Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:OGHACMB:2023:240 
 
Datum uitspraak:05-12-2023
Datum gepubliceerd:08-12-2023
Instantie:Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, CuraƧao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Zaaknummers:AUA2021H00220
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Aruba. Partneralimentatie. Zorg voor gehandicapt pleegkind beïnvloedt behoefte/behoeftigheid.
Trefwoorden:echtscheiding
levensonderhoud
uitkering
 
Uitspraak
Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers: AUA201903482 – AUA2021H00220
Uitspraak: 5 december 2023



GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba


B E S C H I K K I N G

in de zaak van:


[APPELLANT],

wonende in Aruba,
appellant,
in eerste aanleg verzoeker,
hierna: de man,
procederende in persoon,

tegen


[GEÏNTIMEERDE],

wonende in Colombia,
geïntimeerde,
in eerste aanleg verweerster,
hierna: de vrouw,
procederende in persoon.





1Het verloop van de procedure


1.1
Bij op 3 december 2021 ingekomen beroepschrift, met producties, is de man in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 25 oktober 2021uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft de man bezwaren tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en het verzoek van de vrouw alsnog zal afwijzen.



1.2
Op 5 september 2023 heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden in het gerechtsgebouw in Aruba. De man is niet verschenen en de vrouw heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.



1.3
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde die de vrouw in eerste aanleg heeft bijgestaan zich onttrokken. Op 30 augustus 2023 heeft de vrouw een e-mailbericht gestuurd aan het Hof (met kopie aan de man), waarin zij meedeelt dat zij niet in persoon aanwezig kan zijn op de zitting en waarin zij haar oorspronkelijke verzoek toelicht. Bij e-mailbericht van 6 september 2023 heeft de man verklaard waarom hij niet aanwezig was op de zitting en heeft hij een nadere toelichting gegeven op zijn beroepschrift.



1.4
Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt en aan partijen gestuurd. Daaraan is de toelichting gehecht die de man op 6 september 2023 aan het Hof heeft gestuurd. De vrouw is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren en om nadere informatie aan het Hof te verschaffen. Dat heeft zij gedaan bij e-mailbericht van 1 oktober 2023 (met producties), waarna de man daarop een reactie heeft gegeven bij e-mailbericht van 31 oktober 2023.



1.5
Beschikking is aangezegd en bepaald op vandaag.






2De feiten


2.1
Partijen zijn op 24 september 2011 in Aruba in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd.



2.2
Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren. Sinds 15 november 2016 is de minderjarige [naam kind], geboren [geboortedatum kind] 2016 (roepnaam: [roepnaam kind]) bij partijen geplaatst. Bij beschikking van 15 november 2016 van het Gerecht is de voogdij over [roepnaam kind] opgedragen aan Fundacion Guia Mi. [roepnaam kind] is (meervoudig) gehandicapt en heeft constante (medische) zorg nodig.



2.3
Op 13 maart 2017 is de vrouw met [roepnaam kind] naar Colombia vertrokken voor medische behandeling van [roepnaam kind], met toestemming van AZV (Algemene Ziektekosten Verzekering Aruba), die het verblijf in het revalidatiecentrum van [roepnaam kind] en de vrouw en de medische kosten van [roepnaam kind] vergoedt. Sinds juli 2020 betaalt de Fundacion Guia Mi aan de vrouw AWG 1.050 per maand, bestemd als vergoeding voor kosten van [roepnaam kind].



2.4
De man exploiteert sinds februari 2017 een dansstudio in Aruba.






3De procedure bij het Gerecht


3.1
De man heeft verzocht de echtscheiding uit te spreken en de verdeling van de gemeenschap van goederen. De vrouw heeft als tegenverzoek gevraagd de man te veroordelen tot betaling van AWG 1.400.



3.2
Bij beschikking van 10 februari 2020 heeft het Gerecht de echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de gemeenschap van goederen bevolen (met benoeming van een notaris/onzijdig persoon om die uit te voeren). De man is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over zijn draagkracht en over de behoefte van de vrouw.



3.3
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht overwogen dat de man zijn gebrek aan draagkracht niet aannemelijk heeft gemaakt en heeft hem daarom veroordeeld tot betaling van AWG 1.400 per maand als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw.







4De beoordeling


maatstaf partneralimentatie



4.1
De rechter kan een uitkering tot levensonderhoud toekennen aan een echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid die inkomsten kan verwerven. De behoefte aan levensonderhoud wordt mede bepaald door de omstandigheden en welstand van partijen tijdens het huwelijk, waarbij alle omstandigheden van het geval van belang zijn. Indien de alimentatiegerechtigde door betaalde arbeid volledig in zijn of haar levensonderhoud kan voorzien ontbreekt de behoeftigheid.


stellingen partijen




4.2
De man heeft in hoger beroep in de eerste plaats aangevoerd dat het begrip partneralimentatie “uit de tijd is”, waarvoor hij onder meer verwijst naar een wetswijziging die per 1 januari 2020 in Nederland heeft plaatsgevonden. Daardoor zou de duur van de alimentatie in dit geval circa 4 jaar moeten bedragen. In de tweede plaats voert de man aan dat de vrouw gelet op haar leeftijd (geboren op [geboortedatum vrouw] 1975) en haar leidinggevende ervaring (als storemanager bij Mango) in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De keuze om dat niet te doen vanwege de zorg voor [roepnaam kind] moet voor haar eigen rekening komen, mede gelet op het feit dat de man [roepnaam kind] slechts korte tijd (minder dan zes maanden) in huis gehad heeft, voordat de vrouw en [roepnaam kind] naar Colombia vertrokken. De kosten van levensonderhoud in Colombia zijn veel lager dan die in Aruba (het minimuminkomen in Colombia is nu ongeveer AWG 512 per maand, zo stelt de man) en de vrouw heeft niet verklaard hoe zij tot nu toe rond is gekomen zonder werk of uitkering. De door het Gerecht opgelegde alimentatie heeft de man niet betaald, omdat de draagkracht daarvoor bij hem ontbreekt.



4.3
De vrouw heeft daar tegenin gebracht dat de man en zij in onderling overleg besloten hebben om voor [roepnaam kind] te gaan zorgen. Het was een bewuste en doordachte gezamenlijke keuze. De man is ook verantwoordelijk voor deze keuze en kan zich daar nu niet aan onttrekken. Volgens de vrouw kan zij geen betaalde arbeid verrichten, omdat zij geheel in beslag genomen wordt door de zorg voor [roepnaam kind]. Zij heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij een jaar lang werk gezocht heeft in Colombia. Het geld dat zij daarmee zou kunnen verdienen was echter niet genoeg om de verpleging van [roepnaam kind] te betalen.


wettelijke duur alimentatie




4.4
De man verwijst voor de duur van de alimentatie naar wetgeving die per 1 januari 2020 in Nederland geldt. Die wetgeving geldt echter niet in Aruba, waar de verplichting tot levensonderhoud van rechtswege eindigt 12 jaar na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (art.1:157 lid 4 van het in Aruba geldende BW, tenzij het huwelijk minder dan vijf jaar heeft geduurd (dat is hier niet het geval) of tenzij de rechter een kortere termijn dan 12 jaar vast stelt.




behoefte van de vrouw




4.5
Aannemelijk is dat partijen tijdens hun huwelijk gezamenlijk hebben gekozen voor de plaatsing als pleegkind van [roepnaam kind] bij hen. De man voert weliswaar aan dat dit vooral een wens van de vrouw was, maar betwist niet dat hij haar in die wens heeft gesteund en dat dit een welbewuste doordachte beslissing was. De behoefte van de vrouw aan levensonderhoud wordt mede bepaald door deze bijzondere omstandigheid. De keuze om een pleegkind in huis te nemen (zeker nu dit ernstig gehandicapt is) brengt een verantwoordelijkheid met zich (niet alleen voor de vrouw, maar ook voor de man) waarvan niet gemakkelijk valt af te zien en die dus ook voor de man doorwerkt na de echtscheiding. Dat [roepnaam kind] niet is geadopteerd door partijen en dat de man dus niet onderhoudsplichtig is voor haar doet niet af aan de relevantie van deze omstandigheid voor de bepaling van de behoefte van de vrouw. Wel relevant acht het Hof dat [roepnaam kind] maar kort in huis is geweest bij de man en dat partijen al sinds 2017 gescheiden wonen vanwege het vertrek van de vrouw en [roepnaam kind] naar Colombia. Deze omstandigheden brengen het Hof er toe om gedurende een beperkte tijd rekening te houden met de zorg voor [roepnaam kind] bij de beoordeling van de behoefte van de vrouw aan partneralimentatie, zoals hierna zal worden overwogen.


de hoogte van de behoefte




4.6
Voor de hoogte van de behoefte is van belang dat de man in hoger beroep heeft aangevoerd dat de kosten van levensonderhoud in Colombia veel lager zijn dan die in Aruba. De vrouw heeft dat op zich niet betwist, maar heeft daar tegenin gebracht dat haar wettelijk verblijf nog steeds in Aruba is. De vrouw woont nu echter al zes jaar in Colombia en uit hetgeen zij ter zitting in hoger beroep heeft verklaard leidt het Hof af dat zij niet snel zal terugkeren naar Aruba. Het Hof zal daarom uitgaan van een behoefte van AWG 600 per maand, gebaseerd op het door de man gestelde en door de vrouw onvoldoende betwiste minimuminkomen in Colombia (naar boven afgerond).



4.7
De vrouw heeft weliswaar overzichten van haar kosten van levensonderhoud in Colombia overgelegd, maar daaruit blijkt zonder begrijpelijke toelichting, die ontbreekt, onvoldoende dat de redelijke kosten van haar levensonderhoud hoger zijn dan AWG 600 per maand. Daarbij is van belang dat het hier alleen gaat om de kosten van levensonderhoud van de vrouw (en niet van [roepnaam kind]), terwijl zij geen woonkosten heeft (haar verblijf in het revalidatiecentrum wordt vergoed door AZV). Uit de door de vrouw overgelegde stukken leidt het Hof verder af dat de kosten van [roepnaam kind] (zowel verblijf als medische kosten) grotendeels vergoed worden door het AZV dan wel betaald kunnen worden uit de bijdrage van Fundacion Guia Mi.


behoeftigheid vrouw




4.8
Aannemelijk (en begrijpelijk) is dat de vrouw geheel in beslag genomen wordt door de zorg voor [roepnaam kind] en dat het daardoor voor haar moeilijk is om daarnaast betaalde arbeid te verrichten. Dat dit onmogelijk is heeft de vrouw echter niet onderbouwd. Zij heeft slechts aangevoerd dat zij daarmee in Colombia niet voldoende kan verdienen om de verpleging van [roepnaam kind] te betalen, maar dat laatste heeft de vrouw onvoldoende toegelicht, mede gelet op de vergoedingen die zij ten behoeve van [roepnaam kind] ontvangt. De vrouw heeft ook onvoldoende toegelicht hoe zij vanaf 2017 in haar levensonderhoud heeft kunnen voorzien, zonder betaald werk.


draagkracht man




4.9
De man heeft nog aangevoerd dat bij hem de draagkracht ontbreekt om alimentatie te betalen. Hij heeft die stelling echter noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep voldoende onderbouwd met financiële stukken, waaruit de hoogte van zijn inkomsten en uitgaven kunnen blijken. Zelfgemaakte overzichten van inkomsten en uitgaven zonder onderbouwing daarvan of bankafschriften met “various debts” (zonder nadere toelichting) zijn daarvoor onvoldoende. Ook het bestaan van een belastingschuld heeft de man niet onderbouwd met stukken. Het Hof gaat er daarom vanuit dat hij de hierna te melden bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw kan betalen.


alimentatie voor een bepaalde duur




4.10
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden zal het Hof de man veroordelen om aan de vrouw een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud te betalen van AWG 600 per maand, vanaf de dag dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot 1 april 2024. De verplichting tot betaling van een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw wordt per die datum op nihil gesteld. Vanaf die datum wordt bij de beoordeling van de behoefte van de vrouw geen rekening meer gehouden met de zorg voor [roepnaam kind] en wordt de vrouw geacht door betaalde arbeid in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Daar kan de vrouw vanaf heden rekening mee houden.

5. De slotsom



5.1
Het hoger beroep slaagt in zoverre, dat de man een lager bedrag aan levensonderhoud moet betalen dan door het Gerecht is opgelegd en dat de alimentatie op termijn op nihil gesteld wordt. De bestreden beschikking zal worden vernietigd en het verzoek van de vrouw zal worden toegewezen zoals hiervoor overwogen.



5.2
Voor een proceskostenveroordeling ziet het Hof geen aanleiding, gelet op het feit dat partijen getrouwd zijn geweest.


B E S L I S S I N G

Het Hof:

vernietigt de beschikking waarvan beroep;

en opnieuw rechtdoende:

bepaalt dat de man aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud moet verstrekken van AWG 600 per maand, vanaf de dag dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot 1 april 2024 en stelt die uitkering per die datum op nihil;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. ter Veer, E.A. Saleh, en C.H.J.G. Bronzwaer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof uitgesproken op 5 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Link naar deze uitspraak