Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBZWB:2025:8112 
 
Datum uitspraak:19-11-2025
Datum gepubliceerd:19-12-2025
Instantie:Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Zaaknummers:11202696 CV EXPL 24-351 11202696 CV EXPL 24-351
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Levering en plaatsing van kozijnen en rolluiken. De vorderingen tot plaatsing van nieuwe rolluiken en tot vergoeding van (gevolg)schades worden afgewezen. De voorwaardelijke eis in reconventie wordt niet ontvankelijk verklaard omdat deze te laat is ingesteld.
Trefwoorden:burgerlijk wetboek
subsidies
wettelijke rente
 
Uitspraak
RECHTBANK
ZEELAND-WEST-BRABANT


Civiel recht
Kantonrechter

Zittingsplaats Tilburg

Zaaknummer: 11202696 \ CV EXPL 24-3518


Vonnis van 19 november 2025


in de zaak van



[persoon 1]
,
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie en verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [persoon 1] ,
gemachtigde: mr. P.W.J.C. van Peer, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand,

tegen



[persoon 2] H.O.D.N. [bedrijf],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie en eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [bedrijf] ,
gemachtigden: mr. J.U. Udeh en mr. N. Vonk.




1De zaak in het kort


[bedrijf] heeft kozijnen en rolluiken geleverd en geplaatst bij [persoon 1] . Volgens [persoon 1] heeft [bedrijf] dat niet goed gedaan en moeten er nieuwe rolluiken worden geplaatst. Ook vordert zij vergoeding van (gevolg)schades. De kantonrechter wijst haar vorderingen af. [bedrijf] heeft een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld. Daarin kan hij niet worden ontvangen omdat hij deze te laat heeft ingesteld. De kantonrechter zal zijn beslissingen hierna uitleggen.




2De procedure


In conventie en in voorwaardelijke reconventie



2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 juli 2025 - de conclusie na descente van [persoon 1]
- de brief van [bedrijf] van 10 juli 2025 in reactie op de vraag van de kantonrechter naar de voortgang van de herstelwerkzaamheden
- de conclusie van antwoord na descente van [bedrijf] , tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie
- de e-mail van [bedrijf] van 15 september 2025 met als bijlagen foto’s van de door [bedrijf] uitgevoerde herstelwerkzaamheden
- de e-mail van de heer ing. [naam] van 24 september 2025 inhoudende zijn beoordeling, aan de hand van de ontvangen foto’s, van de door [bedrijf] uitgevoerde herstelwerkzaamheden.



2.2.
Hierna is vonnis bepaald.





3De feiten


In conventie en in voorwaardelijke reconventie



3.1.
Partijen hebben in november 2022 een overeenkomst gesloten voor de levering en plaatsing van drie kunststof kozijnen en drie elektrische rolluiken door [bedrijf] bij [persoon 1] . Voor de afwerking aan de binnenkant van de kozijnen zou [persoon 1] zelf zorgen.



3.2.
De kozijnen en rolluiken zijn op 11 januari 2023 geplaatst.



3.3.

[bedrijf] heeft [persoon 1] een factuur van € 10.640,- gestuurd. [persoon 1] heeft hiervan € 10.390,- betaald.



3.4.
Op 12 januari 2023 heeft [persoon 1] [bedrijf] foto’s gestuurd waarop te zien is dat één van de rolluiken tot halverwege het raam en uit de geleiders hing. [bedrijf] heeft het rolluik een dag later terug in de geleiders geplaatst.



3.5.
Op 18 januari 2023 heeft [persoon 1] bij [bedrijf] geklaagd over - kort gezegd - foutieve afmetingen van de kozijnen, onjuiste en slordige montage daarvan, beschadigingen aan de elektrische rolluiken en rolluikkasten, het niet op een normale manier kunnen gebruiken van de rolluiken, niet geleverde delen en door [bedrijf] veroorzaakte schade.



3.6.

[persoon 1] heeft [bedrijf] op 22 maart 2023 in gebreke gesteld en een termijn van 21 dagen gegeven voor herstel.



3.7.
TOP Expertise BV heeft, in opdracht en in het bijzijn van [persoon 1] en in afwezigheid van [bedrijf] , ter plaatse onderzoek gedaan naar de door [bedrijf] geleverde en geplaatste kozijnen en rolluiken. TOP Expertise BV heeft in haar rapport van 31 oktober 2023 geconcludeerd dat sprake is van meerdere gebreken en heeft de kosten van herstel geschat op € 12.500,- inclusief btw en de gevolgschade op € 1.100,- inclusief btw.



3.8.
Op 23 januari 2024 heeft [persoon 1] het rapport van TOP Expertise BV toegestuurd aan [bedrijf] en heeft zij hem opnieuw gesommeerd tot herstel binnen twee weken.



3.9.
Partijen hebben hierna nog met elkaar gecorrespondeerd.



3.10.
Op de mondelinge behandeling van 4 februari 2025 is besproken en waren partijen het erover eens dat de kantonrechter een deskundige zou benoemen. De kantonrechter heeft vervolgens de heer ing. [naam] tot deskundige benoemd.



3.11.
Het onderzoek door de deskundige heeft, in het bijzijn van partijen, hun gemachtigden, de kantonrechter en de griffier, plaatsgevonden op 15 mei 2025. Daarvan is door de kantonrechter en de griffier een proces-verbaal opgemaakt. De deskundige heeft de in het proces-verbaal genoemde gebreken geconstateerd.



3.12.
Hierna heeft [bedrijf] de in het proces-verbaal van 15 mei 2025 genoemde herstelwerkzaamheden verricht. De deskundige heeft alle herstelwerkzaamheden akkoord bevonden.





4Het geschil


In conventie en in voorwaardelijke reconventie



4.1.

[persoon 1] vordert in conventie - na wijziging van eis - veroordeling van [bedrijf] tot betaling van € 25.000,- en de proceskosten.



4.2.

[bedrijf] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [persoon 1] , dan wel tot afwijzing van haar vorderingen. Voor het geval [persoon 1] niet voornemens is vrijwillig aan haar betalingsverplichting te voldoen, vordert [bedrijf] veroordeling van [persoon 1] tot betaling van € 250,-. [bedrijf] vordert verder veroordeling van [persoon 1] in de proceskosten in conventie en in voorwaardelijke reconventie, te vermeerderen met de wettelijke rente.



4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.





5De beoordeling


In conventie



5.1.
Het door [persoon 1] gevorderde bedrag van € 25.000,- bestaat uit:


€ 8.167,02 voor vervanging en montage van nieuwe rolluiken;


€ 6.140,98 voor schade aan het deurkozijn in de slaapkamer aan de voorzijde, koudebrugeffect in de kozijnen en op ondeugdelijke wijze ‘afgedichte’ kozijnen;


€ 1.100,- aan herstel gevolgschade zoals vermeld in het rapport van TOP Expertise BV, vermeerderd met de door de deskundige tijdens de descente geconstateerde schades;


€ 6.400,- aan vertragingsschade en


€ 3.192,- aan gemiste verduurzamingssubsidie.


Deze posten zullen hieronder na elkaar worden beoordeeld.



5.2.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat alle in het proces-verbaal van descente van 15 mei 2025 genoemde en door [bedrijf] verrichte herstelwerkzaamheden naar tevredenheid van de deskundige zijn uitgevoerd. De kantonrechter volgt de deskundige hierin.



€ 8.167,02 voor vervanging en montage van nieuwe rolluiken




5.3.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding voor vervanging en montage van nieuwe rolluiken overweegt de kantonrechter het volgende.



5.4.
De deskundige heeft tijdens de descente medegedeeld dat de door [bedrijf] bij [persoon 1] geplaatste rolluiken sluiten en qua hoogte voldoen. Ook is gebleken dat [bedrijf] de kap van het rolluik aan de voorkant van de woning - die beschadigd was - inmiddels heeft vervangen. Gelet hierop is niet komen vast te staan dat de rolluiken moeten worden vervangen.



5.5.
Tijdens de descente is een discussie ontstaan over de windklasse van de rolluiken. [persoon 1] heeft aan dat feit alleen geen juridische gevolgen verbonden zodat een oordeel daarover achterwege kan blijven.



5.6.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering afgewezen.


€ 6.140,98 voor schade aan het deurkozijn in de slaapkamer aan de voorzijde, koudebrugeffect in de kozijnen en op ondeugdelijke wijze ‘afgedichte’ kozijnen




5.7.

[persoon 1] stelt dat [bedrijf] schade heeft veroorzaakt aan het deurkozijn in de slaapkamer aan de voorzijde. [bedrijf] betwist dit. De kantonrechter is van oordeel dat [persoon 1] haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.



5.8.
Ten aanzien van het koudebrugeffect in de kozijnen heeft de deskundige tijdens de descente medegedeeld dat dat te maken heeft met de constructieve afwerking van de kozijnen. Vast staat dat die afwerking door de herstelwerkzaamheden alsnog en naar tevredenheid van de deskundige heeft plaatsgevonden. Voor zover het koudebrugeffect al was aan te merken als een gebrek, heeft [bedrijf] dit dus hersteld. Dit geldt ook voor de afdichting van de door [bedrijf] bij [persoon 1] geplaatste kozijnen. Ook dit kan dus niet leiden tot toewijzing van de vordering.


€ 1.100,- aan herstel gevolgschade zoals vermeld in het rapport van TOP Expertise BV, vermeerderd met de door de deskundige tijdens de descente geconstateerde schades




5.9.
De kantonrechter stelt vast dat het door [persoon 1] gevorderde bedrag van € 1.100,- aan herstel gevolgschade bestaat uit:
- herstel van de plafonds slaapkamers € 300,-
- herstel van de wandtegels (badkamer) € 350,-
- aanpassen van de gordijnen (rails) € 350,-
- verwijderen PUR-schuim van laminaatvloer (slaapkamer voor) € 100,-.
Hierna zullen deze onderdelen achtereenvolgens worden beoordeeld.


Herstel van de plafonds slaapkamers



5.10.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de beschadigingen aan de plafonds in de slaapkamers zijn veroorzaakt door het plaatsen van de kozijnen door [bedrijf] .


Herstel van de wandtegels (badkamer)



5.11.
Vast staat dat op verzoek van [persoon 1] in de badkamer gebruik is gemaakt van een door haarzelf aangeschaft kozijn. Naar het oordeel van de kantonrechter moeten de gevolgen daarvan voor rekening en risico van [persoon 1] komen en zijn deze niet aan te merken als een tekortkoming van [bedrijf] .


Aanpassen van de gordijnen (rails)



5.12.
Niet is komen vast te staan wat partijen zijn overeengekomen over de gordijnrails. Het niet kunnen terugplaatsen op de oude wijze kan daarom niet als een tekortkoming van [bedrijf] in de nakoming van de overeenkomst worden aangemerkt.


Verwijderen PUR-schuim van laminaatvloer (slaapkamer voor)



5.13.
Uit de e-mail van [bedrijf] van 6 december 2022 (productie 19 van [bedrijf] ) blijkt dat [persoon 1] is opgedragen om de vloer te beschermen. De kantonrechter gaat er, mede gelet op de opmerking van [bedrijf] dat zij de vloer niet had afgedekt, vanuit dat [persoon 1] dat onvoldoende heeft gedaan. Gelet daarop kunnen de gevorderde kosten voor het verwijderen van PUR-schuim van de laminaatvloer niet voor rekening van [bedrijf] komen.



5.14.
De conclusie is dat het gevorderde bedrag van € 1.100,- voor herstel gevolgschade moet worden afgewezen.



5.15.

[persoon 1] maakt ook aanspraak op vergoeding van de door de deskundige tijdens de descente geconstateerde schades. Los van dat [persoon 1] dit niet nader heeft onderbouwd en gespecificeerd met bedragen, geldt dat de vordering daarmee het gevorderde bedrag van € 25.000,- te boven zou gaan. Dit kan dus ook niet leiden tot toewijzing van een bedrag.


€ 6.400,- aan vertragingsschade




5.16.
De kantonrechter kan zich voorstellen dat er bij [persoon 1] een periode van ongenoegen is geweest over de manier waarop [bedrijf] het werk in eerste instantie heeft opgeleverd. Daargelaten dat [persoon 1] dit bedrag niet heeft onderbouwd, rechtvaardigt dit enkele feit naar het oordeel van de kantonrechter niet een bedrag van € 6.400,- aan vertragingsschade.



5.17.
Voor zover [persoon 1] heeft bedoeld om immateriële schadevergoeding te vorderen, overweegt de kantonrechter als volgt. Volgens de wet bestaat daarop alleen recht als er sprake is van lichamelijk letsel, een aantasting van eer of goede naam of een andere persoonlijke aantasting. Niet gesteld of gebleken is dat één van die situaties zich hier voordoet.



5.18.
Ook deze vordering wordt dus afgewezen.


€ 3.192,- aan gemiste verduurzamingssubsidie




5.19.

[persoon 1] vordert een vergoeding voor gemiste duurzaamheidssubsidie. Zij stelt daartoe dat zij als gevolg van het ontbreken van een juiste en voldoende gespecificeerde factuur en de opgetreden vertragingen geen duurzaamheidssubsidie (30% van de factuur van [bedrijf] van € 10.640,-) meer kan aanvragen.



5.20.
Met [bedrijf] is de kantonrechter van oordeel dat [persoon 1] deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Zo heeft [persoon 1] niet toegelicht dat en voor welke duurzaamheidssubsidie precies zij in aanmerking zou komen en ook niet dat zij nu te laat zou zijn met het aanvragen daarvan. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat partijen het eerder over een dergelijke subsidie hebben gehad en evenmin dat [persoon 1] aan [bedrijf] (tijdig) kenbaar heeft gemaakt dat en waarom de factuur niet zou voldoen. Op grond waarvan [bedrijf] aansprakelijk kan worden gehouden voor de beweerdelijk gemiste subsidie valt dan ook niet in te zien.



5.21.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen.


Toevoegingen aan het proces-verbaal van de descente




5.22.

[persoon 1] vraagt in de conclusie na descente om het nodige toe te voegen aan het proces-verbaal van de descente. De kantonrechter heeft bedoeld proces-verbaal daarop niet aangepast maar de conclusie na descente met daarin de opmerkingen over het proces-verbaal maakt wel onderdeel uit van de procedure. Dit geldt ook voor de opmerking van [bedrijf] in de conclusie van antwoord na descente ten aanzien van de windklasse.


Proceskosten




5.23.
Gelet op het feit dat herstel is verricht lopende de procedure en de vorderingen van [persoon 1] worden afgewezen, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.



5.24.
De kantonrechter is van oordeel dat [bedrijf] de deskundigenkosten moet betalen omdat onderzoek door de heer ing. [naam] noodzakelijk was voor het vaststellen van de gebreken die ook aantoonbaar aanwezig waren. Die kosten bestaan uit € 1.277,76 - conform voorschot - voor de aanwezigheid van de deskundige bij de descente en € 319,44 voor de beoordeling van de herstelwerkzaamheden. Aangezien partijen ieder de helft van het voorschot hebben betaald, zal [bedrijf] worden veroordeeld € 638,88 aan [persoon 1] te vergoeden. Het bedrag van € 319,44 moet [bedrijf] overmaken zoals in het dictum vermeld.


In voorwaardelijke reconventie




5.25.

[bedrijf] heeft in de conclusie van antwoord na descente een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld. De wet schrijft voor dat een eis in reconventie dadelijk bij het antwoord (in reactie op de dagvaarding) moet worden ingesteld. Nu [bedrijf] dat niet heeft gedaan, is hij te laat en kan hij niet in zijn voorwaardelijke eis in reconventie worden ontvangen.



5.26.
De kantonrechter overweegt ten overvloede het volgende. Vast is komen te staan dat de overeengekomen raamklinken nog niet zijn geleverd en dat [bedrijf] bereid is om die klinken te leveren. Ook staat vast dat [persoon 1] nog een bedrag van € 250,- aan [bedrijf] moet betalen. De kantonrechter vertrouwt erop dat partijen deze kwestie samen goed afhandelen.



5.27.
Om proceseconomische redenen heeft de kantonrechter ervan afgezien om [persoon 1] op de voorwaardelijke eis in reconventie te laten reageren. De proceskosten in voorwaardelijke reconventie, die [bedrijf] gelet op de uitkomst van die procedure moet betalen, worden aan de zijde van [persoon 1] daarom begroot op nihil.





6De beslissing

De kantonrechter


In conventie



6.1.
wijst de vorderingen van [persoon 1] af,



6.2.
veroordeelt [bedrijf] tot betaling aan [persoon 1] van € 638,88 aan deskundigenkosten en compenseert de proceskosten voor het overige, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,



6.3.
bepaalt dat [bedrijf] € 319,44 moet overmaken binnen twee weken na de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,



6.4.
verklaart de veroordeling genoemd onder 6.2. uitvoerbaar bij voorraad.


In voorwaardelijke reconventie




6.5.
verklaart [bedrijf] niet-ontvankelijk in zijn vordering,



6.6.
veroordeelt [bedrijf] in de proceskosten, aan de zijde van [persoon 1] begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken door mr. Ebben op 19 november 2025.



Artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek.


Artikel 137 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Link naar deze uitspraak