|
|
ECLI:NL:RBNHO:2025:4458 | | | Datum uitspraak | : | 25-04-2025 | Datum gepubliceerd | : | 02-05-2025 | Instantie | : | Rechtbank Noord-Holland | Zaaknummers | : | 11570983 AO VERZ 25-27 | Rechtsgebied | : | Arbeidsrecht | Indicatie | : | In deze zaak verzoekt een werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer. De kantonrechter wijst het verzoek toe op de h-grond, omdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen een lege huls is geworden. De werknemer krijgt daarbij een transitievergoeding toegekend. Daarnaast wordt de werknemer veroordeeld tot terugbetaling van onverschuldigd uitbetaald loon. | Trefwoorden | : | arbeidsovereenkomst | | | burgerlijk wetboek | | | wettelijke rente | | Uitspraak | RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 11570983 \ AO VERZ 25-27
Uitspraakdatum: 25 april 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap I-SEC Nederland B.V.
gevestigd te Schiphol
verzoekende partij
verder te noemen: I-SEC
gemachtigde: mr. J. Verlaan en mr. H.S. Pruymboom
tegen
[verweerder]
wonende te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. F.W. Drost
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt een werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer. De kantonrechter wijst het verzoek toe op de h-grond, omdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen een lege huls is geworden. De werknemer krijgt daarbij een transitievergoeding toegekend. Daarnaast wordt de werknemer veroordeeld tot terugbetaling van onverschuldigd uitbetaald loon.
1De procedure
1.1.
I-SEC heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 28 maart 2025 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Partijen hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft [verweerder] bij brief van 24 maart 2025 nog stukken toegezonden.
2Feiten
2.1.
I-SEC exploiteert een beveiligingsbedrijf. Zij houdt zich (onder meer) bezig met de beveiliging van Schiphol door middel van het inzetten van beveiligingsmedewerkers. Daarnaast beveiligt I-SEC in Nederland enkele andere omgevingen met een hoog risico, zoals kerncentrales en datacenters.
2.2.
[verweerder] is op 23 december 2004 bij (de rechtsvoorganger van) I-SEC in dienst getreden. [verweerder] was (laatstelijk) werkzaam als shiftleader, tegen een salaris van € 3.300,00 bruto per maand.
2.3.
De bepalingen van de cao Particuliere Beveiligingsorganisaties (hierna: de cao) zijn van toepassing op de arbeidsovereenkomst.
2.4.
[verweerder] voerde zijn werkzaamheden uit binnen het beveiligde gebied van Schiphol.
2.5.
Alle functies die worden uitgeoefend binnen het beveiligde gebied van Schiphol zijn aangemerkt als vertrouwensfunctie in de zin van de Wet veiligheidsonderzoeken (hierna: Wvo). Voor het kunnen/mogen uitvoeren van een vertrouwensfunctie is een Verklaring van Geen Bezwaar (hierna: VGB) vereist. Een VGB wordt afgegeven door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: AIVD).
2.6.
Op 31 maart 2023 is de VGB van [verweerder] per 26 mei 2023 ingetrokken.
2.7.
Op 5 april 2023 hebben partijen gesproken over de gevolgen van de intrekking van de VGB. In dit gesprek heeft I-SEC aan [verweerder] laten weten dat zij hem uiterlijk op 26 mei 2023 uit zijn functie moest ontzetten en dat zij geen mogelijkheden zag om hem te herplaatsen, maar dat hij na het terugkrijgen van zijn VGB welkom zou zijn om zijn werkzaamheden op Schiphol te hervatten.
2.8.
Op 12 mei 2023 heeft I-SEC aan [verweerder] laten weten dat zij (toch) een alternatieve werkplek voor hem had gevonden, namelijk een functie als beveiliger voor het Joint Research Centre in Petten. Voor deze functie is geen VGB, maar wel een Politie Toestemming (hierna: PT) vereist.
2.9.
Op 15, 16, 17 en 25 mei 2023 heeft I-SEC geprobeerd om in contact te komen met [verweerder], maar hij bleek onbereikbaar.
2.10.
Op 5 juni 2023 heeft [verweerder] laten weten dat alle communicatie voortaan via zijn (strafrecht)advocaat dient te gaan.
2.11.
Bij brief van 19 juni 2023 heeft I-SEC aan [verweerder] geschreven:“(…) Op 12 mei jl. heb je een tweede gesprek gehad met [betrokkene] waarin is medegedeeld dat er bij nader onderzoek is gebleken dat een Politie Toestemming voor object JRC volstaat. Door intrekking van jouw Schipholpas is er zo toch een alternatieve tijdelijke werkplek gevonden waarmee je jouw dienstverband op die wijze bij I-SEC gewoon kan continueren. In de periode van de bezwaarprocedure heeft [betrokkene] jou alternatief werk aangeboden, echter heeft hij hierop nog antwoord mogen ontvangen.(…)Graag horen we van jou of je ingaat op het aanbod om tijdelijk (gedurende de bezwaarprocedure) alternatief werk in Petten te verrichten. *Mocht je niet ingaan op het aanbod van I-SEC om gedurende de bezwaarprocedure geen alternatieve werkzaamheden te gaan verrichten, dan heb je ook geen recht op loondoorbetaling nadat jouw verlofuren op zijn.”
2.12.
De verlofuren van [verweerder] zijn sinds 18 juli 2023 uitgeput. [verweerder] is vanaf dat moment op onbetaald verlof gezet.
2.13.
Op 29 juni 2023 heeft I-SEC haar brief van 19 juni 2023 doorgestuurd naar de (strafrecht)advocaat van [verweerder], gevolgd door twee reminders op 10 juli 2023 en 6 oktober 2023.
2.14.
Op 4 mei 2024 heeft I-SEC geprobeerd om het contact met [verweerder] te hervatten. Zij heeft hem daarbij ook verzocht om de screeningspapieren voor zijn PT in te vullen, zodat deze niet zou verlopen. Op 8 juli 2024 heeft I-SEC hem een reminder voor het invullen van de papieren verstuurd.
2.15.
De PT van [verweerder] is per 2 augustus 2024 verlopen.
2.16.
Op 9 augustus 2024 heeft I-SEC nogmaals een reminder voor het (alsnog) invullen van de screeningspapieren verstuurd. [verweerder] heeft wederom niet gereageerd.
2.17.
I-SEC heeft [verweerder] op 20 november, 28 november en 11 december 2024 uitgenodigd voor een gesprek op respectievelijk 27 november, 3 december en 19 december 2024. [verweerder] is zonder bericht op geen van de afspraken verschenen.
3Het verzoek en het verweer
3.1.
I-SEC verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege – kort gezegd – de e-grond, de g-grond, de h-grond of de i-grond. Daarnaast verzoekt I-SEC om [verweerder] te veroordelen tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde loon over de periode 18 juli 2023 tot 30 november 2024.
3.2.
[verweerder] verweert zich tegen de ontbinding op de e-grond, de h-grond en de g-grond. Hij maakt echter geen bezwaar tegen ontbinding op de i-grond. Verder wordt bij wijze van tegenverzoek verzocht om I-SEC te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding en een cumulatievergoeding. Ten aanzien van het loon over de periode 18 juli 2023 tot 30 november 2024 heeft [verweerder] aangevoerd dat het hem niet kenbaar was dat hij hier geen recht op had.
4De beoordeling
het verzoek en het tegenverzoek
4.1.
Het verzoek en het tegenverzoek lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
Onverschuldigd betaald loon
4.2.
Vaststaat dat [verweerder] vanaf 5 april 2023 geen werkzaamheden meer voor I-SEC heeft verricht. Het niet werken komt vanaf de datum van de intrekking van de VGB – 26 mei 2023 – voor rekening en risico van [verweerder]. Op 19 juni 2023 heeft I-SEC aangekondigd dat vanaf het moment dat de verlofuren van [verweerder] waren uitgeput een loonstop zou volgen. Dit was op 18 juli 2023 het geval. Dat betekent dat [verweerder] vanaf die datum geen recht heeft op loon.
4.3.
[verweerder] heeft niet betwist dat hij in de periode vanaf 18 juli 2023 tot en met november 2024 wisselende bedragen met een totaal van € 7.235,08 bruto van I-SEC heeft ontvangen. Aangezien [verweerder] over deze periode geen recht had op loon, heeft I-SEC deze bedragen zonder rechtsgrond betaald. Het is primair de verantwoordelijkheid van I-SEC om haar loonadministratie op orde te hebben. Het feit dat de onverschuldigde betaling(en) het gevolg zijn geweest van een fout in de administratie van I-SEC, ontslaat [verweerder] echter niet van zijn terugbetalingsplicht. [verweerder] had vraagtekens moeten zetten bij de door hem ontvangen bedragen en het had op zijn weg gelegen om navraag te doen naar de rechtsgrond daarvan. I-SEC heeft [verweerder] tijdig over de loonstop geïnformeerd en onder die omstandigheden had [verweerder] kunnen (en moeten) vermoeden dat de betalingen zonder rechtsgrond waren gedaan. De conclusie is dat [verweerder] het onverschuldigd uitbetaalde loon ten bedrage van € 7.235,08 bruto aan I-SEC moet terugbetalen. De verzochte wettelijke rente wordt toegewezen met ingang van de datum van het verzoekschrift, aangezien niet is gesteld of gebleken dat [verweerder] eerder dan bij dagvaarding voor de terugbetaling van dit bedrag in gebreke is gesteld.
Ontbinding arbeidsovereenkomst
4.4.
Partijen zijn het erover eens dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen, maar twisten over de ontbindingsgrond. Aangezien hieruit voortvloeit dat niet in geschil is dat de arbeidsovereenkomst op dit moment nog bestaat, zal de kantonrechter de stellingen van partijen over de juridische kwalificatie van het gesprek van 5 april 2023 buiten beschouwing laten.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst gelegen in de omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst een lege huls is geworden. Vaststaat immers dat [verweerder] niet over een VGB en Schipholpas beschikt, zodat hij zijn eigen functie op Schiphol niet langer kan uitoefenen. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee gegeven dat van I-SEC niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst is verder vereist dat herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Daarover wordt als volgt overwogen.
4.6.
I-SEC heeft [verweerder] na het intrekken van de VGB een passende alternatieve functie als beveiliger bij JRC Petten aangeboden. Voor deze locatie is geen VGB, maar wel een PT vereist. [verweerder] heeft (nadat hij had aangegeven eerst een aantal concrete sollicitaties af te wachten) niet meer op het (herhaalde) aanbod van I-SEC gereageerd. De PT van [verweerder] was geldig tot 2 augustus 2024. I-SEC heeft [verweerder] tijdig en herhaaldelijk opgeroepen om de screeningsformulieren voor het vernieuwen van zijn PT in te vullen. [verweerder] heeft echter geen gehoor gegeven aan de verzoeken van I-SEC. De PT van [verweerder] is door zijn eigen nalaten inmiddels verlopen. Zonder PT mag [verweerder] op geen enkele locatie van I-SEC werken. Om die reden is de kantonrechter van oordeel dat herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet (meer) in de rede ligt. Het enkele feit dat I-SEC heeft toegezegd dat [verweerder] na het opnieuw verkrijgen van zijn VGB weer welkom is in zijn oude functie, doet daar niets aan af. Daarbij weegt de kantonrechter ook mee dat het bezwaar van [verweerder] op de intrekking van zijn VGB is afgewezen. Het kan in de gegeven omstandigheden niet van I-SEC gevergd worden om de beroepsprocedure af te wachten. De kantonrechter is van oordeel dat I-SEC zich voldoende heeft ingespannen om aan haar wettelijke herplaatsingsplicht te voldoen.
4.7.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van I-SEC zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 25 mei 2025. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure. Omdat (zoals hierna zal blijken) geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder], wordt voorbijgegaan aan het verzoek van I-SEC om de arbeidsovereenkomst eerder te ontbinden.
4.8.
Omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft I-SEC geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
Transitievergoeding
4.9.
I-SEC stelt zich op het standpunt dat de stelselmatige weigering van [verweerder] om met I-SEC over herplaatsing in contact te treden kwalificeert als ernstig verwijtbaar, zodat [verweerder] geen aanspraak kan maken op een transitievergoeding. Deze uitzonderingsgrond waarop I-SEC zich beroept heeft een beperkte reikwijdte en moet door de rechter terughoudend worden toegepast. De werknemer kan zijn recht op een transitievergoeding alleen kwijtraken in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het handelen of nalaten van de werknemer dat tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft geleid niet alleen als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt.
4.10.
De kantonrechter overweegt als volgt. [verweerder] heeft de afgelopen twee jaar op geen enkel verzoek van I-SEC om in gesprek te gaan, afspraken te maken over alternatief werk of de benodigde screeningspapieren in te vullen gereageerd of meegewerkt, zonder daarvoor een bevredigende verklaring te geven. [verweerder] heeft erkend dat hij adequater op de contactpogingen van I-SEC had kunnen reageren, maar zag daartoe geen noodzaak. Hij had inmiddels andere werkzaamheden gevonden om in zijn inkomen te voorzien en had daarom geen behoefte om het contact met I-SEC over alternatieve werkzaamheden te onderhouden. Dat verklaart naar het oordeel van de kantonrechter echter niet waarom [verweerder] niet het fatsoen heeft gehad om I-SEC te informeren over het feit dat hij (in afwachting van de VGB-procedure) geen interesse had in herplaatsing door I-SEC. De omstandigheid dat [verweerder] zich door de insteek van het gesprek van 5 april 2023 gekwetst voelde, rechtvaardigt zijn gedrag niet. De kantonrechter is van oordeel dat de weigerachtige opstelling van [verweerder] hem zonder meer valt aan te rekenen. Het haalt de hoge lat van de ernstige verwijtbaarheid echter niet. Daarbij weegt de kantonrechter sterk mee dat I-SEC geen schade heeft geleden door het verwijtbare handelen c.q. nalaten van [verweerder]; hij was immers sinds 18 juli 2023 met onbetaald verlof.
4.11.
Het voorgaande betekent dat [verweerder] recht heeft op een transitievergoeding. [verweerder] heeft in de afgelopen twaalf maanden niet voor I-SEC gewerkt en over die periode (dus) ook geen toeslagen ontvangen. De toeslagen die hij daarvóór heeft ontvangen tellen op basis van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding niet mee bij de berekening van de transitievergoeding. De kantonrechter gaat bij de vaststelling van de hoogte van de transitievergoeding daarom uit van een bruto maandloon van € 3.564,00 (inclusief vakantiegeld). De wettelijke transitievergoeding wordt bij een ontbindingsdatum van 25 mei 2025 berekend op € 24.264,76 bruto. I-SEC zal worden veroordeeld om dit bedrag aan [verweerder] te betalen en om binnen één maand na betaling een correcte bruto/netto-specificatie van deze betaling aan [verweerder] te verstrekken.
Proceskosten
4.12.
De proceskosten in het verzoek en in het tegenverzoek worden gecompenseerd, omdat is geoordeeld dat geen van beide partijen ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en beide partijen gedeeltelijk in het gelijk gesteld zijn.
5De beslissing
De kantonrechter:
het verzoek
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 25 mei 2025;
5.2.
veroordeelt [verweerder] om aan I-SEC een bedrag te betalen van € 7.235,08 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 februari 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af;
het tegenverzoek
5.6.
veroordeelt I-SEC om aan [verweerder] een transitievergoeding te betalen van € 24.264,76 bruto;
5.7.
veroordeelt I-SEC om binnen één maand na betaling van de transitievergoeding een correcte specificatie te verstrekken van deze betaling;
5.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
5.7.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.Deze beschikking is gegeven door mr. M.Y.H.G. Erkensen op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Artikel 7:669 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Artikel 7:671b lid 9, onder a, BW. In artikel 9 lid 3 sub c van de cao is een afwijkende opzegtermijn van acht weken opgenomen, welke op iedere dag van de maand kan worden ingeroepen.
Artikel 7:673 lid 7, onder c, BW
Zie ECLI:NL:HR:2019:203 (Woondroomzorg) | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|