|
|
ECLI:NL:HR:2023:1710 | | | Datum uitspraak | : | 08-12-2023 | Datum gepubliceerd | : | 08-12-2023 | Instantie | : | Hoge Raad | Zaaknummers | : | 21/02864 | Rechtsgebied | : | Belastingrecht | Indicatie | : | HR: 81.1 RO. | Trefwoorden | : | vennootschapsbelasting | | Uitspraak | HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/02864
Datum 8 december 2023
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 mei 2021, nrs. 20/00251 tot en met 20/00253, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/7463 tot en met BRE 17/7465) betreffende de aan belanghebbende voor elk van de jaren 2012, 2013 en 2014 opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.
1Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Aangezien dit geschrift bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 21 februari 2022 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, M.A. Fierstra, E.F. Faase en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2023.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 541.
ECLI:NL:GHSHE:2021:1577.
ECLI:NL:PHR:2022:169. | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|