de conclusie dat onvoldoende vast is komen staan dat het onverpakte dubbelloops hagelgeweer van het merk Beretta dat op het biljart lag, aan eiser toebehoorde. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden uitgesloten dat dit het geweer van jager 5 is geweest. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen, en zal daarbij ingaan op wat partijen over en weer hebben aangevoerd.

26. Uitgaande van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal lagen er drie geweren op het biljart: het geweer van eiser, het geweer van jager 4 (tevens getuige 2) en het geweer van jager 5. Het geweer van jager 4 was verpakt. Dit is niet in geschil en de rechtbank heeft geen enkele reden om daar aan te twijfelen. Het geweer van eiser was volgens de boa onverpakt. Of het geweer van jager 5 verpakt of onverpakt was, staat niet in het proces-verbaal. De rechtbank stelt vast dat de geweren van eiser en van jager 5 allebei dubbelloops hagelgeweren betroffen van hetzelfde merk ‘Beretta’. De geweren lagen naast elkaar maar in het proces-verbaal staat niet waar op het biljart welk geweer precies lag. Bovendien lagen alle drie de geweren (deels) onder jassen.

27. Dat het proces-verbaal over deze details geen uitsluitsel geeft is overigens niet vreemd gelet op het uitgangspunt van de controle. Op dat moment was de insteek immers nog dat het, verpakt of onverpakt, überhaupt niet was toegestaan om wapens en munitie mee het café in te nemen. Om dit vast te stellen zijn de gegevens van de aanwezige jagers en hun wapens voldoende, en die gegevens heeft de boa dan ook ter plekke genoteerd. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat de boa de controle anders had aangepakt als de insteek was dat er geen onverpakte wapens aanwezig mochten zijn. Bijvoorbeeld door alle aanwezigen te gebieden te blijven zitten, om vervolgens de aangetroffen feitelijke situatie vast te leggen, indien nodig met foto’s.

28. Hoewel de foto’s van eiser tijdens de controle zijn gemaakt en dus niet zien op de feitelijke situatie direct daaraan voorafgaand, en ook niet allemaal even scherp zijn, ziet de rechtbank daarin geen aanleiding om de foto’s helemaal buiten beschouwing te laten. Hoewel vaag, blijkt uit de foto’s dat het foedraal van eiser, met of zonder geweer erin, in ieder geval tijdens de controle op het biljart lag. Dit terwijl de boa op de zitting in de voorzieningenprocedure heeft verklaard dat er ook geen foedraal bij het geweer van eiser lag. Dit strookt niet met de foto. Verder acht de rechtbank van belang dat op één van de foto’s duidelijk is te zien dat jager 5 zijn geweer onverpakt onder zijn arm houdt terwijl hij wacht tot hij wordt gecontroleerd.

29. Tegenover het proces-verbaal staan dan ook nog de getuigenissen van de drie door eiser aangedragen getuigen. Zij hebben op de zitting alle drie eenduidig en onder ede verklaard dat het geweer van eiser verpakt was in een foedraal, totdat de controle plaats vond. Getuigen 1 en 3 stonden heel dichtbij. Getuigen 1 en 2 hebben gezien dat eiser zijn geweer zelf (pas) uit het foedraal haalde op het moment dat hij gecontroleerd werd. Verder hebben getuigen 1 en 2 verklaard dat er twee (niet drie) geweren op het biljart lagen, beide verpakt. Dat zouden volgens de getuigen dan de geweren van eiser en jager 4 (tevens getuige 3) moeten zijn geweest. Getuige 3 weet niet of er een derde geweer op het biljart lag. Geen van de getuigen heeft over het geweer van jager 5 verklaard.

30. De minister heeft op de zitting de onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen betwist. Voor zover er al geen sprake zou zijn van een vriendschap met eiser bestaat er volgens de minister in ieder geval een onderlinge band tussen leden van eenzelfde jagersgroep. Die band betekent ook een bepaalde mate van loyaliteit en gunning. De rechtbank gaat daar echter niet in mee. Getuige 1 heeft verklaard dat hij eiser verspreid over 25 jaar een keer of acht heeft getroffen tijdens de jacht in het jachtgebied bij [plaats] . Hij kent eiser alleen van het jagen. Getuige 2 heeft verklaard dat hij eiser ook een keer of acht heeft getroffen tijdens de jacht, eens per jaar, soms twee keer. Hij kent eiser naar eigen zeggen vrijwel niet. Getuige 3 (tevens ‘jager 4’) heeft eiser voor het eerst ontmoet op de betreffende jacht van 29 november 2023. Hij voelt zich betrokken bij eiser vanwege alle gebeurtenissen nadien. Zijn wapen lag immers naast dat van eiser op het biljart. De rechtbank heeft gelet op de omschreven onderlinge verhoudingen, geen reden om aan de onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van de getuigenissen te twijfelen. Dat er sprake zou zijn van een bepaalde mate van empathie met eiser, maakt dat niet anders.


Conclusie


31. Alles samengenomen, komt de rechtbank tot de conclusie dat met het door eiser aangedragen tegenbewijs twijfel is gezaaid aan de juistheid van het proces-verbaal van de boa ten aanzien van de vraag of het geweer van eiser verpakt was. Daarmee is dan ook onvoldoende vast komen te staan dat het onverpakte dubbelloops hagelgeweer van het merk Beretta dat op het biljart lag, aan eiser toebehoorde. Niet kan worden uitgesloten dat dit het geweer van jager 5 is geweest. Omdat de bewijslast bij een besluit met een belastend karakter, zoals hier het geval, zwaarder is moet eiser het voordeel van de twijfel krijgen. Omdat dit betekent dat de intrekking van eisers jachtakte niet in stand kan blijven, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de overige beroepsgronden van eiser (over de belangenafweging).

32. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Zij ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het administratief beroep van eiser gegrond te verklaren en het primaire besluit (de intrekking van eisers jachtakte) te herroepen.

33. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt zij de minister in de proceskosten die eiser in beroep en in administratief beroep heeft gemaakt. De rechtbank stelt de kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand van de gemachtigde van eiser vast op € 3.108,-- (1 punt voor het indienen van het administratief beroep en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 647,--, en 1 punt voor het indienen van het beroep en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 907,--, met een wegingsfactor 1).

34. De rechtbank bepaalt tot slot dat de minister het door eiser betaalde griffierecht van € 187,-- aan eiser moet vergoeden.




Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 verklaart het administratief beroep gegrond;
 herroept het primaire besluit;
 veroordeelt de minister in de proceskosten die eiser heeft gemaakt tot een bedrag van € 3.108,--;
 bepaalt dat de minister het door eiser betaalde griffierecht van € 187,-- aan eiser moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H. G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2025.











griffier


rechter







Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:



Informatie over hoger beroep
De partij die het niet eens is met deze uitspraak kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het in zoverre niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan diegene de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.



Sinds de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024 ‘omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit’ genoemd.


Gelet op de gerechtvaardigde verwachting die daar volgens de korpschef over is geschept in het boek ‘101 vragen over jagen’ dat in 2007 is uitgebracht in samenspraak met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en na consultatie van de politie.


Gelet op artikel 1.1, aanhef en onder 9 van de Wet Wapens en Munitie jo. artikel 44, tweede lid en onder c, van de Regeling wapens en munitie.


In de zin van artikel 5.42, derde lid van de Omgevingswet en artikel 8.104, eerste lid en onder c, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, jo. het bijzonder deel B, paragraaf 1.2 van de Circulaire Wapens en Munitie 2019.


ECLI:NL:RBMNE:2024:6418.


Zie de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2029, ECLI:NL:RVS:2019:2452.


Zie de uitspraken van de Afdeling van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:750, en van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2829.
Link naar deze uitspraak