Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBZWB:2019:520 
 
Datum uitspraak:07-02-2019
Datum gepubliceerd:11-02-2019
Instantie:Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Zaaknummers:BRE 18_4148
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 juni 2018 (bestreden besluit) van het college inzake de afwijzing van zijn aanvraag om schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs).
Trefwoorden:ingezetene
 
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 18/4148 WGS

uitspraak van 7 februari 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen


[naam eiser] , woonplaats onbekend, laatstelijk te [naam woonplaats 1] , eiser,

en


het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder.




Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 juni 2018 (bestreden besluit) van het college inzake de afwijzing van zijn aanvraag om schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 18 oktober 2018. Eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam gemachtigde] . Tijdens de zitting is door de rechtbank toegelicht dat bij de voorbereiding van de zaak is gebleken dat het beroepschrift niet door eiser is ondertekend.

Als gevolg hiervan is het onderzoek ter zitting geschorst. Eiser is in de gelegenheid gesteld een ondertekend beroepschrift aan de rechtbank te doen toekomen. Op 24 november 2018 heeft eiser alsnog een door hem ondertekend beroepschrift ingediend.

Op 12 december 2018 heeft de rechtbank aan partijen aangekondigd dat zij een nadere zitting achterwege wenst te laten. Geen van de partijen hebben vervolgens aangegeven dat zij op een nadere zitting wensen te worden gehoord. Naar aanleiding hiervan heeft de rechtbank op 14 januari 2019 het onderzoek gesloten.



Overwegingen
Feiten en omstandigheden

1. Eiser stond met een briefadres ingeschreven in de basisregistratie personen (basisregistratie) op het adres [adres] te [naam woonplaats 1] . Op dit adres is een maatschappelijke opvang voor dak- en thuislozen gevestigd.

Op 8 januari 2018 heeft eiser een aanvraag ingediend voor gemeentelijke schuldhulpverlening bij de [naam sociale dienst 2] . Eiser heeft op het aanvraagformulier de vraag “Staat u ingeschreven op een adres in de gemeente [naam woonplaats 1] , [adres] of [naam woonplaats 3] ?” met “ja” beantwoord.

Bij brief van 21 februari 2018 is aan eiser medegedeeld dat op de aanvraag nog geen besluit kan worden genomen, omdat niet alle benodigde gegevens zijn overgelegd. De ontbrekende gegevens betreffen onder meer de verblijfplaats van eiser waarop een huisbezoek mogelijk is en een overzicht van waar eiser in de periode vanaf 4 januari 2018 de nachten heeft doorgebracht. Eiser is verzocht voor 5 maar 2018 de ontbrekende gegevens aan te leveren. Eiser heeft gereageerd binnen deze termijn. Daarbij zijn echter niet alle gevraagde gegevens overgelegd. Daarom is eiser bij brief van 13 maart 2018 opnieuw verzocht de ontbrekende gegevens aan te leveren.

Bij besluit van 28 maart 2018 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiser om schuldhulpverlening afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat eiser op grond van de Beleidsregels Schuldhulpverlening [naam woonplaats 1] (Beleidsregels) niet in aanmerking komt voor schuldhulpverlening. Eiser is volgens het college aan te merken als een niet-zwervende thuisloze, die zijn feitelijk verblijf niet houdt binnen het werkgebied van de [naam sociale dienst 2]. Eiser is ook niet voornemens feitelijk verblijf te gaan houden in de gemeente [naam woonplaats 1] of in het werkgebied van de [naam sociale dienst 2]. Daarnaast voldoet eiser volgens het college niet aan de in artikel 6 van de Wgs opgenomen inlichtingenplicht. Zo bestaat onder meer onduidelijkheid over de woon- en verblijfsituatie van eiser en wenst eiser niet alle voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke gegevens te verstrekken.

Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.

Bij brief van 31 mei 2018 heeft het college aan eiser het voornemen medegedeeld om zijn adresgegevens in de basisregistratie ambtshalve te wijzigen naar ‘onbekend’.

Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, overeenkomstig het advies van de adviescommissie. Daarbij heeft het college de motivering van het primaire besluit verbeterd, in die zin dat de overweging over schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 6 van de Wgs is komen te vervallen. Volgens het college is eiser, ondanks dat hij een briefadres heeft op het adres [adres] te [naam woonplaats 1] , geen inwoner van de gemeente [naam woonplaats 1] . Volgens het college woont eiser in de gemeente [naam woonplaats 4] , maar kan hij zich aldaar niet inschrijven omdat de personen bij wie hij verblijft om hen moverende redenen dit niet toestaan. Het college begrijpt dat het voor eiser een vervelende en onwenselijke situatie is, maar de gevolgen van de keuze om toch bij die personen te verblijven komt voor rekening en risico van hemzelf.

Op 18 juni 2018 heeft het college de aanvraag van eiser om schuldhulpverlening doorgezonden aan de gemeente [naam woonplaats 4] . Bij e-mailberichten van 21 juni 2018 en 26 juni 2018 heeft de [naam sociale dienst 1] aan eiser medegedeeld dat hij alleen kan worden geholpen als hij is uitgeschreven uit de gemeente [naam woonplaats 1] en in de [naam woonplaats 4] op een adres is ingeschreven.

Bij besluit van 11 juli 2018 heeft het college eiser ambtshalve uitgeschreven uit de gemeente [naam woonplaats 1] en de adresgegevens van eiser in de basisregistratie met ingang van 13 juni 2018 gewijzigd naar ‘onbekend’. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat uit informatie van de [naam sociale dienst 2] blijkt dat eiser geen recht heeft op een briefadres bij de maatschappelijke opvang. Volgens het college dient eiser zich in te schrijven op het adres waar hij de meeste nachten verblijft. Eiser heeft niet gereageerd op verzoeken van het college om zijn huidige woonadres kenbaar te maken en het college heeft hem ook niet kunnen bereiken.

Het standpunt van eiser


2. Eiser voert, samengevat, aan dat het college ten onrechte zijn aanvraag om schuldhulpverlening heeft afgewezen. Volgens eiser heeft hij terecht schuldhulpverlening aangevraagd bij de gemeente waarin hij het langst heeft gewoond, in dit geval in de omgeving van de gemeente [naam woonplaats 1] . Als gevolg van de afwijzing kan eiser geen betalingsregeling treffen met zijn schuldeisers, waardoor hij in de problemen is geraakt. Eisers kan met zijn problemen bij geen enkele overheidsinstantie terecht en wordt zowel door het college als door de gemeente [naam woonplaats 4] van het kastje naar de muur gestuurd.


Wettelijk kader



3.1
Op grond van artikel 1 van de Wgs – voor zover hier van belang – wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:



college: college van burgemeester en wethouders;



inwoner: degene die als ingezetene in de basisregistratie is ingeschreven;



schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg;



verzoeker: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening.



Artikel 3, eerste lid, van de Wgs – voor zover hier van belang – bepaalt dat het college verantwoordelijk is voor de schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente.



3.2
Op grond van artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen (Wbp) – voor zover hier van belang – wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

de ingezetene: de ingeschrevene, die zijn adres heeft in een gemeente in Nederland, en op wiens persoonslijst niet het gegeven van zijn overlijden of van vertrek uit Nederland als actueel gegeven is opgenomen;
het briefadres: het adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen;
het adres: het woonadres, dan wel bij het ontbreken hiervan of bij toepassing van artikel 2.40 of 2.41, het briefadres.


Beleidsregels


4. Bij besluit van 3 juli 2012 heeft het college gelet op onder meer artikel 3 van de Wsg de Beleidsregels vastgesteld.

Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Beleidsregels hebben alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven dezelfde betekenis als in de Wgs en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Op grond van artikel 2 van de Beleidsregels kunnen alle inwoners van de gemeente [naam woonplaats 1] van 18 jaar en ouder zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening. In de toelichting bij dit artikel is vermeld dat schuldhulpverlening in beginsel openstaat voor alle inwoners van [naam woonplaats 1] van 18 jaar en ouder.


Beoordeling door de rechtbank


5. Ter beoordeling aan de rechtbank ligt de vraag voor of het college op goede gronden de aanvraag van eiser om schuldhulpverlening heeft afgewezen. Het college heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat eiser geen inwoner is van de gemeente [naam woonplaats 1] .

Op grond van artikel 2 van de Beleidsregels kunnen alle inwoners van de gemeente [naam woonplaats 1] zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening. In de Beleidsregels is van het begrip ‘inwoner’ geen omschrijving opgenomen. In artikel 1, eerste lid, van de Beleidsregels is echter bepaald dat alle begrippen die in de Beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven dezelfde betekenis hebben als in de Wgs. In artikel 1 van de Wgs is wel een omschrijving opgenomen van wat onder het begrip ‘inwoner’ moet worden verstaan, namelijk degene die als ingezetene in de basisregistratie is ingeschreven. Uit artikel 1.1, aanhef en onder f, van de Wbp volgt vervolgens dat onder ingezetene wordt verstaan, de ingeschrevene die zijn adres heeft in een gemeente Nederland en op wiens persoonslijst niet het gegeven van vertrek uit Nederland als actueel gegeven is opgenomen. Onder het begrip ‘adres’ wordt op grond van artikel 1.1, aanhef en onder q, van de Wbp bij het ontbreken van een woonadres ook een briefadres verstaan.

Vast staat dat eiser ten tijde van zijn aanvraag om schuldhulpverlening in de basisregistratie stond ingeschreven met het briefadres [adres] te [naam woonplaats 1] . Ook ten tijde van het nemen van het primaire besluit en het bestreden besluit stond hij op dit adres ingeschreven. Dit betekent dat eiser op dat moment ingezetene was van de gemeente [naam woonplaats 1] , als bedoeld in artikel 1.1, aanhef en onder f, van de Wbp. Omdat in de Wgs en de Beleidsregels voor het begrip inwoner is aangesloten bij het begrip ingezetene was eiser op dat moment ook inwoner van de gemeente [naam woonplaats 1] . Dat bij het college twijfels bestonden over de juistheid van het postadres in de gemeente [naam woonplaats 1] en eiser nadien ook daadwerkelijk is uitgeschreven leidt niet tot een ander oordeel. Doorslaggevend zijn immers de hiervoor genoemde momenten en op die momenten was eiser nog inwoner van de gemeente [naam woonplaats 1] in de zin van de Wgs en de Beleidsregels.

Dit betekent dat het college ten onrechte aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag heeft gelegd dat eiser geen inwoner was van de gemeente [naam woonplaats 1] . Gelet hierop moet het beroep van eiser gegrond worden verklaard en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking.

6. De rechtbank ziet aanleiding te beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven, als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, van de Awb. Bij deze beoordeling moet de rechtbank uitgaan van de geldende feiten en omstandigheden en het geldende recht ten tijde van het doen van de uitspraak.

Vast staat dat eiser bij besluit van 11 juli 2018 is uitgeschreven uit de gemeente [naam woonplaats 1] en zijn adresgegevens in de basisregistratie zijn gewijzigd naar ‘onbekend’. Niet is gebleken dat eiser tegen dit besluit rechtsmiddelen heeft aangewend. Het college heeft ter zitting toegelicht dat eiser zich nog niet heeft ingeschreven op een nieuw adres in een gemeente in Nederland. Dit betekent dat eiser op dit moment niet meer kan worden aangemerkt als ingezetene van de gemeente [naam woonplaats 1] en dus ook niet meer als inwoner van de gemeente [naam woonplaats 1] , als bedoeld in de Wgs en de Beleidsregels.
Op grond hiervan moet de aanvraag van eiser om schuldhulpverlening dan ook worden afgewezen. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, inhoudende de afwijzing van de aanvraag van eiser om schuldhulpverlening, in stand kunnen blijven.


Conclusie


7. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat het beroep van eiser gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Zoals hiervoor is overwogen ziet de rechtbank aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.

8. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


Overweging ten overvloede


10. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eiser bij het indienen van het beroepschrift het adres [adres] te [naam woonplaats 1] als correspondentieadres heeft opgegeven. Vervolgens heeft eiser de rechtbank meerdere malen verzocht om per e‑mail met hem te corresponderen, omdat hij niet meer over een adres beschikt.

Een e‑mailadres kan op grond van de Awb echter niet worden aangemerkt als adres. Op het verzoek van de rechtbank om een juist correspondentieadres door te geven heeft eiser niet gereageerd, terwijl het wel zijn verantwoordelijkheid is om een juist adres door te geven waarop de rechtbank eiser kan bereiken. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4273.

De rechtbank zal deze uitspraak dan ook op de in de Awb voorgeschreven wijze aan eiser verzenden naar het in het beroepschrift aangegeven en bij de rechtbank laatste bekende adres. Om eiser enigszins tegemoet te komen zal de rechtbank ook een geanonimiseerde versie van deze uitspraak publiceren op www.rechtspraak.nl.

Beslissing

De rechtbank:


verklaart het beroep gegrond;


vernietigt het bestreden besluit;


bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;


draagt het college op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden.



Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.M. van Lanen, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.A. Laheij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2019.





griffier rechter


Afschrift verzonden aan partijen op:





Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Link naar deze uitspraak