|
|
ECLI:NL:RBNNE:2025:2231 | | | Datum uitspraak | : | 10-06-2025 | Datum gepubliceerd | : | 30-06-2025 | Instantie | : | Rechtbank Noord-Nederland | Zaaknummers | : | LEE 24/4149 en LEE 24/361 | Rechtsgebied | : | Belastingrecht | Indicatie | : | Eiser stelt dat de inspecteur bij het opleggen van de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) te weinig loonheffing heeft verrekend.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV mag uitgaan van gegevens die hij van de uitkeringsinstanties en werkgevers heeft ontvangen. Omdat de inspecteur die gegevens één op één gevolgd heeft is het aan eiser om aannemelijk te maken dat er meer loonheffing is ingehouden dan waar de inspecteur rekening mee heeft gehouden.
Omdat eiser zijn stelling niet nader heeft onderbouwd maakt hij niet aannemelijk dat te weinig loonheffing is verrekend. | Trefwoorden | : | inkomstenbelasting | | | lijfrente | | | uitkering | | Uitspraak | RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 24/4149 en LEE 24/3618
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 10 juni 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
en
Belastingdienst Particulieren/kantoor Arnhem, de inspecteur
(gemachtigde: [naam 1] ).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 26 juli 2024 en 12 september 2024.
Zaaknummer LEE 24/4149 (jaar 2021):
1.1.
De inspecteur heeft aan eiser voor het jaar 2021 een aanslag in de IB/PVV opgelegd. Bij het opleggen van de aanslag heeft de inspecteur € 14.927 aan loonheffing verrekend.
1.2.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur eiser € 73 belastingrente in rekening gebracht.
Zaaknummer LEE 24/3618 (jaar 2022):
1.3.
De inspecteur heeft aan eiser voor het jaar 2022 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij het opleggen van de aanslag heeft de inspecteur € 11.323 aan loonheffing verrekend.
1.4.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur eiser € 358 belastingrente in rekening gebracht.
Beide zaaknummers:
1.5.
De inspecteur heeft de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
1.6.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. [naam 2] namens de inspecteur. Eiser heeft zich afgemeld voor de zitting.
Feiten
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Belastingjaar 2021:
2.1.
In zijn aangifte IB/PVV 2021 heeft eiser de volgende inkomsten en daarop ingehouden loonheffing aangegeven:
Naam uitkeringsinstantie
Pensioen, lijfrente, uitkering e.d.
Ingehouden loonheffing
[Verzekeraar 1]
€ 49.312
€ 17.451
[Verzekeraar 2]
€ 643
€ 176
Sociale Verzekeringsbank
€ 3.817
€ 0
Totaal
€ 53.772
€ 17.627
2.2.
Bij brief van 8 februari 2024 heeft de inspecteur eiser op de hoogte gebracht van zijn voornemen om bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2021 af te wijken van de aangifte van eiser. Deze brief luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Hoe wil ik afwijken van uw aangifte?
Aanpassen bedrag van de aangegeven loonheffing
U vermeldt in uw aangifte over 2021 een bedrag van € 17.627 aan loonheffing. Uw werkgever(s) en/of uitkeringsinstantie(s) hebben ook loongegevens doorgegeven aan de Belastingdienst. Deze loongegevens vindt u in bijlage LOONGEGEVENS. Uit deze loongegevens blijkt:
- dat u in 2021 in totaal € 53.772 hebt ontvangen aan inkomsten uit loon of uitkering;
- dat hierop in totaal € 14.927 aan loonheffing is ingehouden.
(…) Ik wil daarom het bedrag van de ingehouden loonheffing vaststellen op € 14.927.”
2.3.
De aanslag is opgelegd overeenkomstig de aangekondigde voorgenomen afwijking van de aangifte.
2.4.
De door de inspecteur overgelegde renseignementen vermelden de volgende bedragen aan ingehouden loonheffing:
Naam uitkeringsinstantie
Ingehouden loonheffing
[Verzekeraar 1]
€ 14.751
[Verzekeraar 2]
€ 176
Sociale Verzekeringsbank
€ 0
Totaal
€ 14.927
Belastingjaar 2022
2.5.
In zijn aangifte IB/PVV 2022 heeft eiser de volgende inkomsten en daarop ingehouden loonheffing aangegeven:
Naam uitkeringsinstantie
Pensioen, lijfrente, uitkering e.d.
Ingehouden loonheffing
[Verzekeraar 1]
€ 49.312
€ 17.451
[Verzekeraar 2]
€ 656
€ 124
Sociale Verzekeringsbank
€ 11.310
€ 0
Totaal
€ 61.278
€ 17.575
2.6.
Bij brief van 8 februari 2024 heeft de inspecteur eiser op de hoogte gebracht van zijn voornemen om bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2022 af te wijken van de aangifte van eiser. Deze brief luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Hoe wil ik afwijken van uw aangifte?
Aanpassen bedrag van de aangegeven loonheffing
U vermeldt in uw aangifte over 2022 een bedrag van € 17.575 aan loonheffing. Uw werkgever(s) en/of uitkeringsinstantie(s) hebben ook loongegevens doorgegeven aan de Belastingdienst. Deze loongegevens vindt u in bijlage LOONGEGEVENS. Uit deze loongegevens blijkt:
- dat u in 2022 in totaal € 61.278 hebt ontvangen aan inkomsten uit loon of uitkering;
- dat hierop in totaal € 11.323 aan loonheffing is ingehouden.
(…) Ik wil daarom het bedrag van de ingehouden loonheffing vaststellen op € 11.323.”
2.7.
De aanslag is opgelegd overeenkomstig de aangekondigde voorgenomen afwijking van de aangifte.
2.8.
De door de inspecteur overgelegde renseignementen vermelden de volgende bedragen aan ingehouden loonheffing:
2022:
Naam uitkeringsinstantie
Ingehouden loonheffing
[Verzekeraar 1]
€ 11.199
[Verzekeraar 2]
€ 124
Sociale Verzekeringsbank
€ 0
Totaal
€ 11.323
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt of de aanslagen niet naar te hoge bedragen zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgrond van eiser.
4. De rechtbank oordeelt dat de aanslagen niet naar te hoge bedragen zijn opgelegd, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat te weinig loonheffingen zijn verrekend. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er te weinig loonheffing verrekend?
5. Eiser voert in beroep enkel aan dat de inspecteur te weinig loonheffing heeft verrekend. De inspecteur stelt de juiste bedragen aan loonheffing te hebben verrekend.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank mag de inspecteur in beginsel uitgaan van de gegevens die hij van werkgevers, verzekeraars en uitkeringsinstanties krijgt (de zogenaamde renseignementen).
7. Uit de overgelegde renseignementen leidt de rechtbank af dat de inspecteur deze één op één gevolgd heeft bij het opleggen van de aanslagen. Nu eiser stelt dat toch te weinig loonheffing is verrekend, is het aan hem om aannemelijk te maken dat er meer loonheffing is ingehouden op zijn inkomsten.
8. Eiser heeft zijn stelling dat de inspecteur te weinig loonheffingen heeft verrekend niet nader onderbouwd met een berekening of met stukken. De rechtbank merkt op dat ten aanzien van 2021 het verschil tussen de aangifte van eiser en de renseignementen (mogelijk) verklaard kan worden door een cijferverwisseling bij de door [Verzekeraar 2] ingehouden loonheffing (€ 17.451 versus € 14.751). In 2022 is door eiser weer ditzelfde bedrag aan loonheffing (€ 17.451) aangegeven als het jaar ervoor. Wat de redenen voor het opvoeren van deze bedragen ook zijn geweest maakt overigens voor het verdere oordeel van de rechtbank niet uit. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de inspecteur, gelet op de enkele niet onderbouwde beroepsgrond van eiser, bij het opleggen van de aanslagen is uitgegaan van de juiste bedragen aan ingehouden loonheffing.
9. De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiser heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikkingen.
Conclusie en gevolgen
10. De beroepen zijn ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Praamstra, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2025.
w.g. griffier
w.g. rechter
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. | Link naar deze uitspraak
|
| |
|
|