Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBGEL:2019:1123 
 
Datum uitspraak:27-02-2019
Datum gepubliceerd:15-03-2019
Instantie:Rechtbank Gelderland
Zaaknummers:
Rechtsgebied:Civiel recht
Indicatie:Vervolg op ECLI:NL:RBGEL:2015:7999 en ECLI:NL:RBGEL:2016:7064. Begroting van schade als gevolg van beroepsfout door accountant. Gemiste fiscale voordelen uit MIA-Vamil-regeling.
Trefwoorden:investeringsaftrek
ligboxenstal
melkveehouderij
mia
milieu-investeringsaftrek
mkb-winstvrijstelling
subsidieregelingen
subsidies
tarieven
vamil
wettelijke rente
willekeurige afschrijving
woz waarde
woz-waarde
 
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/281070 / HA ZA 15-191 / 172 / 560


Vonnis van 27 februari 2019


in de zaak van



[naam eiser]
,
wonende te Wilhelminaoord,
eiser,
advocaat mr. H.J. Berends te Zwolle,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ALFA ACCOUNTANTS EN ADVISEURS B.V.,
gevestigd te Wageningen,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Vetter te Amsterdam.


Partijen zullen hierna [naam eiser] en Alfa Accountants worden genoemd.





1De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:


het tussenvonnis van 20 september 2017,


het deskundigenbericht van 19 maart 2018,


de conclusie na deskundigenbericht, tevens vermeerdering van eis van de zijde van [naam eiser] ,


de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van Alfa Accountants,


de verwijzing naar de rol voor uitlating ex artikel 2.11 van het Landelijk Procesreglement.





1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.





2De vordering

2.1.
Bij conclusie na enquête heeft [naam eiser] zijn eis vermeerderd met € 1.833,00. Dat zijn de kosten van een aanvullende rapportage die hij door zijn adviseur Flynth heeft laten opstellen. De oorspronkelijke vordering tot vergoeding van deskundigenkosten zoals ingesteld in het petitum onder 2 wordt aldus verhoogd van € 7.950,00 tot € 9.783,00.


2.2.
Alfa Accountants heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze eisvermeerdering. De rechtbank ziet geen aanleiding deze ambtshalve buiten beschouwing te laten (artikel 130 Rv).





3De verdere beoordeling

3.1.
Bij tussenvonnis van 23 december 2015 heeft de rechtbank geoordeeld dat Alfa Accountants op grond van artikel 7:401 BW aansprakelijk is voor schade die [naam eiser] heeft geleden doordat Alfa Accountants er niet op heeft toegezien dat de aanvraag voor de MIA/Vamil-regeling 2011, een subsidieregeling waarvoor [naam eiser] in aanmerking wilde komen, tijdig is gedaan (4.4 – 4.7). Dat oordeel gold voor het geval dat [naam eiser] aan Alfa Accountants opdracht had gegeven hem te adviseren en te begeleiden in het MIA/Vamil-traject voor de bouw van een MDV-stal in 2011. Daarvoor heeft [naam eiser] een bewijsopdracht gekregen (4.3). Bij tussenvonnis van 7 december 2016 heeft de rechtbank na bewijslevering geoordeeld dat [naam eiser] die opdracht inderdaad aan Alfa Accountants heeft gegeven (2.8). In dat tussenvonnis is verder na bewijslevering geoordeeld dat [naam eiser] in 2011 een investeringsbeslissing in de zin van artikel 3.43 lid 21 Wet IB 2001 heeft genomen, op grond waarvan het verweer van Alfa Accountants is verworpen dat [naam eiser] als gevolg van de tekortkoming geen schade heeft geleden omdat hij in 2011 niet had geïnvesteerd en dus hoe dan ook niet voor subsidie in aanmerking zou zijn gekomen (2.12). Ook is in dat tussenvonnis geoordeeld dat de schade van de echtgenote van [naam eiser] voor vergoeding in aanmerking komt als zij haar vordering aan hem overdraagt, wat zij bij cessie-akte van 20 januari 2017 alsnog heeft gedaan. In het tussenvonnis van 7 december 2016 is verder geoordeeld dat het debat over de schade van [naam eiser] zich beperkt tot de vraag of de aanschaf van een melkmachine in de schadeberekening kan worden betrokken en of de benadering van Flynth (de adviseur van [naam eiser] die op zijn verzoek de schade heeft begroot, zie de dagvaarding onder 29 en productie 16) dan wel die van Alfa Accountants de juiste is om de schade te berekenen (2.14).



3.2.
In de schadebegroting van 18 februari 2015 die Flynth op verzoek van [naam eiser] heeft opgesteld, staat onder meer:

De accountant van de heer [naam eiser] heeft verzuimd om een MIA-Vamil aanvraag in te dienen met betrekking tot een investering in een nieuw te bouwen ligboxstal. Was deze aanvraag wel gedaan dan had de heer [naam eiser] de faciliteiten die de Milieu-Investeringsaftrek en Willekeurige afschrijving (hierna te noemen, MIA-Vamil) biedt kunnen verwerken in zijn belastingaangifte over de jaren 2011 c.q. 2012 en de jaren daarna. De heer [naam eiser] heeft ons gevraagd om een becijfering van deze schade op te stellen. (...)


De uitgangspunten van de schadebecijfering:



1. Totale investering, € 696.829 (ligboxstal € 568.616, koeltank € 19.000, melkinstallatie € 109.213)

2. Maximumbedrag waarover MIA-Vamil, 123 melkkoeien × € 5.300 = € 651.900.

3. MIA % is 27% en Vamil afschrijving is 75%, daarna kan afgeschreven worden tot restwaarde, deze is voor de stal (na 20 jaar) € 0,-.

4. Bij MIA-Vamil mag de stal geheel afgeschreven worden, 75% van de waarde vrij en de laatste 25% op normale afschrijving. Bij niet MIA-Vamil mag afgeschreven worden tot 50% van de WOZ-waarde (=bodemwaarde). Deze 50% waarde is becijferd op € 295.900,-.

5. Over de jaren 2012 tot en met 2014 kan de schade exact becijferd worden. Door van deze jaren de inkomstenbelastingaangifte op te stellen zonder MIA-Vamil en met MIA-Vamil verwerking. Deze schade A is becijferd op € 38.119 (A.) + € 3.659 (A rente), rente schade (4% vanaf jaar 2012 t.m. 2014) + € 2.572,- (A. OR latentie).

6. De schade vanaf de jaren 2015 t.m. het jaar waarin de stal de bodemwaarde (€ 295.000) bereikt is schade B. De schade B. is becijferd op: € 8.000.

De schade B. is aan te duiden als schade die werkelijk geleden wordt en dient derhalve geheel vergoed te worden. Deze schade van jaar 2015 t.m. 2022 (8 jaar) is ingeschat op € 1.000 per jaar. Bij het toepassen van Vamil afschrijving kan het afschrijvingsbedrag zodanig (groter, kleiner of niet) toegepast worden dat de meest optimale aangifte verkregen wordt.

7.
De schade C. bedraagt € 118.612,-. Dit betreft het gemiste belastingvoordeel omdat het bedrag ter grootte van de bodemwaarde (€ 295.000) niet kan worden afgeschreven in de periode 2023 t/m 2033.
Vervolgens is de contante waarde berekend van het schadebedrag.

De schade C. is als volgt becijferd. Van jaar 2023 t.m. jaar 2033 kan de stal afgeschreven worden tot € 0,-. Jaarlijks geeft dit 10 × € 11.651,- belasting voordeel (minder te betalen) en 1 jaar € 2.106,-. Dit in contante waarde teruggerekend naar jaar 2015 tegen een rekenrente van 2,0% geeft een waarde van € 92.585,-.

8.
De schade D. zijn de kosten van het becijferen van deze schade. Dit is € 7.500,- exclusief 21% BTW, inclusief is dit bedrag € 9.075,-.


De schade A., A rente en A. OR latentie is al werkelijk geleden schade. Daarbij is o.a. uitgegaan van een IB tarief van 42% (gecorrigeerd met: + 5,65% te betalen zorgverzekeringswet zelfstandigen, -/- 14% mkb-winstvrijstelling = 40,98%) en een rekenrente van 2% (CW berekening).



Samenvatting schade bedrag:

A. € 38.119
A. rente € 3.659
A. OR latentie € 2.572
B. € 8.000
C. € 92.595
D. € 9.075

Totaal
€ 154.020




3.3.
Om de schade van [naam eiser] te kunnen begroten, heeft de rechtbank een deskundigenbericht noodzakelijk geacht. Bij vonnis van 20 september 2017 heeft zij mr. ing. B. van den Kerkhof, werkzaam bij ABAB te Tilburg, als deskundige benoemd om drie vragen te beantwoorden (zoals overgenomen in het rapport). De deskundige heeft gerapporteerd op 19 maart 2018. In het rapport staat onder meer:


1. Is de beslissing om te investeren in een melktank een beslissing geweest die in de normale lijn der verwachting lag en daardoor ook te betrekken [is] in de schadeberekening in de onder 2.4 bedoelde zin?


Het antwoord op de vraag of een investering in een melkkoeltank in de normale lijn der verwachting ligt indien een ondernemer een investering in een nieuwe ligboxenstal doet, is positief te beantwoorden. (...)


2. Op welk bedrag begroot u de schade van [naam eiser] en zijn echtgenote ten gevolge van het niet tijdig in 2012 indienen van een aanvraag van de MIA/Vamil-regeling 2011 met en zonder daarin de melktank te betrekken?


Bij de beantwoording van deze vraag heb ik de gegevens in de berekening van Flynth als uitgangspunt genomen. Hierbij de restrictie dat ik de WOZ-waarde van het gebouw exclusief de ondergrond als gevolg van de technische veroudering in 30 jaar laat afnemen tot 55% van de nieuwbouwwaarde. Daardoor neemt de bodemwaarde die op 50% van de WOZ-waarde van het gebouw inclusief mestputten wordt gesteld af van 50% van € 591.804 naar 50% van € 329.804 te weten € 164.704.

Hetgeen na 30 jaar resteert is de ondergrond met een WOZ-waarde van € 17.300 en een verouderde opstal van € 312.500. De afwaardering als gevolg van de veroudering van het gebouw bedraagt daardoor 2% per jaar. Deze afname van 2% per jaar baseer ik op de volgende argumenten.

- De bedrijfsgebouwen worden in fiscale zin in 20 jaar afgeschreven tot een restwaarde van nihil.
- De wettelijke bepaling van artikel 3.30a Wet IB 2001 beperkt de afschrijving tot 50% van de WOZ-waarde (bodemwaarde).
- Bij het bepalen van de WOZ-waarde wordt rekening gehouden met de technische veroudering van de bedrijfsgebouwen, de invloed van de beperkingen als gevolg van wet- en regelgeving en het marktsentiment. In het geval de melkveehouderij in het betreffende gebouw wordt voortgezet, zal er na 30 jaar een groot aantal ingrijpende aanpassingen moeten worden doorgevoerd. De waarde in het economisch verkeer van dergelijke opstallen kent daardoor in de praktijk historisch bezien een dalende tendens.

De technische veroudering verloopt langzamer, maar kan in dit kader niet worden genegeerd. De reden dat ik de gegevens van Flynth als uitgangspunt heb genomen rekening houdend met de door mij op basis van de praktijk aangenomen afname van de WOZ-waarde, is gelegen in het feit dat de gegevens in de berekening van Flynth aansluiten bij hetgeen er binnen de melkveehouderij gemiddeld aan belastingdruk geldt. Voorts heb ik vastgesteld dat in de berekening van Flynth de schade als gevolg van de gemiste MIA is bepaald op de werkelijke gegevens.

Verliezen kunnen door natuurlijke personen zoals in het onderhavige geval middels carry-back met de drie voorgaande jaren worden verrekend en middels carry-forward met de negen komende jaren. Uit de berekening van Flynth volgt dat in het geval in 2011 een beroep op de MIA was gedaan, in 2014 alle verliezen als gevolg van deze aftrek middels carry-back en carry-forward zouden zijn verrekend.
Voorts heb ik geconstateerd dat bij de berekening van de schade de investeringen in de melkkoeltank en melkinstallatie door Flynth niet in de schadeberekening zijn meegenomen.

In de schadeberekening opgemaakt door Flynth wordt voor de vaststelling van de MIA als uitgangspunt het maximum bedrag waarover MIA-Vamil kan worden toegepast genomen (zie productie 16). Gezien het feit dat het maximumbedrag, te weten 123 dierplaatsen × € 5.300 is € 651.900 ook zonder de melkkoeltank al is bereikt met de investering in de ligboxenstal en de melkinstallatie, kan ik niet anders dan concluderen dat de schade met betrekking tot de investering in de melkkoeltank en melkinstallatie nihil is, althans dat het toevoegen van het investeringsbedrag met betrekking tot de melkkoeltank en melkinstallatie niet tot een hogere aftrekpost leidt.

Daarnaast merk ik op dat de melkinstallatie c.q. melkkoeltank ná 2011 is aangeschaft (overeenkomst getekend). Onder die omstandigheid had er in ieder geval (binnen drie maanden na overeenkomst) een aparte melding gedaan moeten worden voor de MIA-Vamil. Echter in dat geval had ten aanzien van de verkrijging van de MIA-Vamil de ligboxenstal als geheel aan de eisen van de MDV met betrekking tot het jaar 2012 c.q. 2013 moeten voldoen.

Gezien het feit dat niet aan deze eisen is voldaan, kan voor wat betreft de melkkoeltank en melkinstallatie geen aanspraak op MIA-Vamil worden gemaakt. Ik concludeer dat ten aanzien van de melkkoeltank en de melkinstallatie op dit punt geen sprake kan zijn van een schade.

(...)

Ter zake van de schade die geleden wordt met betrekking tot het niet toe kunnen passen van de Vamil, heb ik als uitgangspunt genomen dat de WOZ-waarde jaarlijks met 2% afneemt ten opzichte van het voorgaande jaar. Bij de toepassing van de vrijwillige afschrijving kan worden afgeschreven tot restwaarde. Het aantal jaren dat er in werkelijkheid wordt afgeschreven is afhankelijk van de hoogte van het bedrijfsresultaat. In de praktijk loopt de vrijwillige afschrijving doorgaans gelijk met de normale afschrijving. Bij de normale afschrijving overeenkomstig artikel 3.30a kan echter niet verder worden afgeschreven dan tot de bodemwaarde.

Bij de daling van de bodemwaarde loopt de afschrijving echter verder door tot uiteindelijk de restwaarde. Dit maakt dat in de jaren nadat de Vamil volledig is benut, de normale afschrijving nog blijft doorlopen. Bij de berekening heb ik als uitgangspunt genomen dat de afschrijving tot 30 jaar na het jaar van investeren doorloopt.

De schade is berekend op de contante waarde van een bedrag van € 53.201 (zie bijlage). Bij de berekening is een rentepercentage van 2% gehanteerd.

Door de gemiddelde belastingdruk als uitgangspunt te nemen, is de optimalisatie van de vrijwillige afschrijving in de berekening verdisconteerd.


3. Heeft u nog overige opmerkingen die voor een goed begrip en de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?


Voor een goed begrip van de zaak is het van belang dat de vraag met betrekking tot de schade als gevolg van het niet toe kunnen passen van de vrijwillige afschrijving alleen exact te berekenen is indien alle bedrijfsresultaten over de totale afschrijvingsperiode bekend zijn. (...)



3.4.
Als bijlage bij het rapport is een overzicht gevoegd met het opschrift ‘Schadeberekening als gevolg van het niet vrijwillig kunnen afschrijven rekening houdend met een afname van de WOZ-waarde vanaf 2013’. Dat overzicht komt uit op bedragen van € 67.496 in de kolom ‘belastingbesparing’ en € 53.201 in de kolom ‘CW belasting’.



3.5.
Volgens [naam eiser] is het rapport evident onvolledig en gebrekkig gemotiveerd. Van de schadeposten die Flynth in haar rapport heeft opgenomen, heeft de deskundige er volgens hem slechts één beoordeeld, namelijk post C, die ziet op schade door het mislopen van het belastingvoordeel dat de Vamil-afschrijving zou hebben opgeleverd. De andere posten heeft de deskundige zonder motivering buiten beschouwing gelaten, in het bijzonder de posten A en B tot een totaal van € 52.350,00 die zien op gemiste MIA, renteschade over de jaren 2012 tot en met 2014, schade met betrekking tot latente IB over de geclaimde OR-aftrek en de schade vanwege het niet kunnen optimaliseren van de IB-aangifte. [naam eiser] houdt het erop dat de deskundige zich kan vinden in de schadebegroting van Flynth voor de posten waarop hij (de deskundige) niet ingaat.



3.6.
Alfa Accountants kan zich in algemene zin vinden in de beoordelingen en becijferingen van de deskundige. Zij onderschrijft de conclusie van de deskundige dat de schade met betrekking tot de investering in de melkkoeltank en melkinstallatie gezien de fiscale resultaten die jaarlijks in het melkveebedrijf van [naam eiser] worden behaald, nihil is. Ook onderschrijft zij de conclusie van de deskundige dat de schade als gevolg van het te laat indienen van de aanvraag voor de MIA/Vamil-regeling ten aanzien van de investeringen in de melkkoeltank en de melkinstallatie nihil is, althans dat het toevoegen aan het investeringsbedrag van kosten voor de melkkoeltank en de melkinstallatie niet tot hogere aftrekposten leidt.



3.7.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Flynth heeft onder A schade berekend die [naam eiser] heeft geleden doordat hij de MIA-faciliteit niet heeft kunnen benutten over de jaren 2012 tot en met 2014. Voor zover de deskundige zich uitlaat over deze post, ziet hij geen aanleiding om af te wijken van de berekening van Flynth. Onder B heeft Flynth schade berekend over de jaren 2015 tot en met het jaar 2022 waarin de stal de bodemwaarde bereikt. Over deze post laat de deskundige zich niet uit. De deskundige begroot, zo te zien, alleen de toekomstige schade over de boekjaren 2024 (met gemiste belastingbesparing in 2025) tot en met 2032 (einde willekeurige afschrijvingstermijn) onder toepassing van een voordeelstoerekening over de resterende tien jaren van de normale afschrijvingstermijn vanwege de door hem aangenomen afname van de WOZ-waarde. Alfa Accountants heeft in haar conclusie na deskundigenbericht in verband met deze posten geen bezwaren naar voren gebracht. De rechtbank is van oordeel dat de berekeningen van Flynth onderbouwde en aannemelijke schattingen inhouden van deze schadeposten over de jaren 2012 tot en met 2022. Deze posten zullen daarom worden toegewezen overeenkomstig de berekening van Flynth, met correctie van een kennelijke rekenfout in post A, die niet € 38.119,00 bedraagt maar € 35.547,00 (zie bijlage 1. 1.3. bij het rapport van Flynth, daar weergegeven als ‘Schade 1’). Het in verband met deze posten toe te wijzen bedrag komt daarmee in totaal op € 49.778,00 (€ 35.547,00 + € 3.659,00 + € 2.572,00 + € 8.000,00).


3.8.
Onder C heeft Flynth berekend hoeveel belastingvoordeel [naam eiser] heeft gemist doordat hij het bedrag ter grootte van de bodemwaarde niet kon afschrijven in de periode 2023 tot en met 2033. Volgens Flynth bedraagt het gemiste belastingvoordeel € 92.595,00. De deskundige berekent de contante waarde van dit gemiste voordeel op € 53.201,00. [naam eiser] heeft Flynth gevraagd hierop commentaar te leveren. Volgens Flynth wordt het verschil van € 39.394,00 verklaard door een aantal aannames van de deskundige, te weten de aanname dat de WOZ-waarde jaarlijks met 2% daalt, waarbij de deskundige in het definitieve rapport (anders dan in het concept) uitgaat van een periode van dertig jaar met een waardedaling van 45%. Volgens Flynth is een andere aanname dan in het definitieve rapport van de deskundige evenzeer verdedigbaar. Flynth werpt voorts de vragen op of de deskundige er rekening mee heeft gehouden dat de ondergrond in waarde zou kunnen stijgen en of er rekening is gehouden met inflatie.



3.9.
Partijen hebben hun conclusies na deskundigenbericht tegelijk genomen en Alfa Accountants heeft niet gereageerd op het nadere rapport van Flynth. Alfa Accountants meent dat in het vonnis uitgegaan zal moeten worden van € 53.201,00, al is dat in verband met de aanhoudende verliezen bij [naam eiser] vermoedelijk voor hem te gunstig.



3.10.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. De deskundige heeft zich bij de begroting van schadepost C niet gebaseerd op ongemotiveerde aannames, maar op uitgangspunten die hij in zijn antwoord op vraag 2 heeft beargumenteerd. In het bijzonder wijst hij erop dat hij bij het bepalen van de WOZ-waarde rekening heeft gehouden met de technische veroudering van de bedrijfsgebouwen, de invloed van de beperkingen als gevolg van wet- en regelgeving en het marktsentiment. Deze onderbouwing is afdoende. Hetgeen Alfa Accountants (dan wel Flynth) ertegen heeft ingebracht, doet daaraan geen afbreuk. Aan de vragen die Flynth in haar reactie opwerpt, verbindt [naam eiser] geen concrete gevolgen, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. De begroting door de deskundige van schadepost C houdt naar het oordeel van de rechtbank een aannemelijke schatting in van dit onderdeel van de schade. Het door de deskundige voor deze schadepost begrote bedrag van € 53.201,00 zal daarom worden toegewezen.



3.11.
Alfa Accountants wijst erop dat de deskundige bij zijn berekeningen is uitgegaan van een gemiddelde belastingdruk van 40,98% hoewel [naam eiser] er bij herhaling op heeft gewezen dat zijn onderneming verlies lijdt. Onder die omstandigheden heeft [naam eiser] volgens Alfa Accountants weinig aan extra aftrekposten. Alfa Accountants heeft de rechtbank verzocht dit aspect te betrekken bij de vraagstelling aan de deskundige, maar dat heeft de rechtbank niet gedaan.



3.12.
De rechtbank leidt uit de conclusie na deskundigenbericht (in het bijzonder onder 1.7) af dat Alfa Accountants zich erbij neerlegt dat de rechtbank de deskundige niet heeft gevraagd dit aspect in de schadebegroting te betrekken. De rechtbank volgt de deskundige daarom ook voor zover hij van deze gemiddelde belastingdruk uitgaat. Uit de opstelling van Flynth van de IB-aangifte over de jaren 2008 tot en met 2014 (laatste jaar geschat), overgelegd als bijlage 1. 1.2 bij haar schade-opstelling van 18 februari 2015, leidt de rechtbank overigens af dat over alle jaren commerciële winsten zijn opgenomen en over alle jaren behalve 2009 ook belastbare winsten.



3.13.
Aldus zal een schadevergoeding worden toegewezen van € 102.979,00, namelijk € 49.778,00 (3.7) + € 53.201,00 (3.10). [naam eiser] heeft gevorderd dat Alfa Accountants wordt veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over deze bedragen vanaf 21 juli 2014, de dag waarop de advocaat van Alfa Accountants na meermaals te zijn aangemaand kenbaar heeft gemaakt dat aansprakelijkheid niet zal worden erkend. Omdat tegen de rentevordering geen afzonderlijk verweer is gevoerd, zal de wettelijke rente worden toegewezen zoals gevorderd, met dien verstande dat over toekomstige schade geen vertragingsrente kan worden toegewezen met ingang van een datum in het verleden. Ervan uitgaande dat die toekomstige schade door Flynth en de deskundige contant is gemaakt naar 2015, zal de rechtbank de rente toewijzen vanaf de dagvaarding op 24 maart 2015.



3.14.

[naam eiser] vordert voorts schade die hij heeft geleden doordat hij kosten heeft moeten maken in verband met het inschakelen van de deskundige. De deskundige neemt daarvoor onder D een post op van € 9.075,00 inclusief btw. [naam eiser] stelt dat de nota van de deskundige die is ingeschakeld om de schade te begroten € 7.950,00 bedraagt, waarbij hij verwijst naar een factuur van Flynth van 13 januari 2015 van € 3.757,70 (bij dagvaarding, productie 17) en naar een factuur van Flynth van 27 februari 2015 van € 4.192,30 (bij akte van 9 september 2015, productie 25). Bij conclusie na deskundigenbericht heeft [naam eiser] zijn eis vermeerderd met € 1.833,00 als vergoeding van kosten van Flynth voor het opstellen van haar reactie van 29 januari 2018 op het concept-rapport van de deskundige. Voorts maakt [naam eiser] aanspraak op betaling van € 2.315,20 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.



3.15.
Alfa Accountants betwist de redelijkheid van het door Flynth in rekening gebrachte bedrag. Zij voert (bij antwoord) aan dat een deugdelijke urenspecificatie ontbreekt. Zij betoogt voorts (bij akte van 7 oktober 2015) dat het disproportioneel is 52 uur in rekening te brengen voor een eenvoudige berekening en verder dat er uren in rekening worden gebracht die dateren van na 18 februari 2015, het moment waarop de schadeberekening is afgerond.
Volgens Alfa Accountants is er voorts geen reden om buitengerechtelijke incassokosten te maken en is de hoogte van het gevorderde bedrag niet redelijk. Bovendien is volgens haar cumulatie tussen de kosten van Flynth en incassokosten niet redelijk.



3.16.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 BW komen als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (sub b) en redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (sub c). Als [naam eiser] in redelijkheid redelijke kosten heeft gemaakt voor het vaststellen van schade en ook voor het verkrijgen van voldoening buiten rechte, dan komt hij in aanmerking voor vergoeding van beide posten. De berekening die Flynth bij brief van 18 februari 2015 heeft gepresenteerd is naar het oordeel van de rechtbank geen eenvoudige berekening. De kosten die zij daarvoor in rekening heeft gebracht, zijn niet disproportioneel. De rechtbank leidt uit de omschrijving op de facturen af dat deze betrekking hebben op werkzaamheden tot en met respectievelijk 31 december 2014 en 18 februari 2015. Deze beide facturen komen voor vergoeding in aanmerking, derhalve tot een bedrag van in totaal € 7.950,00, te vermeerderen met de niet afzonderlijk betwiste wettelijke rente vanaf 24 maart 2015 (de dag van dagvaarding). [naam eiser] (dan wel Flynth) heeft niet duidelijk gemaakt op grond waarvan daarnaast het door Flynth onder D begrote bedrag voor vergoeding in aanmerking komt, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen. De post van € 1.833,00 wordt eveneens afgewezen, omdat deze ziet op kosten gemaakt ten behoeve van de procedure, waarvoor een vergoeding in het forfaitaire tarief voor de proceskostenveroordeling is begrepen.



3.17.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt beoordeeld aan de hand van het rapport Voor-werk II. De vordering is immers gebaseerd op een toerekenbare tekortkoming en verzuim van voor 1 juli 2012 (namelijk drie maanden na uiterlijk 31 december 2011; zie het tussenvonnis van 23 december 2015 onder 3.2 en het tussenvonnis van 7 december 2016 onder 2.12). [naam eiser] heeft onbetwist gesteld dat zij brieven aan Alfa Accountants heeft laten schrijven op 28 september 2012, 4 december 2013, 11 februari 2014 en 16 juli 2014 teneinde vergoeding van geleden schade te verkrijgen (dagvaarding 16 tot en met 24). Het bedrag van € 2.315,20 dat [naam eiser] als vergoeding daarvoor vordert, valt binnen de daarvoor geldende tarieven. Het bedrag zal daarom worden toegewezen.



3.18.
Alfa Accountants zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten met wettelijke rente en de nakosten. De kosten van de deskundigen, die zij heeft voorgeschoten, blijven daarom voor haar rekening.





4De beslissing
De rechtbank


4.1.
veroordeelt Alfa Accountants tot betaling aan [naam eiser] van € 102.979,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;



4.2.
veroordeelt Alfa Accountants tot betaling aan [naam eiser] van € 7.950,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening,



4.3.
veroordeelt Alfa Accountants tot betaling aan [naam eiser] van € 2.315,20,



4.4.
veroordeelt Alfa Accountants in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van [naam eiser] begroot op € 98,75 aan explootkosten, € 1.533,00 aan vast recht, € 8.535,00 aan salaris voor de advocaat (5 punten, tarief V) en € 805,00 aan getuigentaxe (€ 750,00 + € 55,00) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden,



4.5.
veroordeelt Alfa Accountants in de nakosten, aan de zijde van [naam eiser] bepaald op € 157,00 voor nasalaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 82,00 voor nasalaris advocaat,



4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,



4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2019.
Link naar deze uitspraak