Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:OGEAM:2018:120 
 
Datum uitspraak:07-11-2018
Datum gepubliceerd:11-01-2019
Instantie:Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Zaaknummers:
Rechtsgebied:Belastingrecht
Indicatie:Bij tussenuitspraak van 29 maart 2018, ECLI:NL:OGEAM:2018:15, had het Gerecht geoordeeld dat het jacht geëxploiteerd wordt door belanghebbende, dat de bemanningsleden in dienstbetrekking zijn bij belanghebbende en dat belanghebbende daarom inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting. Deze oordelen kunnen als eindbeslissingen worden opgevat. De hoogte van de naheffingsaanslagen loonbelasting staat nog ter discussie. Bij de werknemers waarvan de identiteit niet bekend is, heeft de inspecteur terecht het anoniementarief toegepast. Verder is terecht het gebruteerde tarief toegepast, nu niet aannemelijk is dat verhaal van de te weinig geheven loonbelasting op de werknemers mogelijk is geweest.
Trefwoorden:anoniementarief
loonbelasting
naheffingsaanslag
 
Uitspraak
Uitspraak van 7 november 2018
BBZ nrs. SXM201501128 en SXM201501130


GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN


UITSPRAAK

op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:



[ X ], statutair gevestigd op de Marshalleilanden,
belanghebbende,

gericht tegen:


DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Sint Maarten,
de Inspecteur,




1PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 16 juli 2011 een naheffingsaanslag in de loonbelasting over het jaar 2008 opgelegd ten bedrage van NAf 489.347. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd van Naf 244.673 (50%) .



1.2
Aan belanghebbende is met dagtekening 16 juli 2011 een naheffingsaanslag premies AOV/AWW over het jaar 2008 opgelegd ten bedrage van NAf. 72.376. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd van Naf 18.094 (25%).



1.3
Belanghebbende is op 19 april 2013 tegen de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes in bezwaar gekomen. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 7 februari 2014 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn.



1.4
Belanghebbende heeft op 3 februari 2015 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.



1.5
De Inspecteur heeft op 2 november 2015 een verweerschrift ingediend.



1.6
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 juni 2016 te Philipsburg. Namens belanghebbende zijn verschenen [ A ] en [ B ]. Namens de Inspecteur is verschenen [ C ]. De zaken met de nummers SXM201501128 (LB 2008), SXM201501130 (AOV 2008), SXM201501131 (WB 2009), SXM201501132 (WB 2011), SXM2015001137 (BBO jul 2012) en SXM201501145 tot en met SXM201501148 (BBO aug t/m nov 2012) zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende heeft een pleitnota met bijlagen overgelegd. De mondelinge behandeling is aangehouden.



1.7
De mondelinge behandeling is hervat op 15 september 2016. Namens belanghebbende zijn verschenen [ A ] en [ B ]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [ C ] en [ D ]. Beide partijen hebben een pleitnota overgelegd. Wederom zijn de onder 1.6 genoemde zaken gezamenlijk behandeld.



1.8
Na de zitting heeft belanghebbende overeenkomstig het verzoek van het Gerecht een nader stuk overgelegd. De Inspecteur heeft hierop gereageerd. Een afschrift van de overgelegde stukken is telkens naar de wederpartij gestuurd.



1.9
Het Gerecht heeft bij tussenuitspraak van 29 maart 2018 belanghebbende in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het bedrag van de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes.



1.10
Bij brief van 6 juni 2018 heeft belanghebbende aan het Gerecht haar reactie gestuurd. Deze is doorgestuurd aan de Inspecteur.



1.11
Een nadere zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2018 te Philipsburg, Sint Maarten. Namens belanghebbende is verschenen [ F ]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [ D ] en [ E ]. Wederom zijn de onder 1.6 genoemde zaken gezamenlijk behandeld. Beide partijen hebben een pleitnota voorgedragen en ingebracht. Het Gerecht heeft het onderzoek gesloten.






2TUSSENUITSPRAAK

2.1
In de tussenuitspraak van 29 maart 2018, ECLI:NL:OGEAM:2018:15, heeft het Gerecht geoordeeld dat het beroep ontvankelijk is, dat het bezwaar ontvankelijk is, dat het jacht wordt geëxploiteerd door belanghebbende, dat de bemanningsleden in dienstbetrekking werkzaam zijn bij belanghebbende, dat belanghebbende is gevestigd in Sint Maarten, dat de bemanningsleden hun woonplaats in Sint Maarten hebben omdat de thuishaven van het jacht daar is gelegen, en dat belanghebbende derhalve inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting en de premies AOV/AWW.



2.2
In de tussenuitspraak heeft het Gerecht belanghebbende in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het bedrag van de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes.



2.3
Bij brief van 6 juni 2018 heeft belanghebbende aan het Gerecht haar reactie gestuurd. Belanghebbende merkt op dat de arbeidsovereenkomsten niet zijn aangegaan met belanghebbende maar met [ AH ] en dat de kostenpost van belanghebbende met de vermelding ‘crewsalaries’ slechts een doorbelasting is van personeelskosten van [ AH ].



2.4
Het Gerecht zal slechts in uitzonderlijke gevallen terugkomen van een in een tussenuitspraak gegeven oordeel. Van een uitzonderlijk geval is in dit geval niet gebleken, zodat de in de tussenuitspraak gegeven oordelen als eindbeslissingen kunnen worden opgevat. Ook de stelling van belanghebbende dat de kostenpost ‘crewsalaries’ slechts doorbelaste personeelskosten betreft, geeft geen aanleiding terug te komen van het oordeel in de tussenuitspraak dat sprake is van een arbeidsverhouding, nu belanghebbende deze stelling op generlei wijze heeft onderbouwd.






3OVERWEGINGEN


Omkering en verzwaring bewijslast


3.1
Namens de Inspecteur is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld over de jaren 2006 tot en met 2008. De bevindingen zijn neergelegd in een rapport van 4 mei 2011. Daarin is onder meer het volgende opgemerkt: “Ondanks de genoemde gebreken wordt de administratie toch als grondslag voor de berekening van de bedrijfsomzetten, loonbelasting en premies geaccepteerd. (…)” Gelet op deze toezegging kan de gebrekkige administratie niet leiden tot omkering van de bewijslast.


Looncorrecties



3.2
De Inspecteur heeft de looncorrecties gebaseerd op de gesloten arbeidsovereenkomsten en op de gedane verstrekkingen en vergoedingen. De berekening van de na te heffen loonbelasting en premies AOV/AWW voor het jaar 2008 is uitvoerig beschreven in het rapport boekenonderzoek van 4 mei 2011, blz. 8 t/m 20 (deels weergegeven in de tussenuitspraak van 29 maart 2018, onderdeel 2.8).



3.3
Belanghebbende heeft daartegen ingebracht dat het anoniementarief onterecht is toegepast en dat bij de berekening van de naheffingsaanslagen ten onrechte ervan is uitgegaan dat de te weinig geheven loonbelasting en premies niet op de werknemers zullen worden verhaald.




Anoniementarief



3.4
Wat betreft het anoniementarief heeft te gelden dat ingeval de verstrekking van naam, adres of woonplaats van de werknemer niet door middel van een loonbelastingverklaring is geschied, het in artikel 9 Landsverordening op de Loonbelasting 1976 voorgeschreven anoniementarief moet worden toegepast, zelfs in het geval waarin de inhoudingsplichtige langs andere weg van naam, adres en woonplaats van de werknemer op de hoogte is (vgl. HR 8 juni 2007, nr. 42.171, ECLI:NL:HR:2007:AX9096). In het onderhavige geval heeft de Inspecteur ondanks het ontbreken van loonbelastingverklaringen ervoor gekozen, in weerwil van de wettelijke mogelijkheid, het anoniementarief niet met betrekking tot alle werknemers toe te passen, maar uitsluitend voor de loonbedragen - ten bedrage van in totaal NAf 65.526 - die uitbetaald zijn aan werknemers waarvan ook langs andere weg de identiteit niet bekend is. Hetgeen belanghebbende dienaangaande heeft aangevoerd over een mogelijke dubbeltelling komt het Gerecht dermate weinig overtuigend voor, dat daarin geen aanleiding wordt gevonden tot vermindering van de naheffingsaanslagen.


Brutering



3.5
Indien verhaal van de te weinig geheven loonbelasting en premies op de werknemers achterwege blijft, is naheffing met toepassing van het gebruteerde tarief mogelijk. Op belanghebbende rust de last aannemelijk te maken dat de mogelijkheid van verhaal niet van de aanvang af heeft ontbroken (HR 24 september 2004, nr. 39.202, ECLI:NL:HR:2004:AO4778).



3.6
De Inspecteur heeft in het rapport boekenonderzoek van 4 mei 2011 belanghebbende nadrukkelijk erop gewezen dat als zij besluit om te gaan verhalen op de werknemers, naheffing over het jaar 2008 met toepassing van het gebruteerde tarief niet langer mogelijk is. Belanghebbende heeft eerst in zijn pleitnota van 4 oktober 2018 gesteld dat zij voornemens is te verhalen.



3.7
Naar het oordeel van het Gerecht heeft belanghebbende, die geen enkel bewijs voor zijn blote stelling heeft bijgebracht, niet aannemelijk gemaakt dat op enig moment verhaal mogelijk is geweest van de in de onderhavige naheffingsaanslagen begrepen loonbelasting en premies AOV/AWW. Daarbij neemt het Gerecht mede in aanmerking dat belanghebbende deze stelling voor het eerst ter zitting heeft geponeerd, bijna tien jaar na het onderhavige loontijdvak, hetgeen afbreuk doet aan de overtuigingskracht ervan. Het gelijk is ook op dit punt derhalve aan de Inspecteur.


Vergrijpboetes



3.8
Aan belanghebbende is een vergrijpboete opgelegd van 50 percent van de niet of niet tijdig betaalde loonbelasting. Redengevend daarvoor is dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat de loonbelasting niet of niet tijdig is betaald (artikel 21 ALL in samenhang met artikel 7 Ministeriële beschikking administratieve boeten).



3.9
Verder is aan belanghebbende een vergrijpboete opgelegd van 25 percent van de niet of niet tijdig betaalde premies AOV/AWW. Redengevend daarvoor is dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat de premies niet of niet tijdig zijn betaald (artikel 29b Landsverordening AOV en artikel 32b Landsverordening AWW).



3.10
Anders dan belanghebbende kennelijk veronderstelt, hoeft de opzet slechts gericht te zijn op de gedraging, te weten het niet of niet tijdig betalen van loonbelasting en premies AOV/AWW, en dus niet ook op het overtreden van de wettelijke verplichting tot doen van tijdige betalingen (vgl. HR 24 april 2007, nr. 01210/06, ECLI:NL:HR:2007:AZ8783). Het Gerecht leidt de opzet van belanghebbende af uit de omstandigheid dat zij willens en wetens geen loonbelasting en premies AOV/AWW heeft betaald, aangezien zij in de – onjuiste – veronderstelling verkeerde niet inhoudingsplichtig te zijn.



3.11
Indien belanghebbende naar objectieve maatstaven gemeten redelijkerwijs kon en mocht menen dat zij niet inhoudingsplichtige was (pleitbaar standpunt), dienen de vergrijpboetes te vervallen (vgl. HR 21 april 2017, 15/05278, ECLI:NL:HR:2017:638). Het standpunt van belanghebbende dat zij niet inhoudingsplichtige is, acht het Gerecht niet zodanig verdedigbaar dat het innemen daarvan in de weg staat aan het opleggen van een boete. In dat verband wijst het Gerecht op de tussenuitspraak van 29 maart 2018, onderdeel 4.2. Het Gerecht acht de opgelegde vergrijpboetes passend en geboden.


Slotsom



3.12
Gelet op het vorenstaande handhaaft het Gerecht de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes. Wel heeft de Inspecteur de bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, zodat het beroep gegrond is. Ter voorlichting van belanghebbende merkt het Gerecht op dat de uitspraken van de Inspecteur om procedurele redenen worden vernietigd, maar dat belanghebbende inhoudelijk geen gelijk krijgt.






4PROCESKOSTEN

4.1
Het Gerecht ziet aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nummers SXM201501128 (LB 2008), SXM201501130 (AOV 2008), SXM201501131 (WB 2009), SXM201501132 (WB 2011) en SXM2015001137 (BBO jul 2012) samenhangen.



4.2
Nu in de ten name van belanghebbende gestelde uitspraak met de nummers SXM201501131 en SXM201501132 een proceskostenveroordeling is uitgesproken, blijft deze in onderhavige uitspraak achterwege.






5DE BESLISSING
Het Gerecht:

- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- verklaart het bezwaar tegen de naheffingsaanslag loonbelasting 2008 ongegrond;
- verklaart het bezwaar tegen de naheffingsaanslag premie AOV/AWW 2008 ongegrond;
- verklaart het bezwaar tegen de vergrijpboetes ongegrond.


Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2018, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.


De griffier, De rechter,









Afschriften zijn per post/per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.








HOGER BEROEP


Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na de verzenddatum hoger beroep instellen bij:

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)


Frontstreet 58 (The Courthouse)


Philipsburg


Sint Maarten


U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie: belastinggriffie@caribjustitia.org.

Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd. In het beroepschrift kan aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Link naar deze uitspraak