Inloggen 
 

 Registreren
 Wachtwoord vergeten?


Terug naar het beginscherm

 
 
 
Neem contact op met de Agro-advieslijn:
0570-657417 (Houtsma Bedrijfsadvies)
ECLI:NL:RBROT:2023:10796 
 
Datum uitspraak:10-11-2023
Datum gepubliceerd:20-11-2023
Instantie:Rechtbank Rotterdam
Zaaknummers:ROT 22/3879
Rechtsgebied:Bestuursrecht
Indicatie:Omgevingsvergunning voor het bouwen en in gebruik nemen van een multifuel-tankstation. Het bestreden besluit is een besluit abi artikel 6:19 van de Awb. Eiseressen hebben tegen het oorspronkelijke besluit geen beroep ingesteld. Het bestreden besluit heeft geen nadelige gevolgen voor eiseressen zodat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.
Trefwoorden:bestemmingsplan
omgevingsvergunning
varkens
 
Uitspraak
Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 22/3879

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen



[eiseres 1] . en [eiseres 2] . ( [eiseres 1 en 2] ), beiden te [plaats 1] , eiseressen,
gemachtigde: mr. D. Kochx,

en

het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland , verweerder,
gemachtigden: mrs. M.J.O. Copier en L.J. Gerritsen.


Als derde partijen hebben aan het geding deelgenomen:

- [vergunninghoudster]. ([vergunninghoudster]), te [plaats 2] , vergunninghoudster,


- [derde belanghebbende] . ( [derde belanghebbende] ), te [plaats 3] , derde belanghebbende.
gemachtigden: mrs. A . Danopoulos en L. Hoeben.




Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de op 3 november 2021 aan [vergunninghoudster] verleende omgevingsvergunning, voor het bouwen en in gebruik nemen van een multifuel-tankstation op het bedrijvenpark Prisma te Bleiswijk, ambtshalve gewijzigd.


[eiseres 1 en 2] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is, gevoegd met zaaknummer ROT 21/6199, op 5 september 2023 ter zitting behandeld. Namens [eiseres 1 en 2] is mr. P.M.J. de Haan verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, bijgestaan door [persoon A] , [persoon B] ,

[persoon C] en [persoon D] . Namens [vergunninghoudster] is [persoon E] verschenen en namens [derde belanghebbende] mr. L. Hoeben, vergezeld van [persoon F] en [persoon G] .

Na afloop van de zitting zijn de gevoegde zaken op grond van artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) weer gesplitst. Als gevolg daarvan wordt in beide zaken afzonderlijk uitspraak gedaan.



Overwegingen

1. Op 18 januari 2019 heeft [vergunninghoudster] bij verweerder een aanvraag ingediend voor het oprichten en het in gebruik nemen van een motorbrandstoffenverkooppunt voor het wegverkeer op het bedrijvenpark Prisma te Bleiswijk, waar naast de vloeibare conventionele brandstoffen (benzine en diesel) ook waterstof, LNG (vloeibaar aardgas), CNG (aardgas onder druk) en elektriciteit aan motorvoertuigen (personenauto's en vrachtwagens) wordt geleverd (multifuel-tankstation). Verder ziet de aanvraag op een reclamemast en een verkoopruimte (shop) inclusief een bereidingsruimte voor broodjes en snacks. Naast de bouwactiviteit en het handelen in strijd met het bestemmingsplan, ziet de aanvraag tevens op een oprichtingsvergunning milieu.

2. Bij besluit van 3 november 2021 heeft verweerder hiervoor een omgevingsvergunning verleend. Nadat tegen dit besluit door de “Belangenvereniging De Kruisweg” beroep bij de rechtbank Rotterdam is ingesteld (ROT 21/6199) heeft verweerder bij het bestreden besluit de hiervoor genoemde omgevingsvergunning ambtshalve gewijzigd.

3. [eiseres 1 en 2] geeft in beroep aan onder meer [tankstation] Waddinxveen aan de [adres] te Waddinxveen te bezitten, welk tankstation vanaf 1 augustus 2022 operationeel is. Het tankstation heeft pompen voor onder meer AdBlue, CNG+, Euro E5, E10, Superchargers, Diesel, HV0100, LNG en Waterstof. Dit tankstation ligt, net als het aan [vergunninghoudster] vergunde tankstation, aan de Al2.


[eiseres 1 en 2] stelt concurrent te zijn van [vergunninghoudster] omdat zij in hetzelfde marktsegment en in hetzelfde verzorgingsgebied als [vergunninghoudster] opereert. Er zijn maar weinig tankstations in Nederland die nieuwe duurzame brandstoffen zoals CNG (aardgas onder druk), LNG (vloeibaar aardgas) en Waterstof verkopen voor vrachtwagens. Vrachtwagens leggen grote afstanden tussen die tankstations af. De afstand tussen de verkooppunten van nieuwe duurzame brandstoffen moet voldoende groot zijn omdat anders de exploitatie niet rendabel is. De onderlinge afstand tussen de locatie van [vergunninghoudster] en haar tankstation te Waddinxveen acht [eiseres 1 en 2] te beperkt.


[eiseres 1 en 2] meent dat haar niet kan worden tegengeworpen dat zij destijds geen zienswijze tegen de ontwerpbeschikking heeft ingediend en wijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786.


[eiseres 1 en 2] stelt zich op het standpunt dat verweerder de gewijzigde omgevingsvergunning niet mocht verlenen, nu het geen wijzigingen van ondergeschikte aard betreft. Bij het bestreden besluit is een reclamemast van 18 meter hoog vergund. Zowel op zichzelf beschouwd als afgezet tegen het totale bouwplan is de reclamemast niet van ondergeschikte aard. Dit bouwwerk steekt ver boven de rest van het multifuel-tankstation uit. [eiseres 1 en 2] is tegen plaatsing van de reclamemast nu haar tankstation aan dezelfde snelweg is gelegen. Zij zal door de reclamemast klandizie aan dit tankstation verliezen. [eiseres 1 en 2] kan verweerder niet volgen in zijn stelling dat de 18 meter hoge reclamemast is gericht op lokaal verkeer van de N209. In dat geval had deze reclamemast niet zo hoog hoeven zijn. Bovendien staat het bestemmingsplan “Hoefweg-Noord (Prisma)” (het bestemmingsplan) slechts reclamemasten toe tot een hoogte van 14 meter. Het betreft dus geen gebonden beschikking.

Daarnaast meent [eiseres 1 en 2] dat verweerder ten onrechte maar liefst 52 m2 aan horeca toestaat, terwijl dat voor concurrenten op bedrijventerreinen niet wordt toegelaten. Horeca hoort niet
thuis op een bedrijventerrein. Dat in de gewijzigde omgevingsvergunning als voorschrift is opgenomen dat flexwerken niet is toegestaan, maakt niet dat deze horeca toelaatbaar is. [vergunninghoudster] heeft daarmee een oneerlijke marktpositie ten opzichte van haar concurrenten. Bovendien stelt verweerder ten onrechte dat deze horeca in overeenstemming is met de gemeentelijke horecavisie `Horeca in Lansingerland '. In deze horecavisie staat niet dat horeca bij een multifuel-tankstation op een bedrijventerrein aanvaardbaar is.

4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat [eiseres 1 en 2] niet in haar beroep kan worden ontvangen. [eiseres 1 en 2] heeft geen zienswijze ingediend tegen het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning en geen beroep ingesteld tegen de eerder verleende omgevingsvergunning van 3 november 2021. Voorts acht verweerder [eiseres 1 en 2] geen belanghebbende bij de verleende omgevingsvergunning. Verweerder bestrijdt in dit verband dat beide tankstations zullen opereren in hetzelfde marktsegment. Daarbij acht verweerder van belang dat het tankstation van [eiseres 1 en 2] op een afstand van 10 km van het projectgebied is gelegen.

5. Dat [eiseres 1 en 2] geen zienswijzen als bedoeld in artikel 6:13 van de Awb tegen het ontwerpbesluit heeft ingediend, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat zij reeds om die reden niet-ontvankelijk in haar beroep is te achten. De Afdeling heeft haar jurisprudentie over de ontvankelijkheid van beroepen tegen omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met afdeling 3.4 van de Awb gewijzigd. Aanleiding daarvoor was het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7. Aan belanghebbenden wordt in omgevingsrechtelijke zaken niet langer tegengeworpen dat zij geen zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786. Voor het antwoord op de vraag of het beroep van [eiseres 1 en 2] ontvankelijk is, is dus beslissend of zij belanghebbende is bij de verleende omgevingsvergunning.

6. De rechtbank is, anders dan verweerder, van oordeel dat [eiseres 1 en 2] als belanghebbende kan worden aangemerkt. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Zoals de Afdeling in overweging 3.1 van de uitspraak van 25 mei 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1422) heeft overwogen, is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit belanghebbende. Van een concurrentiebelang dat rechtstreeks is betrokken is sprake als de onderneming in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is.

De rechtbank is verder van oordeel dat [eiseres 1 en 2] wel in hetzelfde marktsegment (tankstation met eveneens CNG, LNG en waterstof) werkzaam is. De rechtbank gaat er daarnaast vanuit dat het verzorgingsgebied van een tankstation, zeker als dat buiten de bebouwde kom is gelegen, groter is dan bijvoorbeeld dat van reguliere detailhandel. In dit geval zijn beide multifuel-tankstations in de nabijheid van de snelweg A12 gelegen en is de onderlinge afstand circa 9 tot 10 km. De omstandigheid dat beide tankstations niet aan dezelfde zijde van de A12 liggen, doet er niet aan af dat beide zich (mede) richten op de weggebruikers van de A12. Gelet op de exclusiviteit van nieuwe duurzame brandstoffen, is de afstand tussen beide multifuel-tankstations niet zodanig groot dat zij geen concurrentie van elkaar zullen ondervinden. Omdat er in Nederland nog niet veel tankstations met CNG, LNG en waterstof zijn, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat klanten bereid zijn om daarvoor een aantal kilometers om te rijden. Zij is dan ook van oordeel dat beide tankstations werkzaam zijn in hetzelfde verzorgingsgebied.

Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat [eiseres 1 en 2] als concurrent in hetzelfde marktsegment en hetzelfde verzorgingsgebied werkzaam is, zodat [eiseres 1 en 2] een rechtstreeks betrokken belang heeft bij de vergunningverlening aan [vergunninghoudster] .


7.1.
Het bestreden besluit is een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb, genomen als gevolg van het beroep dat tegen de omgevingsvergunning van 3 november 2021 is ingediend (zaaknummer: ROT 21/61199). [eiseres 1 en 2] heeft tegen het oorspronkelijke besluit geen beroep ingesteld.



7.2.
Wanneer een belanghebbende geen beroep heeft ingesteld tegen een besluit dat nadien bij een beslissing op een door anderen ingesteld beroep is vernietigd, en hij als gevolg van het nadere besluit niet in een nadeliger positie is komen te verkeren dan waarin hij zich bevond als gevolg van het vernietigde besluit, en evenmin is gebleken van aan dat nadere besluit ten grondslag liggende gewijzigde feiten of omstandigheden waardoor hem anderszins redelijkerwijs niet kan worden verweten niet eerder te zijn opgekomen, leidt dit tot niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep. Dit volgt onder meer uit de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2731. Artikel 6:19 van de Awb is in principe in het leven geroepen om de rechtsbescherming van de indiener van het beroep te waarborgen. Slechts indien het vervangingsbesluit nadelige gevolgen heeft voor een partij die in beroep geen partij is, kan deze zelfstandig beroep instellen tegen het nieuwe besluit.



7.3.
De rechtbank stelt vast dat met de gewijzigde omgevingsvergunning geen nieuwe omgevingsvergunning voor een ander bouwplan is verleend. Met het bestreden besluit is de motivering van de oorspronkelijke omgevingsvergunning op onderdelen gewijzigd en zijn enkele voorschriften gewijzigd. Het bouwplan zelf is niet gewijzigd. Bij de beoordeling van de beroepsgronden van [eiseres 1 en 2] komt de rechtbank tot de conclusie dat [eiseres 1 en 2] door deze wijzigingen niet in een nadeliger positie is gekomen dan waarin zij zich bevond als gevolg van de oorspronkelijke omgevingsvergunning. Evenmin is sprake van nieuwe feiten of omstandigheden.


7.3.1.
In dit verband overweegt de rechtbank dat [eiseres 1 en 2] er ten onrechte vanuit gaat dat de reclamemast geen onderdeel uitmaakte van het bouwplan waarvoor eerder op 3 november 2021 een omgevingsvergunning is verleend. De reclamemast staat op de vergunde bouwtekeningen. Verder is deze besproken in de ruimtelijke onderbouwing en zijn in de voorschriften bij de omgevingsvergunning van 3 november 2021 eisen gesteld met betrekking tot de verlichting van deze reclamemast. Bij het bestreden besluit is slechts de considerans van de omgevingsvergunning volledigheidshalve aangevuld met een expliciete vermelding van de reclamemast en is verder de motivering van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de reclamemast nader onderbouwd. De reclamemast zelf is niet gewijzigd.



7.3.2.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de in het bestreden besluit gewijzigde voorschriften voor de horecafunctie eerder in het nadeel van [vergunninghoudster] zijn, dan dat [eiseres 1 en 2] daardoor in een nadeliger positie is geraakt ten opzichte van de op 3 november 2021 verleende omgevingsvergunning.




7.4.
Gelet op het vorenstaande heeft het onderhavige bestreden besluit geen nadelige gevolgen voor [eiseres 1 en 2] , die geen partij is in het beroep tegen het besluit van 3 november 2021. Het beroep van [eiseres 1 en 2] is daarom niet-ontvankelijk.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.





Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.


Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, voorzitter, en
mr. G.C.W. van der Feltz en mr. J.J. Turenhout, leden, in aanwezigheid van mr. A. Vermaat, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 10 november 2023.





griffier voorzitter


Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:




Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Link naar deze uitspraak