|
|
ECLI:NL:RBGEL:2025:6863 | | | Datum uitspraak | : | 08-07-2025 | Datum gepubliceerd | : | 23-08-2025 | Instantie | : | Rechtbank Gelderland | Zaaknummers | : | 11612529 | Rechtsgebied | : | Civiel recht | Indicatie | : | Afwijzing ontbindingsverzoek werkgever. Werkgever heeft niet voldaan aan de herplaatsingsinspanningen. | Trefwoorden | : | arbeidsovereenkomst | | | burgerlijk wetboek | | Uitspraak | RECHTBANK
GELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer / rekestnummer: 11612529 \ HA VERZ 25-20
Beschikking van 8 juli 2025
in de zaak van
[verzoekster]
,
te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. F.J. van Wijk,
tegen
[verweerder]
,
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. D. Kingma.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift, met een tegenverzoek
- aanvullende stukken van [verzoekster] van 23 mei 2025 - aanvullende stukken van [verweerder] van 23 mei 2025 - aanvullende stukken van [verzoekster] van 26 mei 2025
- de mondelinge behandeling van 27 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.
2De feiten
2.1.
[verweerder] , geboren [datum] 1966 , is sinds 5 maart 2018 in dienst bij [verzoekster] . De functie van [verweerder] is Patent Coördinator met een loon van € 8.874,74 bruto per maand exclusief emolumenten.
2.2.
[verzoekster] is, als onderdeel van de [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), een internationale High Tech machinebouwer. [verzoekster] is een dynamische organisatie met wereldwijd ruim 1900 medewerkers (waarvan 1000 in Nederland) die High Tech machines ontwikkelt, produceert, verkoopt en installeert voor de banden-, rubber-, blikindustrie en farmaceutische industrie.
2.3.
[verweerder] werkte vanaf het moment dat hij in dienst trad aanvankelijk op de afdeling Patent Engineering die viel onder de R&D-tak van [verzoekster] . Per 1 april 2022 is deze afdeling samengevoegd met de afdeling IP Litigation tot de afdeling IP. [naam 1] (hierna te noemen: [naam 1] ) is de leidinggevende van de afdeling IP. [naam 1] is vanaf de samenvoeging de leidinggevende van [verweerder] . [verweerder] is op de afdeling IP verantwoordelijk voor het monitoren en aansturen van het operationele Patent Engineeringsproces. Als meewerkend voorman geeft hij functioneel leiding aan vier collega’s.
2.4.
Op 1 juni 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] [naam 1] en een werknemer van afdeling PI aan wie [verweerder] leiding geeft. [verweerder] heeft tijdens dat gesprek in het bijzijn van de werknemer feedback aan [naam 1] gegeven.
3Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek
3.1.
[verzoekster] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. [verzoekster] heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd - kort weergegeven - dat er in de zomer van 2023 een vertrouwensbreuk is ontstaan tussen [naam 1] en [verweerder] en daardoor een ernstig verstoorde arbeidsverhouding. [verzoekster] heeft mediation voorgesteld, maar die is niet van de grond gekomen omdat [verweerder] een klacht heeft ingediend vanwege een gestelde onveilige werkomgeving en angstcultuur. Nadat het onderzoek naar aanleiding van de klacht was afgerond, wilde [verzoekster] een vervolg geven aan de mediation, maar dat bleek niet mogelijk omdat [naam 1] niet in staat was om aan mediation deel te nemen. Hierdoor is een impasse ontstaan. De verstoorde arbeidsverhouding tussen [naam 1] en [verweerder] is ernstig en duurzaam en kan niet via mediation worden opgelost. [verzoekster] kiest in dit geval voor [naam 1] . [verzoekster] wil [naam 1] de gelegenheid geven har werkzaamheden op te pakken en de afdeling IP verder vorm te geven. In deze situatie kan van [verzoekster] niet worden verlang de arbeidsovereenkomst met [verweerder] voort te laten duren.
[verzoekster] stelt zich op het standpunt dat herplaatsing niet in de rede ligt dan wel niet mogelijk is. [verzoekster] heeft [verweerder] een overzicht van vacatures verstrekt en geconstateerd dan geen van de vacatures passend is. De vacature voor de functie van Rubber Proces Specialist is volgens [verzoekster] niet passend omdat [verweerder] niet beschikt over de benodigde opleiding en ervaring voor deze functie. Verder bestaan er volgens [verzoekster] op dit moment geen mogelijkheden om [verweerder] elders binnen de organisatie te herplaatsen. Deze herplaatsingsmogelijkheden zullen volgens [verzoekster] ook niet binnen een redelijke termijn ontstaan.
3.2.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. [verweerder] voert daarvoor ten eerste aan dat [verzoekster] niet heeft aangetoond dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Verder heeft [verweerder] aangevoerd dat [verzoekster] op grond van de Wet Bescherming Klokkenluiders moet aantonen dat de melding niet heeft geleid tot benadeling van [verweerder] , wat [verzoekster] volgens [verweerder] niet heeft gedaan. Ten slotte heeft [verweerder] aangevoerd dat [verzoekster] niet aan haar herplaatsingsverplichtingen heeft voldaan, omdat het door [verzoekster] gestelde herplaatsingsonderzoek niet heeft plaatsgevonden.
3.3.
[verweerder] heeft tegenverzoeken gedaan. Voor het geval het verzoek van [verzoekster] tot ontbinding wordt afgewezen, verzoekt [verweerder] veroordeling van [verzoekster] om hem binnen twee weken te werk te stellen in zijn eigen functie onder verbeurte van een dwangsom. Voor het geval het verzoek tot ontbinding wordt toegewezen, verzoekt [verweerder] veroordeling van [verzoekster] tot betaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 1.000.000,00 bruto. In alle gevallen verzoekt [verweerder] veroordeling van [verzoekster] in de door [verweerder] gemaakte kosten van rechtsbijstand van € 30.000,00, exclusief btw.
4De beoordeling van het verzoek
4.1.
Het gaat in deze zaak als eerste om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
4.3.
De kantonrechter zal allereerst het verweer bespreken dat [verzoekster] tekort is geschoten in de herplaatsingsinspanningen. Slaagt dit verweer, dan is er immers geen voldragen ontbindingsgrond en is het daartoe strekkende verzoek van [verzoekster] reeds daarom niet toewijsbaar.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat [verzoekster] aan haar herplaatsingsinspanningen heeft voldaan. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.5.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) rust op [verzoekster] de stelplicht, en eventueel de bewijslast, van het ontbreken van herplaatsingsmogelijkheden binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie.
De artikelen 9 en 10 van de Ontslagregeling geven invulling aan de herplaatsingsplicht van de werkgever. Zo moet de werkgever, bij de beoordeling of er herplaatsingsmogelijkheden zijn voor de werknemer, de arbeidsplaatsen betrekken die bezet worden door tijdelijke arbeidskrachten of werknemers die met pensioen gaan. De redelijke termijn is op basis van de Ontslagregeling gelijk aan de opzegtermijn als bedoeld in artikel 7:672 tweede en derde lid BW. In dit geval brengt dat mee dat de redelijke termijn voor herplaatsing twee maanden is, te rekenen vanaf het moment waarop de kantonrechter moet beslissen op het verzoek tot ontbinding.
4.6.
[verzoekster] heeft gesteld dat zij een overzicht met vacatures heeft verstrekt aan [verweerder] . [verzoekster] heeft ter onderbouwing van dat standpunt verwezen naar een vacatureoverzicht van 25 februari 2025 (productie 45 van [verzoekster] ). Op dat overzicht zijn acht op dat moment openstaande vacatures te zien. [verzoekster] heeft aangevoerd dat deze vacatures niet passend zijn. [verweerder] heeft aangevoerd dat met hem geen herplaatsingsgesprek is gevoerd, wat door [verzoekster] niet is betwist. Het had naar het oordeel van de kantonrechter wel op de weg van [verzoekster] gelegen om een dergelijk gesprek met [verweerder] te voeren. Met het enkel informeren over vacatures, heeft [verzoekster] dan ook onvoldoende invulling gegeven aan haar verplichting om in overleg met [verweerder] te onderzoeken of, en zo ja, welke mogelijk passende vacatures en herplaatsingsmogelijkheden beschikbaar zijn en beschikbaar komen binnen de hiervoor in 4.5 genoemde redelijke termijn.
[verzoekster] heeft verder ook niet gesteld dat zij heeft onderzocht of een van de vacatures door scholing van [verweerder] passend zou kunnen worden. Dat [verweerder] - zoals [verzoekster] over van de vacature van Rubber Proces Specialist heeft gesteld - niet over de benodigde opleiding beschikt - is daarom dan ook niet van doorslaggevend belang. Verder heeft [verzoekster] niets gesteld over arbeidsplaatsen die bezet worden door tijdelijke arbeidskrachten of werknemers die met pensioen gaan. [verzoekster] heeft slechts aangevoerd dat zij niet verwacht dat binnen redelijke termijn herplaatsingsmogelijkheden zouden ontstaan, zonder dat standpunt nader te onderbouwen. Ten slotte is ook nog van belang dat [verzoekster] onderdeel is van een internationale groep van ondernemingen, zodat [verzoekster] ook onderzoek had moeten doen naar herplaatsingsmogelijkheden binnen de gehele internationale groep. Dat [verzoekster] dat heeft gedaan, heeft zij niet gesteld en is ook niet gebleken.
4.7.
Dat herplaatsing niet in de rede ligt ziet de kantonrechter niet in gelet op de omstandigheid dat de gestelde verstoorde arbeidsverhouding binnen de grote werkgever die [verzoekster] is, is beperkt tot een verstoring met één leidinggevende. Dit blijkt al uit het feit dat [verzoekster] gedurende het jaar dat het onderzoek liep, ‘gewoon’ heeft gewerkt onder een andere leidinggevende.
4.8.
Op grond van het voorgaande is de conclusie dat [verzoekster] niet aannemelijk heeft gemaakt dat herplaatsing in een andere functie binnen de redelijke termijn van artikel 7:669 lid 1 BW niet mogelijk is of niet in rede ligt.
4.9.
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal daarom worden afgewezen.
4.10.
Aan de vraag of sprake is van een redelijke grond voor ontbinding wordt gezien het voorgaande niet toegekomen. Ten overvloede merkt de kantonrechter daarover het volgende op. Voor toewijzing van een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, moet de verstoring ernstig en duurzaam zijn. In dit geval is het met name de vraag of de arbeidsverhouding duurzaam is verstoord. Zoals hiervoor al is overwogen betreft de verstoorde arbeidsverhouding enkel de relatie tussen [verweerder] en [naam 1] . Begin september 2023 heeft [verzoekster] mediation voorgesteld om te onderzoeken of de relatie tussen hen inderdaad duurzaam is verstoord of nog zou kunnen worden hersteld. Hoewel aan [verzoekster] kan worden toegegeven dat het ongelukkig is dat het onderzoek naar aanleiding van de klokkenluidersmelding door [verweerder] meer dan één jaar heeft geduurd, heeft [verzoekster] onvoldoende duidelijk gemaakt dat mediation na afronding van het onderzoek niet meer kon plaatsvinden. [verzoekster] heeft weliswaar aangevoerd dat [naam 1] heeft verklaard dat zij niet in staat was de mediation aan te gaan, maar heeft nagelaten deze verklaring te onderbouwen (met bijvoorbeeld een verklaring van een arts). Dat brengt mee dat in deze procedure niet objectief kan worden vastgesteld dat [naam 1] daartoe niet in staat was. Daar komt bij dat [verzoekster] niet heeft gesteld dat er tussen september 2023 (aanvang van het onderzoek) en november 2024 (afronding van het onderzoek) nog iets is voorgevallen, dat de conclusie rechtvaardigt dat de verstoring van de arbeidsovereenkomst niet meer te herstellen zou zijn. De kantonrechter zal het er daarom voor houden dat van [naam 1] als professioneel leidinggevende mocht worden verwacht dat zij haar medewerking zou verlenen aan het alsnog aangaan van de eerder geplande mediation. De duurzaamheid van de gestelde verstoorde arbeidsverhouding is dan ook met name het gevolg van het niet meewerken aan mediation door [naam 1] , waarvan - zoals gezegd - niet objectief is vast te stellen of dit terecht is. De conclusie is dan ook dat op dit moment niet kan worden vastgesteld dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam is verstoord.
4.11.
[verweerder] heeft voor het geval het verzoek van [verzoekster] wordt afgewezen, de kantonrechter verzocht om [verzoekster] te veroordelen tot te werktelling van [verweerder] in zijn eigen functie binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking, onder verbeurte van een dwangsom. [verzoekster] heeft aangevoerd dat dit niet tot de mogelijkheden behoort omdat [naam 1] sinds mei 2025 weer als leidinggevende op de afdeling van [verweerder] . De terugkeer van [verweerder] zou volgens [verzoekster] veel onrust veroorzaken en verdere integratie van de afdelingen zou worden gefrustreerd. Nu de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden en gelet ook op wat nog in 4.10 is overwogen, kan dit echter niet in de weg staan aan toewijzing van het verzoek. Het is aan [verzoekster] om die tewerkstelling van [verweerder] in goede banen te leiden. Het verzoek van [verweerder] om hem te werk te stellen in zijn eigen functie zal daarom worden toegewezen. De verzochte dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd zoals onder de beslissing vermeld.
4.12.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoekster] , omdat [verzoekster] ongelijk krijgt. [verweerder] heeft verzocht om vergoeding van de volledige kosten van rechtsbijstand van
€ 30.000,00 exclusief btw. Dit verzoek zal worden afgewezen. Het is vaste jurisprudentie dat een verzoek tot vergoeding van de werkelijke kosten van juridische bijstand alleen toewijsbaar is onder bijzondere omstandigheden. [verweerder] heeft niet gesteld om welke bijzondere omstandigheden het in dit geval zou gaan. De proceskosten aan de zijde van [verweerder] worden daarom vastgesteld en begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
5De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af,
5.2.
veroordeelt [verzoekster] om [verweerder] binnen veertien dagen na vandaag te werk te stellen in zijn eigen functie, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat [verzoekster] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,00,
5.3.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na vandaag, te vermeerderen met de kosten van betekening voor het geval de beschikking wordt betekend,
5.4.
verklaart deze beschikking ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.
Artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Artikel 7:669 lid 1 BW.
Artikel 7:669 lid 5 BW
Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan. | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|